Plan: | Fiifhuzen 8 te Harkema en Verkerckstraat te Surhuisterveen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0059.PHHaFiifh8SvVerkst-VG01 |
Aan de Fiifhuzen in Harkema ligt het braakliggende perceel van een voormalig peuterspeelzaal. De gemeente Achtkarspelen is voornemens dit perceel als vrije woonkavel te verkopen. Tevens is bij de gemeente het verzoek ingediend om aansluitend op de garageboxen aan de Verkerckstraat in Surhuisterveen twee extra garageboxen te bouwen. Deze ontwikkelingen zijn op basis van de geldende bestemmingsplannen niet mogelijk (zie hiervoor paragraaf 1.3).
De gemeente heeft besloten beide ontwikkelingen mogelijk te maken door middel van één nieuw bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan vormt het juridisch-planologisch kader waarbinnen:
Het plangebied van dit bestemmingsplan betreft twee locaties, namelijk het perceel Fiifhuzen 8 in Harkema en de locatie van de garageboxen aan de Verkerckstraat in Surhuisterveen. De globale ligging van deze twee locaties in de kernen is weergegeven in figuur 1.
Figuur 1. De globale ligging van het plangebied
De bestemming van het perceel aan de Fiifhuzen in Harkema is momenteel 'Maatschappelijk', met daarop een bouwvlak. Dit perceel is geregeld in het bestemmingsplan Harkema-Dorp, dat is vastgesteld op 13 december 2007. Op het perceel kan een gebouw ten behoeve van een maatschappelijke functie, zoals een peuterspeelzaal of school, met een maximale bouwhoogte van 7 meter worden gebouwd. Het gebruik van het perceel ten behoeve van wonen en het oprichten van een nieuw woonhuis is op basis van de bestemming niet toegestaan.
De bestemming van de locatie van de garageboxen in Surhuisterveen is 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Dit is geregeld in het bestemmingsplan Surhuisterveen Dorp, dat op 27 augustus 2009 is vastgesteld. De garageboxen zijn vastgelegd binnen de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garageboxen', waarbinnen het maximaal 8 garageboxen zijn toegestaan. Omdat de aangevraagde garageboxen buiten deze aanduiding zijn geprojecteerd en omdat het aantal garageboxen in de nieuwe situatie meer zijn dan 8, is het verzoek in strijd met het bestemmingsplan.
Om de gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken, wordt daarom een nieuw bestemmingsplan opgesteld.
Na deze inleiding beschrijft hoofdstuk 2 de huidige situatie van het plangebied en de gewenste ontwikkelingen. In hoofdstuk 3 worden de ontwikkelingen getoetst aan het relevante beleid. Hier wordt ingegaan op het rijks-, provinciaal en het gemeentelijk beleid. Vervolgens gaat hoofdstuk 4 in op de verschillende van toepassing zijnde milieu- en omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting op het juridisch systeem en op de bestemmingen gegeven. Hoofdstuk 6 geeft inzicht in zowel de maatschappelijke als de economische uitvoerbaarheid. In hoofdstuk 7 zijn de resultaten uit de inspraak- en overlegronde verwoord. Tenslotte gaat hoofdstuk 8 in op de raadsvaststelling.
Huidige situatie
Het perceel Fiifhuzen 8 ligt in een bebouwingslint aan de oostzijde van de Fiifhuzen. Deze weg vormt de westelijke rand van het woongebied van Harkema. Langs de Fiifhuzen is sprake van een divers bebouwingsbeeld, vooral bestaande uit vrijstaande huizen uit verschillende perioden. Aan de overzijde van de weg, tegenover de betreffende kavel, is een aannemersbedrijf gevestigd.
Het plangebied betreft een braakliggende kavel in het woonlint. Jarenlang was hier een peuterspeelzaal gevestigd. Deze functie is verhuist naar de sporthal, waardoor de locatie is vrijgekomen voor een andere functie. Een strook langs de zuidelijke rand van het perceel is aangekocht door de bewoner van het aangrenzende perceel. Een luchtfoto van het plangebied is weergegeven in figuur 2 (percelen 4141 en 4140) en een aanzicht in figuur 3.
Figuur 2. Luchtfoto plangebied Fiifhuzen Harkema
Figuur 3. Aanzicht op het plangebied Fiifhuzen Harkema
Gewenste ontwikkeling
Het initiatief betreft het bieden van bouwmogelijkheden voor een vrijstaande woning op het perceel. Het perceel wordt als vrije kavel verkocht. Er is dus nog geen bouwplan voor de woning. De gemeente heeft voor de inrichting van het plangebied stedenbouwkundige randvoorwaarden bepaald. Verder wordt aangesloten bij de bouwmogelijkheden die op basis van de 'standaard' woonbestemming gelden.
Er wordt een bouwvlak van 15 bij 10 meter gelegd. Dit bouwvlak ligt op 10 meter afstand vanaf de voorste perceelsgrens en op 5 meter afstand vanaf de zijdelingse perceelsgrenzen. Binnen dit bouwvlak is een woning met een goot- en nokhoogte van respectievelijk maximaal 6 en 11 meter mogelijk. Gelet op de omvang van de kavel mag op basis van de bijgebouwenregeling een gezamenlijke oppervlakte van 100 m2 aan bijgebouwen worden gebouwd. Een voorbeeldinrichting van het plangebied is weergegeven in figuur 4.
Figuur 4. Mogelijke inrichting plangebied
Huidige situatie
De Verkerckstraat ligt in een planmatig ontwikkelde woonwijk uit de jaren '70 van de vorige eeuw. Het bebouwingsbeeld wordt gevormd door rijwoningen, opgetrokken uit twee bouwlagen met kap. Aan een doodlopend deel van de Verkerckstraat is een rij van 10 garageboxen gebouwd.
Dit plangebied heeft betrekking op de meest zuidelijk gelegen garagebox en een strook onbebouwde grond ten zuiden daarvan. Deze garagebox is buiten het in het geldende bestemmingsplan aangeduide gebied gebouwd. Een luchtfoto van het plangebied is weergegeven in figuur 5 en een aanzicht op de garageboxen in figuur 6.
Figuur 5. Luchtfoto plangebied Surhuisterveen
Figuur 6. Aanzicht op de garageboxen
Gewenste ontwikkeling
Het verzoek omvat het vervangen van de bestaande garagebox door een nieuwe, dubbele garagebox. Deze nieuwbouw sluit qua bouwvorm en oriëntatie aan op de bestaande garageboxen, waardoor een eenheid ontstaat. De nieuwbouw heeft een footprint van circa 6 bij 6 meter. Enkele gevelaanzichten op de nieuwe garagebox zijn weergegeven in figuur 7.
Figuur 7. Gevelaanzichten garageboxen
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland.
Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden en aangevuld op 1 oktober 2012. Het Barro stelt niet alleen regels over de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen.
Het plangebied raakt geen van de rijksbelangen. Er zijn dan ook geen rijksbelangen in het geding.
Streekplan Fryslân 2007
In het Streekplan Fryslân 2007 (vastgesteld door Provinciale Staten op 13 december 2006) wordt de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de provincie aangegeven. Naast de kwaliteit van de ruimte staat de wisselwerking tussen steden en platteland centraal. De provincie zet in op een concentratie van verstedelijking (wonen, werken en voorzieningen) in de stedelijke gebieden, zonder dat dit ten koste gaat van de vitaliteit van het omringende platteland.
Verordening Romte Fryslân
Op 15 juni 2011 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Het belangrijkste uitgangspunt van de verordening is zorgvuldig ruimtegebruik. Aan een aantal ontwikkelingen, waaronder woningbouw, zijn voorwaarden gekoppeld.
Dit bestemmingsplan voldoet aan het uitgangspunt van zorgvuldig ruimtegebruik, aangezien er sprake is van het toevoegen van stedelijke functies binnen bestaand stedelijk gebied.
In de verordening is bepaald dat een woningbouwproject met meer dan 11 woningen binnen bestaand bebouwd gebied in overeenstemming moet zijn met een goedgekeurd gemeentelijk Woonplan. In dit geval wordt slechts één woning toegevoegd. Deze woning is in paragraaf 3.3 getoetst aan het gemeentelijk woonbeleid. Het plan is in overeenstemming met de regels uit de verordening.
Structuurvisie 'Samen leven in Achtkarspelen'
Op 24 januari 2013 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie 'Samen leven in Achtkarspelen' vastgesteld. Deze visie blikt vooruit op de ontwikkelingen in de dorpskernen voor de komende 15 jaar. De leefbaarheid en het samen leven in de dorpen staan centraal in de Structuurvisie. Dit centrale thema is uitgewerkt in verschillende onderwerpen zoals wonen, werken en voorzieningen.
Achtkarspelen wil zich verder ontwikkelen als aantrekkelijke woongemeente. Er moeten voldoende woningbouwmogelijkheden komen om de voor de komende jaren voorspelde woningvraag op te vangen. De provincie heeft met de NOFA-regio afspraken gemaakt voor de periode 2008 t/m 2015. Vertrekpunt voor deze afspraken vormen de meest recente provinciale bevolkings- en woningbouwprognoses voor de regio Noordoost. Voor Achtkarspelen is sprake van een basisprogramma van 435 woningen, waarvan 174 binnen bestaand stedelijk gebieden gerealiseerd moeten worden.
Specifieke uitspraken ten aanzien van de ontwikkelingen die dit plan mogelijk maakt worden niet gedaan. In zijn algemeenheid dragen de beoogde ontwikkelingen bij aan het versterken van de leefbaarheid in de dorpen.
Concept woonvisie
De nieuwe Woonvisie helpt de gemeente regie te voeren over de woningbouwontwikkeling en ontwikkelingen in de bestaande woningvoorraad. In de visie wordt het zwaartepunt van woningbouw in de drie grote kernen (Surhuisterveen, Buitenpost en Harkema) gelegd.
Het plan betreft onder andere de nieuwbouw van één woning in de bebouwde kom van Harkema. Het toevoegen van één woning aan de voorraad is een zodanig klein aantal dat dit niet bezwaarlijk is. Mede omdat het aantal incidentele toevoegingen op jaarbasis beperkt is. Voor de bouw van de woning is geen contingent benodigd omdat de woning in bestaand stedelijk gebied is gelegen.
Het gaat om een vrijstaande woning in een dorps/woonmilieu. Dit woonmilieu sluit aan bij de woonwensen van voornamelijk gezinnen en senioren (Woon 2012). Gezinnen zijn binnen dit woonmilieu vooral op zoek naar een (semi) vrijstaande en senioren naar een seniorgeschikte woning.
De woning zal bij voorkeur levensloopgeschikt moeten zijn. Door de vergrijzing zal de behoefte aan seniorgeschikte woningen de komende jaren fors toenemen. Een seniorgeschikte woning is een woning waarvan alle basisvoorzieningen, zoals een slaapkamer en badkamer, bereikbaar zijn zonder trappen. Bovendien is de plattegrond voldoende ruim is opgezet om met een rollator of rolstoel door de woning te bewegen.
Dit neemt niet weg dat de woning ook geschikt kan zijn voor gezinnen. Bovendien sluit een levensloopgeschikte woning goed aan bij de medior die alvast wil anticiperen op een toekomstige zorgvraag. De woning levensloopgeschikt te realiseren, draagt bij aan de waardevastheid en verkoopbaarheid.
Welstandsnota
De Welstandsnota (2008) is voor de NOFA-gemeenten (waaronder Achtkarspelen) opgesteld. Met deze nota is invulling gegeven aan de vraag van de samenleving naar meer openheid en duidelijkheid rondom de welstandsbeoordeling.
Het plandeel Fiifhuzen te Harkema valt binnen welstandsgebied 10 'Individuele bouw'. Het beleid is gericht op het beheer van de bestaande situatie. Bijzondere ontwikkelingen worden voor deze gebieden niet verwacht. Er is een regulier ambitieniveau van kracht. De nadruk ligt op het respecteren van de bestaande basiskwaliteit. Incidentele veranderingen worden mogelijk geacht, mits deze respect tonen voor het reeds aanwezige bebouwingsbeeld. De welstandscriteria voor het gebied vormen een adequaat toetsingskader voor de bouw van een nieuwe woning. De welstandscriteria waarborgen, samen met de regels van dit bestemmingsplan, een passende beeldkwaliteit.
Het plandeel Verkerckstraat in Surhuisterveen valt in welstandsgebied 9 'Seriematige bouw'. Ook hier ligt de nadruk op het respecteren van de bestaande basiskwaliteit. De nieuwe garageboxen sluiten qua vormgeving beter aan bij de bestaande garageboxen dan de betreffende garagebox in de huidige situatie en passen binnen de welstandsbeleid voor het welstandsgebied.
Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor dit bestemmingsplan is de regelgeving ten aanzien van wegverkeerlawaai van belang.
Toetsing Fiifhuzen Harkema
De bebouwde kom van Harkema is aangewezen als 30 km/uur-zone. Het plangebied ligt niet in de geluidszone van wegen. De toe te voegen woning ligt bovendien aan een woonstraat die geen functie voor doorgaand verkeer heeft. Er is geen sprake van een hoge geluidsbelasting op het perceel als gevolg van wegverkeerslawaai. Het toevoegen van één woning heeft bovendien geen significante invloed op de verkeersintensiteit in de omgeving en leidt dus ook niet tot een hogere geluidsbelasting op woningen in de omgeving. Nader onderzoek naar dit aspect is daarom niet noodzakelijk.
Toetsing Verkerckstraat Surhuisterveen
De garageboxen zijn geen geluidsgevoelige functies. Het toevoegen van twee garageboxen heeft ook geen invloed op de geluidsbelasting op geluidsgevoelige functies.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.
Toetsing Fiifhuzen Harkema
Nabij het perceel Fiifhuzen 8 in Harkema komt één relevant bedrijf voor, namelijk het aannemersbedrijf aan de overzijde van de weg. Dit betreft een bedrijfsactiviteit uit milieucategorie 3.1 (aannemersbedrijf groter dan 1.000 m2 bedrijfsoppervlak), waarbij een richtafstand van 50 meter geldt. Aan deze afstand wordt niet voldaan.
Voor het aannemersbedrijf geldt dat deze al tussen woningen in ligt. De bedrijfsvoering is hierop afgestemd, omdat voldaan moet worden aan de normen uit het Activiteitenbesluit. De toe te voegen woningen is niet de dichtstbijzijnde milieugevoelige functie. Bovendien is er feitelijk ook geen sprake van een nieuwe geluidsgevoelige functie, omdat de peuterspeelzaal dit ook was.
Op basis van het voorgaand wordt geconcludeerd dat het bedrijf niet in haar bedrijfsvoering wordt beperkt door de plannen en dat ter plaatse van de nieuwe woning sprake is van een goed woonklimaat. Er is dus sprake van een verantwoorde milieuzonering.
Toetsing Verkerckstraat Surhuisterveen
De garageboxen zijn geen milieugevoelige functies. Ook is er geen sprake van een milieubelasting, omdat er geen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden. Het toevoegen van de twee garageboxen heeft dus geen invloed op de milieusituatie.
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Uitgangspunt voor van de bodemkwaliteit is dat deze bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen geen risico's voor de volksgezondheid bestaan bij het gebruik van het plangebied.
Toetsing Fiifhuzen Harkema
In het kader van de mogelijke grondverkoop is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Naar aanleiding van de resultaten daarvan is aanvullend een verkennend asbestonderzoek gedaan. De bijbehorende rapportage is opgenomen in Bijlage 1.
Uit het onderzoek blijkt dat er geen sprake is van noemenswaardige bodemverontreiniging. Er zijn geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van asbest in de bodem. Wel zijn op maaiveld asbestverdachte plaatmaterialen aangetroffen. Deze zijn inmiddels zo goed als mogelijk verwijderd. Onderzoek naar respirabele vezels (dus vezels die in de lucht kunnen gaan zweven en daardoor ingeademd kunnen worden) wordt niet noodzakelijk geacht.
Vanuit milieuhygiënisch oogpunt bestaan geen belemmeringen voor de grondoverdracht en voor het voorgenomen gebruik. Er kan niet worden uitgesloten dat er op het perceel nog asbesthoudende materialen aanwezig zijn. Deze kunnen gemakkelijk worden opgeruimd.
Toetsing Verkerckstraat Surhuisterveen
Ter plaatse van de garageboxen zijn geen activiteiten bekend die mogelijk hebben geleid tot bodemverontreiniging. Voor het ontwikkelen van de woonwijk in de jaren '70 van de vorige eeuw was er sprake van agrarisch grondgebruik. Er is dus geen sprake van een verdachte locatie. De garageboxen vormen bovendien geen vaste verblijfplaatsen voor mensen. Daarom is het uitvoeren van bodemonderzoek in het kader van deze ontwikkeling niet noodzakelijk.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten.
Voor een inzicht in de aanwezige risicobronnen is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat beide plandelen zich niet binnen het invloedsgebied van risicobronnen bevinden. Bovendien hebben beide ontwikkelingen geen invloed op de veiligheidssituatie. Vanuit het aspect externe veiligheid bestaan geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
In de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang.
Veranderingen in de luchtkwaliteit worden grotendeels veroorzaakt door de toename van het verkeer. Als aannemelijk is dat er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor een project. In dit geval is er van een feitelijke of dreigende overschrijding geen sprake. In de provincie Fryslân zijn de achtergrondconcentraties PM10 en NO2 laag. Plannen die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn bovendien op grond van het besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Kleine woningbouwlocaties (tot 3.000 woningen) vallen hier ook onder.
De ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt hebben geen tot een zeer beperkte toename van verkeersbewegingen tot gevolg. Vanuit de luchtkwaliteit bestaan daarom geen belemmeringen voor dit plan.
Bij elk ruimtelijk plan moet met het oog op de natuurbescherming rekening worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij moet worden aangetoond dat als gevolg van de geplande activiteiten de gunstige staat van instandhouding van waardevolle dier- en plantensoorten niet in het geding komt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
Gebiedsbescherming is voor dit bestemmingsplan niet aan de orde. Beide plandelen liggen binnen de bebouwde kom en bovendien niet in de nabijheid van beschermde natuurgebieden. Ook worden er geen milieubelastende functies voorgesteld.
Soortenbescherming
De bescherming van soorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. Hierin zijn bepalingen opgenomen van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze wet is een aantal planten- en diersoorten aangewezen die licht, middelzwaar of zwaar beschermd zijn. Voor licht beschermde soorten geldt een vrijstelling bij ruimtelijke projecten. Voor middelzwaar beschermde soorten geldt alleen een vrijstelling wanneer de beoogde werkzaamheden worden uitgevoerd volgens een door LNV goedgekeurde gedragscode. Voor zwaar beschermde soorten dient bij ruimtelijke ingrepen ontheffing te worden aangevraagd. Behalve de Flora- en faunawet is ook de Rode Lijst van belang, waarop zeldzame en bedreigde soorten zijn opgenomen.
Toetsing Fiifhuzen Harkema
Het perceel betreft een momenteel braakliggend terrein binnen de bebouwde kom. Op het perceel is enige jonge beplanting aanwezig. Het gaat vooral om grassoorten en struiken. De locatie is door recente ingrepen ongeschikt als groeiplaats voor bijzondere en beschermde plantensoorten. Het is mogelijk dat de percelen onderdeel zijn van een habitat van dieren. Daarom is een ecologisch bureauonderzoek uitgevoerd. De rapportage is opgenomen in Bijlage 2. Uit het onderzoek blijkt dat er vanuit de soortenbescherming geen belemmeringen zijn voor het herinrichting van het perceel, mits rekening wordt gehouden met broedende vogels. Tevens moet de zorgplicht in acht worden genomen.
Toetsing Verkerckstraat Surhuisterveen
De locatie van de garageboxen wordt momenteel gebruikt voor opslag. Door de inrichting en het gebruik is het terrein ongeschikt als habitat voor (beschermde) soorten. De te slopen garagebox betreft een eenvoudig bouwwerk, zonder holtes (zoals in spouwen of onder dakpannen) waarin mogelijk gebouwbewonende soorten (zoals vleermuizen of vogels) voorkomen. Het vervangen van de bestaande garagebox door twee nieuwe veroorzaakt daarom geen conflicten met de Flora- en faunawet.
Vanwege het grote belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. Bovendien is de watertoets een verplicht onderdeel in de bestemmingsplanprocedure geworden.
Belangrijke aspecten die invloed hebben op de waterhuishouding zijn ingrepen aan watergangen, de toename van het verhard oppervlak en de afvoer van hemel- en afvalwater vanaf het perceel.
De ontwikkelingen stellen geen tot een zeer beperkte toename aan verharding voor. De effecten op de afvoer van hemelwater zijn daarom ook beperkt. Voor de resterende afvoer wordt gebruik gemaakt van de bestaande voorzieningen. Schoon hemelwater vanaf het perceel aan de Fiifhuzen in Harkema kan worden afgevoerd op een greppel aan de voorzijde van het perceel. Afvalwater vanaf dit perceel wordt afgevoerd op de bestaande aansluiting op het rioleringssysteem. Voor de ontwikkeling in Surhuisterveen geldt dat geen wijzigingen in de waterstromen aan de order zijn.
De twee ontwikkelingen zijn voorgelegd aan Wetterskip Fryslân via de digitale watertoets. Vanwege de beperkte invloed op het watersysteem kan de korte procedure voor de watertoets worden gevolgd. Volstaan kan worden met het opnemen van een standaard waterparagraaf. Deze zijn voor beide plandelen opgenomen in de watertoetsen in Bijlage 3. Het plan heeft hiermee een positief wateradvies. De watertoetsprocedure is hiermee afgerond.
Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is in 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg als onderdeel van de Monumentenwet in werking getreden. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De wet verplicht gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen en projecten rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden.
Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. Beide plandelen vallen in een gebied met een lage verwachtingswaarde voor archeologische resten. Onderzoek is alleen nodig bij grootschalige ingrepen. De ingrepen als gevolg van de uitvoering van dit bestemmingsplan zijn zeer beperkt. De grootste, namelijk de bouw van een woning met een oppervlakte van maximaal 150 m2, vindt bovendien plaats op een locatie waar in het verleden al bebouwing heeft gestaan en waar de bodem dus verstoord is.
Het beleid geeft dus aan dat het niet noodzakelijk is een archeologisch onderzoek uit te voeren. Indien bij bodemingrepen toch archeologische resten worden aangetroffen geldt op grond van artikel 53 van de Monumentenwet een meldingsplicht.
De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van bestemmingsplannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.
Binnen het plangebied is geen sprake van specifieke cultuurhistorische waarden. Op de cultuurhistorische kaart van de provincie gelden voor de omgeving (beide plandelen) de waarde 'opstrekkende verkaveling grootschalige regelmaat' en geomorfologische waarden. Aangezien de ontwikkelingen plaatsvinden in een al ontwikkeld gebied en deze bovendien perceelsgebonden zijn, wordt geconcludeerd dat geen afbreuk wordt gedaan aan de genoemde waarden. Het is niet noodzakelijk om nadere eisen te stellen ter bescherming van cultuurhistorische waarden.
De aanwezige kabels en leidingen zijn in beeld gebracht. Hiermee wordt bij de uitvoering van het plan rekening gehouden. In en rondom het plangebied liggen geen kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling.
In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen.
In bijlagen D van het Besluit m.e.r. (D11) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject genoemd. Als drempelwaarden gelden een oppervlakte van 100 hectare of meer, 2.000 of meer woningen of een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 200.000 m2.
In dit geval vinden de ontwikkelingen niet plaats in gevoelig gebieden, omdat er geen sprake is van een Nationaal Landschap, een beschermd natuurmonument, een Natura 2000 gebied, een watergebied van internationale betekenis of van een kern- of natuurontwikkelingsgebied of verbindingszone binnen de EHS. Het is gezien de omvang en kenmerken van het plan niet noodzakelijk om een mer-beoordeling of planmer uit te voeren. De voorgaande paragrafen hebben aangetoond dat de ontwikkeling geen belangrijke effecten op het milieu hebben. Hierdoor is er geen aanleiding om een volledige mer-beoordeling uit te voeren.
Systematiek
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
Additionele voorzieningen
In het plan zijn de al dan niet in directe relatie met een bestemming staande voorzieningen, zoals ondergrondse leidingen, wegen, paden, parkeervoorzieningen, bermen, geluidwerende voorzieningen, centrale installaties ten behoeve van de energievoorziening, voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing in de vorm van watergangen, duikers, waterkeringen en dergelijke in de bestemming begrepen, zonder dat dit uitdrukkelijk is vermeld.
Woningaanpassing
Middels een algemene afwijkingsbevoegdheid (Artikel 7) wordt ten behoeve van mindervaliden en zorgbehoeftigen extra mogelijkheden voor de bouw van aan- en uitbouwen/woningaanpassing geboden. Zo kan men langer in de woning blijven wonen. Wel dient de behoefte aan extra woonruimte voldoende aannemelijk te worden gemaakt. Voorwaarde is verder dat men op grond van een wettelijke regeling (nu Wmo) in aanmerking komt voor een financiële bijdrage. Ook kan worden gedacht aan een verklaring van een arts van de GGD.
In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de bestemmingen die in dit plan zijn opgenomen. De bestemmingen zijn afgestemd op de meest recente actualisatieplannen van de gemeente Achtkarspelen. In het plangebied komen de volgende bestemmingen voor:
Tuin
Het voorerf van het perceel Fiifhuzen 8 te Harkema krijgt de bestemming 'Tuin'. Dit betreft een deel van het erf bij een woning waar geen gebouwen zijn toegestaan. Wel zijn onder voorwaarden erkers mogelijk.
Verkeer - Verblijfsgebied
De garageboxen in Surhuisterveen zijn geregeld binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. De gebouwen zijn vastgelegd binnen de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garageboxen'. Het maximum aantal is vastgelegd op 11.
Wonen
De nieuwe woning in Harkema is mogelijk binnen de bestemming 'Wonen'. Het hoofdgebouw (het woonhuis) is vastgelegd binnen een bouwvlak. Buiten het bouwvlak is een oppervlakte van 100 m2 aan bijgebouwen of aanbouwen toegestaan.
Naast het wonen is in ondergeschikte mate ruimte voor aan huis verbonden beroepen of bedrijven, waaronder de verkoop van goederen via internet. Voor deze activiteiten is een aantal voorwaarden opgenomen om te waarborgen dat deze passend zijn binnen het woongebied.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
De ontwikkeling betreft enerzijds een gemeentelijk initiatief, namelijk het wijzigen van de bestemming van het perceel Fiifhuzen 8 in Harkema en anderzijds een particulier initiatief, namelijk de bouw van twee garageboxen.
Het perceel Fiifhuzen 8 is in eigendom van de gemeente. De procedurekosten worden teruggehaald uit de verkoop van de gronden. De financiële risico's zijn ook voor de gemeente. De gemeente heeft beoordeeld dat deze risico's zodanig laag zijn dat deze de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staan. De kosten voor de bouw van de garageboxen wordt gedragen door de initiatiefnemer. De financiële haalbaarheid hiervan is niet in het geding.
Grondexploitatie
Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure. Wanner er sprake is van bepaalde bouwplannen moet de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan vaststellen. Van deze verplichting kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is, bijvoorbeeld door middel van een overeenkomst.
Voor het perceel Fiifhuzen 8 is geen sprake van kostenverhaal, aangezien de gronden in eigendom van de gemeente zijn. De bouw van de garageboxen zijn niet aangemerkt als bouwplannen zoals genoemd in lid 6.2.1 van het Bro. Het is daarom niet noodzakelijk om een grondexploitatieplan op te stellen.
De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft. Dit plan maakt kleinschalige ontwikkelingen mogelijk, waarbij geen grote maatschappelijke belangen spelen. Wel is over het voorontwerp van het bestemmingsplan, overeenkomstig de gemeentelijke Inspraakverordening, gelegenheid tot inspraak geboden.
Het bestemmingsplan doorloopt verder de in de Wro opgenomen bestemmingsplanprocedure:
Het voorontwerpbestemmingsplan is voorgelegd aan de betrokken diensten en instanties als bedoeld in het Overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In Hoofdstuk 7 zijn de resultaten uit de inspraak- en overlegronde verwoord.
Vervolgens ligt het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage voor zienswijzen (artikel 3.8 Wro). Eenieder kan tijdens deze periode een zienswijze indienen.
Eventueel ingekomen zienswijzen worden al dan niet verwerkt in het bestemmingsplan. Na ter inzage legging besluit de gemeenteraad over de eventuele zienswijzen en de vaststelling van het plan. De indieners van de zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld. Uiteindelijk is tegen het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
In het kader van de inspraakprocedure zijn de bewoners van Harkema, Surhuisterveen en andere belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om hun mening over het voorontwerpbestemmingsplan Fiifhuzen 8 te Harkema en Verkerckstraat te Surhuisterveen (hierna voorontwerp) kenbaar te maken. Daarnaast is het voorontwerp in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. Bro toegezonden aan de betreffende overlegpartners.
In dit hoofdstuk zijn de resultaten van de inspraak en het overleg vermeld.
Het voorontwerp heeft van 14 mei tot en met 10 juni 2014 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn er geen inspraakreacties ingediend.
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. Bro is het voorontwerp toegezonden aan Wetterskip Fryslân. In de mail van 3 juli 2014 geeft het waterschap aan dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 9 juli tot en met 14 augustus 2014 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode was een ieder in de gelegenheid om een zienswijze op het bestemmingsplan in te dienen. Er zijn geen zienswijzen ingediend. Het bestemmingsplan is op 2 oktober 2014 ongewijzigd vastgesteld.