direct naar inhoud van Regels

partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied Achtkarpelen

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0059.PHBgbuitengebied-VG01
Plantype: bestemmingsplan

regels

 

Inhoudsopgave

 

regels

Hoofdstuk 1 inleidende regels

Artikel 1 begrippen

Artikel 2 wijze van meten

Hoofdstuk 2 bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Besloten gebied

Artikel 4 Agrarisch met waarden- Boomkwekerij

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf

Artikel 6 Agrarisch met waarden - Natuurwetenschap

Artikel 7 Agrarisch met waarden - Open gebied

Artikel 8 Agrarisch met waarden - Paardenhouderij

Artikel 9 Agrarisch met waarden - Veredelingsbedrijf

Artikel 10 Agrarisch met waarden - Vogelkwekerij

Artikel 11 Bedrijf - 1

Artikel 12 Bedrijf - 2

Artikel 13 Bedrijf - Leiding gas

Artikel 14 Bedrijf - Nutsbedrijf

Artikel 15 Bedrijf - Zandwinning

Artikel 16 Bos

Artikel 17 Cultuur en ontspanning

Artikel 18 Detailhandel

Artikel 19 Horeca

Artikel 20 Maatschappelijk

Artikel 21 Natuur

Artikel 22 Recreatie - Dagrecreatie

Artikel 23 Recreatie - Openluchtmuseum

Artikel 24 Recreatie - Verblijfsrecreatie

Artikel 25 Sport - Manege

Artikel 26 Verkeer

Artikel 27 Verkeer - Railverkeer

Artikel 28 Water

Artikel 29 Water - Vaarweg

Artikel 30 Wonen

Artikel 31 Wonen - Woonboerderij

Artikel 32 Leiding -Gas

Artikel 33 Leiding - Hoogspanningsverbinding

Artikel 34 Leiding - Riool

Artikel 35 Waarde - Archeologie

Artikel 36 waarde - geomorfologie

Hoofdstuk 3 algemene regels

Artikel 37 anti-dubbeltelregel

Artikel 38 algemene bouwregels

Artikel 39 algemene gebruiksregels

Artikel 40 ALGEMENE AANDUIDINGSREGELS

Artikel 41 algemene afwijkingsregels

Artikel 42 ALGEMENE PROCEDUREREGELS

Hoofdstuk 4 overgangs- en slotregels

Artikel 43 overgangsrecht

Hoofdstuk 1 inleidende regels

 

In deze partiële herziening moet in de regels verwezen worden naar de herziene Visie ruimtelijke kwaliteit Buitengebied Achtkaspelen vastgesteld 14 oktober 2021

Artikel 1 begrippen

[gewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

 

In deze regels zijn de onderstaande begrippen aangepast en/of toegevoegd, waardoor de nummering ten opzichte van het moederplan is gewijzigd

 

1.1 plan

het Bestemmingsplan Buitengebied met identificatienummer NL.IMRO.0059.PHBgbuitengebied-VG01 van de gemeente Achtkarspelen;

 

1.2 moederplan

het bestemmingsplan Buitengebied met identificatienummer NL.IMRO.0059.BPBgBuitengebied13-VG01 van de gemeente Achtkarspelen;

 

1.73 Mobiel of demontabel kampeermiddel

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;

enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, op een (kleinschalig) kampeerterrein gedurende een periode van ten hoogste 3 aansluitende maanden per kampeerseizoen het toeristische seizoen;

 

1.76 nevenactiviteiten

activiteiten die uitsluitend uitgeoefend kunnen worden naast een feitelijk aanwezige hoofdfunctie en daaraan in ruimtelijk en functioneel opzicht wat betreft vloeroppervlak en inkomensvorming ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie, waaronder wordt verstaan:

  1. een paardenhouderij (inclusief paardenpension, geen manege activiteiten, wel een rijhal);

  2. niet-agrarische bedrijvigheid, zoals genoemd in categorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende bijlage 2 Staat van Bedrijven;

  3. een boerderijwinkel ten behoeve van de verkoop van streekproducten;

  4. lichte horeca- en recreatieactiviteiten zoals:

  1. bêd & brochje;

  2. maximaal 15 recreatieappartementen (inpandig) in de bestaande bebouwing met een oppervlakte van ten hoogste 70 m² vloeroppervlakte per appartement;

  3. groepsaccommodatie;

  4. theeschenkerij;

  1. maatschappelijke en zorgactiviteiten, waarbij woonzorgeenheden alleen in het hoofdgebouw mogen worden gerealiseerd

 

1.87 procesmodel Nije Pleats

een integrale methode met deskundigen op het gebied van welstand, milieu, planologie en landschap, en/ of een andere deskundige afhankelijk van de gevraagde ontwikkeling, waarbij een nieuwe ontwikkeling op een zorgvuldige manier, ruimtelijk en landschappelijk wordt ingepast in samenspraak met de initiatiefnemer;

 

1.97 trekkershut

een gebouw in de vorm van een lichte constructie voor recreatief verblijf, met een maximum oppervlakte van 40 m² en maximum hoogte van 3.80m.

 

1.109 woonzorgeenheid

een onzelfstandige wooneenheid, bestemd voor zorggebonden wonen, die niet via de reguliere woningdistributie beschikbaar komt, maar waarvan de bewoner(s) vanwege hun beperkte zelfredzaamheid vanaf aanvang van bewoning op basis van een ter zake van overheidswege gehanteerd systeem zijn geïndiceerd voor intensieve zorg en begeleiding, die beschikbaar is in de directe nabijheid van die wooneenheid en welke zorg door die bewoner(s) ook daadwerkelijk wordt afgenomen’

Artikel 2 wijze van meten

 

[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

 

 

 

Hoofdstuk 2 bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Besloten gebied

 

[deels gewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

 

3.1 bestemmingsomschrijving

[ongewijzigd]

 

3.2 Bouwregels

[gewijzigd]

 

  1. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. er mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen ten behoeve van agrarische bedrijven worden gebouwd;

  2. een bedrijfsgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  3. per bouwvlak mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen ten behoeve van 1 agrarisch bedrijf worden gebouwd, met dien verstande dat indien 2 bouwvlakken zijn verbonden met de aanduiding "relatie" bedrijfsgebouwen ten behoeve van 1 agrarisch bedrijf mogen worden gebouwd in deze twee verbonden bouwvlakken;

  4. de oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 500 m²;

  5. op de gronden ter plaatse van de aanduiding “intensieve veehouderij” mag uitsluitend de bestaande oppervlakte aan stalruimte ten behoeve van intensieve veehouderij worden gebouwd, met dien verstande dat de oppervlakte van stalruimte ten behoeve van intensieve veehouderij mag worden uitgebreid indien:

  1. voor de ondergeschikte tak van intensieve veehouderij mag uitsluitend de bestaande oppervlakte aan stalruimte worden gebouwd, met dien verstande dat de oppervlakte van stalruimte ten behoeve van een ondergeschikte tak van intensieve veehouderij mag worden uitgebreid indien:

  1. de totale oppervlakte van kassen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1.000 m², met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding “glastuinbouw” waar de oppervlakte van kassen niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte aan kassen;

  2. de oppervlakte van een veldschuur mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte;

  3. de bouwhoogte van kassen mag niet meer bedragen dan 3 m;

  4. de goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 5 m;

  5. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 15 m;

  6. de dakhelling van een bedrijfsgebouw mag niet minder bedragen dan 15°, met uitzondering van bedrijfsgebouwen tot een totale oppervlakte van 100 m² en boogstallen.

 

  1. Voor het bouwen van bedrijfswoningen en plattelandswoningen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en plattelandswoningen gelden de volgende regels:

  1. bedrijfswoningen en plattelandswoningen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en plattelandswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en plattelandswoningen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning of plattelandswoning mogen worden gebouwd;

  2. er mag niet meer dan 1 bedrijfswoning per agrarisch bedrijf worden gebouwd, dan wel maximaal het bestaande aantal indien dit meer bedraagt;

  3. een plattelandswoning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch met waarden - plattelandswoning” worden gebouwd, met dien verstande dat per aanduidingsvlak niet meer dan 1 plattelandswoning mag worden gebouwd;

  4. de goothoogte van een bedrijfswoning of een plattelandswoning mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  5. de bouwhoogte van een bedrijfswoning of een plattelandswoning mag niet meer bedragen dan 9 m;

  6. de dakhelling van een bedrijfswoning of een plattelandswoning mag niet minder bedragen dan 20° en niet meer bedragen dan 60°;

  7. de oppervlakte van een niet-inpandige bedrijfswoning of plattelandswoning, inclusief aan en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de bedrijfswoning of plattelandswoning, mag niet meer bedragen dan 200 m², met dien verstande dat de oppervlakte van de niet-inpandige bedrijfswoning of plattelandswoning niet meer mag bedragen dan 150 m²;

  8. de goothoogte van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping mag niet meer bedragen dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning of plattelandswoning;

  9. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning of plattelandswoning;

  10. de dakhelling van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkappingen mag niet minder bedragen dan 30° met uitzondering van aanbouwen tot een totale oppervlakte van 30 m² per bedrijfswoning of plattelandswoning;

  11. de oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen bij een plattelandswoning mag niet meer bedragen dan 100 m²;

  12. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen bij een bedrijfswoning of plattelandswoning mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  13. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen bij een bedrijfswoning of plattelandswoning mag niet meer bedragen dan 6 m;

  14. de afstand van vrijstaande bijgebouwen bij een plattelandswoning tot de plattelandswoning mag niet minder bedragen dan 1 m.

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van een mestsilo mag niet meer bedragen dan 6 m (exclusief afdekking);

  2. de bouwhoogte van een sleufsilo mag niet meer bedragen dan 4 m;

  3. de bouwhoogte van een silo, geen sleuf- of mestsilo zijnde, mag niet meer bedragen dan 15 m;

  4. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2 m;

  5. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 8 m;

  6. het bouwen van windturbines is niet toegestaan;

  7. het bouwen van mestvergistingsinstallaties is niet toegestaan, met uitzondering van bestaande mestvergistingsinstallaties.

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van waterbeheersing en verkeersdoeleinden mag niet meer bedragen dan 10 m;

  2. de bouwhoogte van lichtmasten ter plaatse van de aanduiding “ijsbaan” mag niet meer dan 6 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen in de vorm van ondergrondse leidingen mag niet meer bedragen dan 5 m;

  4. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

 

3.3 Nadere eisen

[ongewijzigd]

 

 

3.4 Afwijken van de bouwregels

[gewijzigd]

 

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

 

bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 2 en lid 3.2, sub c, voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten een bouwvlak, mits:

  1. de bebouwing ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf wordt gesitueerd binnen een denkbeeldig vlak dat inclusief het bouwvlak niet meer dan 1 ha bedraagt;

  2. de nieuwe bebouwing aansluitend op het bestaande bouwvlak wordt gesitueerd zodat één bouwensemble op een vergroot bouwperceel wordt verkregen;

  3. de afstand tussen de grens van de bebouwing en (bedrijfs)woningen van derden minimaal 50 m bedraagt;

  4. het agrarisch bedrijf qua ontsluiting en milieusituatie zorgvuldig wordt ingepast;

  5. voor het overige de bouwregels van lid 3.2 van overeenkomstige toepassing zijn;

 

  1. het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 2 en lid 3.2, sub c, voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten een bouwvlak mits:

  1. de bebouwing ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf wordt gesitueerd binnen een denkbeeldig vlak dat inclusief het bouwvlak niet meer dan 1,5 ha bedraagt;

  2. de nieuwe bebouwing aansluitend op het bestaande bouwvlak wordt gesitueerd zodat één bouwensemble op een vergroot bouwperceel wordt verkregen;

  3. de afstand tussen de grens van de bebouwing en (bedrijfs)woningen van derden minimaal 50 m bedraagt;

  4. het agrarisch bedrijf qua ontsluiting en milieusituatie zorgvuldig wordt ingepast;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. voor het overige de bouwregels van lid 3.2 van overeenkomstige toepassing zijn;

 

  1. het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 2, voor het bouwen van 1 klein agrarisch bedrijfsgebouw per bedrijf van ondergeschikte aard en lichte constructie, buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m² per bedrijf;

  2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;

  3. plaatsing noodzakelijk is voor de bedrijfsmatige bewerking en/of beweiding van agrarische gronden;

  4. de landschappelijk inpassing, zoals die is vastgelegd in een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan, middels het stellen van voorschriften of het stellen van andere voorwaarden wordt gegarandeerd, waarbij in ieder geval voorschriften of andere voorwaarden worden gesteld omtrent:

  5. de termijn waarbinnen de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;

  6. de verplichting tot instandhouding van de goede landschappelijke inpassing;

 

  1. het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 4 voor het bouwen van gebouwen met een oppervlakte van meer dan 500 m² per gebouw, binnen een bouwvlak, mits:

  1. de landschappelijk inpassing, zoals die is vastgelegd in een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan, middels het stellen van voorschriften of het stellen van andere voorwaarden wordt gegarandeerd, waarbij in ieder geval voorschriften of andere voorwaarden worden gesteld omtrent:

  2. de termijn waarbinnen de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;

  3. de verplichting tot instandhouding van de goede landschappelijke inpassing;

  4. voor het overige de bouwregels van lid 3.2 van overeenkomstige toepassing zijn;

 

  1. het bepaalde in lid 3.2 sub a, onder 2, 5 en 6 voor het uitbreiden van de oppervlakte van stalruimte ten behoeve van intensieve veehouderij en/of de bouw van een wagenberging buiten een bouwvlak, mits:

  1. dit noodzakelijk is in verband met de wettelijke eisen op het gebied van de gezondheid en het welzijn van dieren;

  2. deze uitbreiding niet leidt tot meer dierplaatsen;

  3. de nieuwe bebouwing aansluitend op het bestaande bouwvlak wordt gesitueerd zodat één bouwensemble op een vergroot bouwperceel wordt verkregen;

  4. de afstand tussen de grens van de bebouwing en (bedrijfs)woningen van derden minimaal 50 m bedraagt;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing indien de oppervlakte van het denkbeeldige vlak waarbinnen de stalruimte ten behoeve van intensieve veehouderij en/of de bouw van een wagenberging wordt gerealiseerd, inclusief bouwvlak, tussen de 1 ha en 1,5 ha bedraagt;

  6. het procesmodel Nije Pleats wordt gevolgd indien de oppervlakte van het denkbeeldige vlak waarbinnen de stalruimte ten behoeve van intensieve veehouderij en/of de bouw van een wagenberging wordt gerealiseerd, inclusief bouwvlak, meer bedraagt dan 1,5 ha.

 

  1. het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 10 en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot 6 m, met dien verstande dat:

  1. de afwijking bij een omgevingsvergunning uitsluitend betrekking heeft op de naar binnen gerichte gootlijn;

  2. het bevoegd gezag met het oog op een samenhangend bebouwingsbeeld voorwaarden kan verbinden aan de afmetingen en situering van het gebouw;

 

  1. het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 10 en 12 en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd en dat een afwijkende dakhelling ten behoeve van de bouw van een serrestal, met dien verstande dat:

 

  1. het bepaalde in lid 3.2, sub c, onder 7 voor het bouwen van mestvergistingsinstallaties, met dien verstande dat:

  1. de installatie met ten minste 50% wordt gevuld met mest die afkomstig is van het eigen bedrijf;

  2. de installatie binnen een bouwvlak wordt gebouwd;

  3. de PR 10-6 contour binnen het bouwvlak moet vallen, dan wel binnen de PR 10-6 contour geen kwetsbare dan wel beperkt kwetsbare objecten zijn gelegen;

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. de bouwregels van lid 3.2 van overeenkomstige toepassing zijn;

 

  1. het bepaalde in lid 3.2, sub c, onder 6 voor het bouwen van windturbines, met dien verstande dat:

  1. ten hoogste 3 windturbines per bouwperceel worden geplaatst;

  2. de windturbines een maximale as-hoogte van 15 meter hebben;

  3. het op te stellen vermogen het energieverbruik van het agrarisch bedrijf niet te boven mag gaan;

  4. de turbines zorgvuldig moeten worden ingepast binnen de landschappelijke- en cultuurhistorische kernkwaliteiten (goede landschappelijke inpassing), waarbij de mogelijkheden om te voorzien in de energiebehoefte van het agrarische bedrijf door middel van zonnepanelen op de gebouwen zijn verkend;

  5. de provinicie Fryslân heeft ingestemd met het verlenen van de afwijking, zoals bedoeld in lid 3.4 sub i.

  6. In verband met de externe veiligheid bedraagt de afstand van de kleine windturbine tot een hogedruk gasleiding: De ashoogte van de turbine x 1/3 van de wieklengte van de windturbine, gemeten vanuit de betreffende windturbine.

  7. De afstand van een kleine windturbine tot bovengrondse hoogspanningsinfrastructuur bedraagt niet minder dan de maximale werpafstand bij tweemaal nominaal toerental van de turbine, tenzij de netbeheerder instemt met een kortere afstand

 

 

 

3.5 Specifieke gebruiksregels

[ongewijzigd]

 

 

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

[gewijzigd]

 

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

 

bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 3.5 sub a en lid 3.5, sub h, en toestaan dat nieuwe terreinen voor kleinschalig kamperen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 15 mobiele kampeermiddelen per terrein, waarvan.. Van dit maximum van 15 kampeermiddelen zijn - in geval van vaste kampeermiddelen - minimaal 3 vaste kampeermiddelen en maximaal 10 vaste kampeermiddelen toegestaan, in de vorm van trekkershutten met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;

  2. het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;

  3. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 30 m;

  4. de afstand tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 30 m;

  5. in geval van trekkershutten, de afstand van de trekkershutten tot woningen van derden niet minder dan 50 meter bedraagt;

  6. de oppervlakte van de trekkershutten niet meer dan 40m² bedraagt en de hoogte niet meer dan 3,80 meter bedraagt;

  7. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  8. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m, met inachtneming van de regels in lid 3.2;

  9. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  10. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  11. het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20;

 

  1. het bepaalde in lid 3.5 sub a en lid 3.5, sub h, en toestaan dat nieuwe kleinschalige kampeerterreinen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 25 mobiele kampeermiddelen. per terrein, waarvan Van dit maximum van 25 kampeermiddelen zijn - in geval van vaste kampeermiddelen - minimaal 3 vaste kampeermiddelen en maximaal 10 vaste kampeermiddelen toegestaan in de vorm van trekkershutten, met dien verstande dat:

  1. ha;

  2. het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;

  3. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 50 m;

  4. de afstand tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 m;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. in geval van trekkershutten, de oppervlakte van de trekkershutten niet meer dan 40m² bedraagt en de hoogte niet meer dan 3,80 meter bedraagt;

  7. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m, met inachtneming van de regels in lid 3.2;

  8. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  9. vaste kampeermiddelen in de vorm van trekkershutten alleen zijn toegestaan zoals hierboven bepaald;

  10. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  11. het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20.

 

  1. het bepaalde in lid 3.5, sub k, ten behoeve van houtteelt.

 

 

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

[ongewijzigd]

 

3.8 wijzigingsbevoegdheid

[gewijzigd]

 

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

 

  1. de bestemming wijzigen ten behoeve van een bouwvlak van maximaal 3 ha voor een grondgebonden agrarisch bedrijf mits:

  1. het agrarisch bedrijf qua ontsluiting en milieusituatie zorgvuldig wordt ingepast;

  2. het procesmodel Nije Pleats wordt gevolgd;

  3. voor het overige de regels van dit artikel van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen ten behoeve van de functiewijziging van een bestaande bedrijfswoning in een plattelandswoning, met dien verstande dat:

  1. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;

  2. de agrarische functie van de bedrijfswoning niet langer noodzakelijk is;

  3. voor het overige de regels van dit artikel van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden- Boomkwekerij' ten behoeve van een boomkwekerij, met dien verstande dat:

  1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";

  2. de bedrijfsactiviteiten in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dienen te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:

  1. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  2. per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  3. voor het overige de regels van Artikel 4 Agrarisch met waarden- Boomkwekerij van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf' ten behoeve van een grondgebonden agrarisch kleinbedrijf, met dien verstande dat:

  1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";

  2. de oppervlakte van het bouwvlak na wijziging niet meer mag bedragen dan 1 ha;

  3. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  4. per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  5. voor het overige de regels van Artikel 5 Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf' ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak van het als 'Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf bestemde grondgebonden agrarisch klein bedrijf, met dien verstande dat:

  1. de totale gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 ha;

  2. het agrarisch kleinbedrijf qua ontsluiting en milieusituatie zorgvuldig wordt ingepast;

  3. een bestaand bouwvlak wordt vergroot, zodat één bouwensemble op een vergroot bouwperceel wordt verkregen;

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. voor het overige de regels van Artikel 5 Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf' ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak van het als 'Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf bestemde grondgebonden agrarisch klein bedrijf voor het uitbreiden van de oppervlakte van stalruimte ten behoeve van intensieve veehouderij en/of de bouw van een wagenberging bij een agrarisch kleinbedrijf, met dien verstande dat:

  1. de totale gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 ha;

  2. dit noodzakelijk is in verband met de wettelijke eisen op het gebied van de gezondheid en het welzijn van dieren;

  3. deze uitbreiding niet leidt tot meer dierplaatsen;

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. de afstand tot de dichtstbijzijnde woning van derden niet minder mag bedragen dan 50 m;

  6. voor het overige de regels van Artikel 5 Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf' ten behoeve van 1 klein agrarisch bedrijfsgebouw per agrarisch kleinbedrijf van ondergeschikte aard en lichte constructie, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m² per agrarisch kleinbedrijf;

  2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;

  3. plaatsing noodzakelijk is voor de bedrijfsmatige bewerking en/of beweiding van agrarische gronden;

  4. de landschappelijk inpassing, zoals die is vastgelegd in een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan, middels het stellen van voorschriften of het stellen van andere voorwaarden wordt gegarandeerd, waarbij in ieder geval voorschriften of andere voorwaarden worden gesteld omtrent:

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Paardenhouderij' ten behoeve van een paardenhouderij, met dien verstande dat:

  1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";

  2. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  3. de bedrijfsactiviteiten in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dienen te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:

  1. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  2. per bestemmingsvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  3. voor het overige de regels van Artikel 8 Agrarisch met waarden - Paardenhouderij van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - 1' ten behoeve van bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in de als bijlage 2 bij deze regels opgenomen Staat van bedrijven onder categorie 1 en 2, met dien verstande dat:

  1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";

  2. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  3. de bedrijfsactiviteiten in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dienen te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:

  1. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  2. de uitbreiding niet mag leiden tot een onacceptabele toename van het aantal verkeersbewegingen (kwantitatief en kwalitatief);

  3. per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  4. voor het overige de regels van Artikel 11 Bedrijf - 1 van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - 1' ten behoeve van het vergroten van de als 'Bedrijf - 1 bestemde bestaande gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsbebouwing en/of het bestemmingsvlak van een bedrijf, met dien verstande dat:

  1. het een percentage betreft van niet meer dan 15% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte aan (bedrijfs)bebouwing en/of het bestemmingsvlak, met dien verstande dat voor de bedrijven op de gronden ter plaatse van de aanduidingen “specifieke vorm van bedrijf – houtzagerij”, “specifieke vorm van bedrijf – loonbedrijf” en “specifieke vorm van bedrijf – rietdekkersbedrijf”, het een percentage van niet meer dan 50% aan de bestaande gezamenlijke oppervlakte aan (bedrijfs)bebouwing en/of het bestemmingsvlak mag bedragen;

  2. het bouwperceel voor niet meer dan 60% bebouwd is;

  3. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  4. alle bedrijfsactiviteiten in gebouwen plaatsvinden;

  5. de uitbreiding niet mag leiden tot een onacceptabele toename van het aantal verkeersbewegingen (kwantitatief en kwalitatief);

  6. voor het overige de regels van Artikel 11 Bedrijf - 1 van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bos' ten behoeve van de realisering van permanent bos, met dien verstande dat de regels van Artikel 16 Bos na de wijziging van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Cultuur en ontspanning', met dien verstande dat:

  1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";

  2. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  3. de nieuwe functie in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen gebouwen, mits:

  1. per bestemmingsvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  2. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  3. voor het overige de regels van Artikel 17 Cultuur en ontspanning van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk', met dien verstande dat:

  1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";

  2. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  3. de maatschappelijke functie in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen gebouwen, mits:

  1. per bestemmingsvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  2. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  3. voor het overige de regels van Artikel 20 Maatschappelijk van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Natuur ten behoeve van de realisering van natuur, met dien verstande dat de regels van Artikel 21 Natuur na de wijziging van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' ten behoeve van de bouw van 15 inpandige recreatieappartementen en/of een groepsaccommodatie, met dien verstande dat:

  1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";

  2. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  3. de vloeroppervlakte per inpandig recreatieappartement niet meer mag bedragen dan 70 m²;

  4. per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  5. voor het overige de regels van Artikel 24 Recreatie - Verblijfsrecreatie van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Woonboerderij' met dien verstande dat:

  1. het betreft de uitbreiding van een bestaand bouwperceel met een woonbestemming ('Wonen" of 'Wonen - woonboerderij');

  2. de uitbreiding grenst aan het bestaande bouwperceel met de woonbestemming ('Wonen'of 'Wonen - Woonboerderij');

  3. de oppervlakte van het bouwperceel na de uitbreiding maximaal 5000m² per woning (bestemming 'Wonen') of woonboerderij (bestemming 'Wonen - woonboerderij') mag bedragen;

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. voor het overige de regels van artikel 30 Wonen dan wel artikel 31 'Wonen - Woonboerderij' van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:

  1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";

  2. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  3. maximaal 1 woning mag worden gerealiseerd;

  4. de woning in de voormalige agrarische bedrijfswoning dient te worden gerealiseerd,

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. voor het overige de regels van Artikel 30 Wonen van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen', ten behoeve van een terrein voor kleinschalig kamperen bij een woning, met dien verstande dat:

  1. het terrein voor kleinschalig kamperen direct achter of aansluitend aan een bestaand erf wordt gerealiseerd;

  2. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  3. voor het overige de regels van Artikel 30 Wonen van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen - Woonboerderij', met dien verstande dat:

  1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";

  2. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  3. maximaal 1 woning mag worden gerealiseerd;

  4. de woning in het traditionele hoofdgebouw dient te worden gerealiseerd;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. voor het overige de regels van Artikel 31 Wonen - Woonboerderij van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen - Woonboerderij', ten behoeve van een terrein voor kleinschalig kamperen bij een woning, met dien verstande dat:

  1. het terrein voor kleinschalig kamperen direct achter of aansluitend aan een bestaand erf wordt gerealiseerd;

  2. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  3. voor het overige de regels van Artikel 31 Wonen - Woonboerderij van overeenkomstige toepassing zijn.

 

 

Artikel 4 Agrarisch met waarden- Boomkwekerij

Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

4.1 bestemmingsomschrijving

[ongewijzigd]

 

4.2 Bouwregels

[ongewijzigd]

 

4.3 Nadere eisen

[ongewijzigd]

 

4.4 Afwijken van de bouwregels

[ongewijzigd]

 

4.5 Specifieke gebruiksregels

[ongewijzigd]

 

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

[gewijzigd]

 

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

 

bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 4.5 sub a en lid 4.5 sub f en toestaan dat nieuwe terreinen voor kleinschalig kamperen worden opgericht met plaats voor maximaal 15 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;

  2. het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;

  3. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 30 m;

  4. de afstand tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 30 m;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 4.2;

  7. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  8. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  9. het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20;

 

  1. het bepaalde in lid 4.5 sub a, en lid 4.5 sub f toestaan dat nieuwe kleinschalige kampeerterreinen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 25 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,75 ha;

  2. het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;

  3. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 50 m;

  4. de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 m;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m, met inachtneming van de regels in lid 4.2;

  7. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  8. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  9. het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20.

 

 

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

[ongewijzigd]

 

 

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf

[deels gewijzigd ]Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

5.1 bestemmingsomschrijving

[ongewijzigd]

 

5.2 Bouwregels

[ongewijzigd]

 

5.3 Nadere eisen

[ongewijzigd]

 

5.4 Afwijken van de bouwregels

[gewijzigd]

 

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

 

bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 5.2, sub a, onder 5 voor het bouwen van gebouwen met een oppervlakte van meer dan 500 m² per gebouw, binnen een bouwvlak, mits:

  1. de landschappelijke inpassing, zoals die is vastgelegd in een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan, middels het stellen van voorschriften of het stellen van andere voorwaarden wordt gegarandeerd, waarbij in ieder geval voorschriften of andere voorwaarden worden gesteld omtrent:

  1. voor het overige de bouwregels van lid 5.2 van overeenkomstige toepassing zijn;

 

  1. het bepaalde in lid 5.2 sub a, onder 10 en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot 6 m, met dien verstande dat:

  1. de afwijking bij een omgevingsvergunning uitsluitend betrekking heeft op de naar binnen gerichte gootlijn;

  2. het bevoegd gezag met het oog op een samenhangend bebouwingsbeeld voorwaarden kan verbinden aan de afmetingen en situering van het gebouw;

 

  1. het bepaalde in lid 5.2 sub a, onder 10 en 12 en toestaan dat de goothoogte, en dakhelling worden verhoogd ten behoeve van de bouw van een serrestal, met dien verstande dat:

 

  1. het bepaalde in lid 5.2, sub c, onder 6 voor het bouwen van windturbines, met dien verstande dat:

  1. ten hoogste 3 windturbines per bouwperceel worden geplaatst;

  2. de windturbines een maximale as-hoogte van 15 meter hebben;

  3. het op te stellen vermogen het energieverbruik van het agrarisch bedrijf niet te boven mag gaan;

  4. de turbines zorgvuldig moeten worden ingepast binnen de landschappelijke- en cultuurhistorische kernkwaliteiten (goede landschappelijke inpassing), waarbij de mogelijkheden om te voorzien in de energiebehoefte van het agrarische bedrijf door middel van zonnepanelen op de gebouwen zijn verkend;

  5. de provinicie Fryslân heeft ingestemd met het verlenen van de afwijking, zoals bedoeld in lid 5.4 sub i;

  6. In verband met de externe veiligheid bedraagt de afstand van de kleine windturbine tot een hogedruk gasleiding: De ashoogte van de turbine x 1/3 van de wieklengte van de windturbine, gemeten vanuit de betreffende windturbine.

  7. De afstand van een kleine windturbine tot bovengrondse hoogspanningsinfrastructuur bedraagt niet minder dan de maximale werpafstand bij tweemaal nominaal toerental van de turbine, tenzij de netbeheerder instemt met een kortere afstand

 

  1. het bepaalde in lid 5.2, sub c, onder 7 voor het bouwen van mestvergistingsinstallaties, met dien verstande dat:

  1. de installatie met ten minste 50% wordt gevuld met mest die afkomstig is van het eigen bedrijf;

  2. de installatie binnen een bouwvlak wordt gebouwd;

  3. de PR 10-6-contour binnen het bouwvlak moet vallen, dan wel binnen de PR 10-6-contour geen kwetsbare dan wel beperkt kwetsbare objecten zijn gelegen;

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. de bouwregels van lid 5.2 van overeenkomstige toepassing zijn.

 

 

 

5.5 Specifieke gebruiksregels

[ongewijzigd]

 

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

[gewijzigd]

 

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

bij een omgevingsvergunning afwijken van:

 

  1. het bepaalde in lid 5.5 sub a en lid 5.5, sub h, en toestaan dat nieuwe terreinen voor kleinschalig kamperen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 15 mobiele kampeermiddelen per terrein, waarvan.. Van dit maximum van 15 kampeermiddelen zijn - in geval van vaste kampeermiddelen - minimaal 3 vaste kampeermiddelen en maximaal 10 vaste kampeermiddelen toegestaan, in de vorm van trekkershutten met dien verstande dat

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;

  2. het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;

  3. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 30 m;

  4. de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 30 m;

  5. in geval van trekkershutten, de afstand van de trekkershutten tot woningen van derden niet minder dan 50 meter bedraagt;

  6. de oppervlakte van de trekkershutten niet meer dan 40m² bedraagt en de hoogte niet meer dan 3,80 meter bedraagt;

  7. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  8. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 5.2;

  9. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  10. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  11. het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20;

 

  1. het bepaalde in lid 5.5 sub a en lid 5.5 sub h, en toestaan dat nieuwe kleinschalige kampeerterreinen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 25 mobiele kampeermiddelen per terrein, waarvan Van dit maximum van 25 kampeermiddelen zijn - in geval van vaste kampeermiddelen - minimaal 3 vaste kampeermiddelen en maximaal 10 vaste kampeermiddelen toegestaan in de vorm van trekkershutten, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,75 ha;

  2. het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;

  3. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 50 m;

  4. de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 m;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. in geval van trekkershutten, de oppervlakte van de trekkershutten niet meer dan 40m² bedraagt en de hoogte niet meer dan 3,80 meter bedraagt;

  7. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m, met inachtneming van de regels in lid 5.2;

  8. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  9. vaste kampeermiddelen in de vorm van trekkershutten alleen zijn toegestaan zoals hierboven bepaald;

  10. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  11. het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20;

 

  1. het bepaalde in lid 5.5 sub b, en toestaan dat de oppervlakte die wordt gebruikt voor de nevenactiviteit fouragehandel en voor de nevenactiviteit hovenier wordt vergroot met 15%, met dien verstande dat:

  1. voordat de uitbreiding wordt gerealiseerd door de initiatiefnemer dient te worden aangetoond dat de uitbreiding milieuhygiënisch en verkeerskundig inpasbaar is in de omgeving;

  2. plaatsing van reclame-uitingen plaatsvindt conform het reclamebeleid.

 

 

5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

[ongewijzigd]

 

5.8 wijzigingsbevoegdheid

[ongewijzigd]

 

 

Artikel 6 Agrarisch met waarden - Natuurwetenschap

[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

 

 

Artikel 7 Agrarisch met waarden - Open gebied

[deels gewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

 

7.1 bestemmingsomschrijving

[ongewijzigd]

 

7.2 Bouwregels

[ongewijzigd]

 

7.3 Nadere eisen

[ongewijzigd].

 

7.4 Afwijken van de bouwregels

[gewijzigd]

 

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

 

bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 7.2, sub a, onder 2 en lid 7.2, sub c, voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten een bouwvlak mits:

  1. de bebouwing ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf wordt gesitueerd binnen een denkbeeldig vlak dat inclusief het bouwvlak niet meer dan 1 ha bedraagt;

  2. de nieuwe bebouwing aansluitend op het bestaande bouwvlak wordt gesitueerd zodat één bouwensemble op een vergroot bouwperceel wordt verkregen;

  3. de afstand tussen de grens van de bebouwing en (bedrijfs)woningen van derden minimaal 50 m bedraagt;

  4. het agrarisch bedrijf qua ontsluiting en milieusituatie zorgvuldig wordt ingepast;

  5. voor het overige de bouwregels van lid 7.2 van overeenkomstige toepassing zijn;

 

  1. het bepaalde in lid 7.2, sub a, onder 2 en lid 7.2, sub c, voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten een bouwvlak mits:

  1. de bebouwing ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf wordt gesitueerd binnen een denkbeeldig vlak dat inclusief het bouwvlak niet meer dan 1,5 ha bedraagt;

  2. de nieuwe bebouwing aansluitend op het bestaande bouwvlak wordt gesitueerd zodat één bouwensemble op een vergroot bouwperceel wordt verkregen;

  3. de afstand tussen de grens van de bebouwing en (bedrijfs)woningen van derden minimaal 50 m bedraagt;

  4. het agrarisch bedrijf qua ontsluiting en milieusituatie zorgvuldig wordt ingepast;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. voor het overige de bouwregels van lid 7.2 van overeenkomstige toepassing zijn;

 

  1. het bepaalde in lid 7.2, sub a, onder 2, voor het bouwen van 1 klein agrarisch bedrijfsgebouw per bedrijf van ondergeschikte aard en lichte constructie, buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m² per bedrijf;

  2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;

  3. plaatsing noodzakelijk is voor de bedrijfsmatige bewerking en/of beweiding van agrarische gronden;

  4. de landschappelijk inpassing, zoals die is vastgelegd in een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan, middels het stellen van voorschriften of het stellen van andere voorwaarden wordt gegarandeerd, waarbij in ieder geval voorschriften of andere voorwaarden worden gesteld omtrent:

 

  1. het bepaalde in lid 7.2, sub a, onder 4 voor het bouwen van gebouwen met een oppervlakte van meer dan 500 m² per gebouw, binnen een bouwvlak, mits:

  1. de landschappelijk inpassing, zoals die is vastgelegd in een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan, middels het stellen van voorschriften of het stellen van andere voorwaarden wordt gegarandeerd, waarbij in ieder geval voorschriften of andere voorwaarden worden gesteld omtrent:

  1. voor het overige de bouwregels van lid 7.2van overeenkomstige toepassing zijn;

 

  1. het bepaalde in lid 7.2, sub a, onder 2, 5 en 6 voor het uitbreiden van de oppervlakte van stalruimte ten behoeve van intensieve veehouderij en/of de bouw van een wagenberging buiten een bouwvlak, mits:

  1. dit noodzakelijk is in verband met de wettelijke eisen op het gebied van de gezondheid en het welzijn van dieren;

  2. deze uitbreiding niet leidt tot meer dierplaatsen;

  3. de nieuwe bebouwing aansluitend op het bestaande bouwvlak wordt gesitueerd zodat één bouwensemble op een vergroot bouwperceel wordt verkregen;

  4. de afstand tussen de grens van de bebouwing en (bedrijfs)woningen van derden minimaal 50 m bedraagt;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing indien de oppervlakte van het denkbeeldige vlak waarbinnen de stalruimte ten behoeve van intensieve veehouderij en/of de bouw van een wagenberging wordt gerealiseerd, inclusief bouwvlak, tussen de 1 ha en 1,5 ha;

  6. het procesmodel Nije Pleats wordt gevolgd indien de oppervlakte van het denkbeeldige vlak waarbinnen de stalruimte ten behoeve van intensieve veehouderij en/of de bouw van een wagenberging wordt gerealiseerd, inclusief bouwvlak, meer bedraagt dan 1,5 ha.

  7.  

  1. het bepaalde in lid 7.2 sub a, onder 10 en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot 6 m, met dien verstande dat:

  1. de afwijking bij een omgevingsvergunning uitsluitend betrekking heeft op de naar binnen gerichte gootlijn;

  2. het bevoegd gezag met het oog op een samenhangend bebouwingsbeeld voorwaarden kan verbinden aan de afmetingen en situering van het gebouw;

 

  1. het bepaalde in lid 7.2, sub a, onder 10 en 12 en toestaan dat de goothoogte en dakhelling worden verhoogd ten behoeve van de bouw van een serrestal, met dien verstande dat:

 

  1. het bepaalde in lid 7.2, sub c, onder 6 voor het bouwen van windturbines, met dien verstande dat:

  1. ten hoogste 3 windturbines per bouwperceel worden geplaatst;

  2. de windturbines een maximale as-hoogte van 15 meter hebben;

  3. het op te stellen vermogen het energieverbruik van het agrarisch bedrijf niet te boven mag gaan;

  4. de turbines zorgvuldig moeten worden ingepast binnen de landschappelijke- en cultuurhistorische kernkwaliteiten (goede landschappelijke inpassing), waarbij de mogelijkheden om te voorzien in de energiebehoefte van het agrarische bedrijf door middel van zonnepanelen op de gebouwen zijn verkend;

  5. de provinicie Fryslân heeft ingestemd met het verlenen van de afwijking, zoals bedoeld in lid 7.4 sub i;

  6. In verband met de externe veiligheid bedraagt de afstand van de kleine windturbine tot een hogedruk gasleiding: De ashoogte van de turbine x 1/3 van de wieklengte van de windturbine, gemeten vanuit de betreffende windturbine.

  7. De afstand van een kleine windturbine tot bovengrondse hoogspanningsinfrastructuur bedraagt niet minder dan de maximale werpafstand bij tweemaal nominaal toerental van de turbine, tenzij de netbeheerder instemt met een kortere afstand

 

  1. het bepaalde in lid 7.2, sub c, onder 7 voor het bouwen van mestvergistingsinstallaties, met dien verstande dat:

  1. de installatie met ten minste 50% wordt gevuld met mest die afkomstig is van het eigen bedrijf;

  2. de installatie binnen een bouwvlak wordt gebouwd;

  3. de PR 10-6 contour binnen het bouwvlak moet vallen, dan wel binnen de PR 10-6 contour geen kwetsbare dan wel beperkt kwetsbare objecten zijn gelegen;

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. de bouwregels van lid 7.2 van overeenkomstige toepassing zijn.

 

 

7.5 Specifieke gebruiksregels

[ongewijzigd]

 

7.6 Afwijken van de gebruiksregels

[gewijzigd]

 

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 7.5 sub a en lid 7.5 sub h en toestaan dat nieuwe terreinen voor kleinschalig kamperen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 15 mobiele kampeermiddelen per terrein, waarvan Van dit maximum van 15 kampeermiddelen zijn - in geval van vaste kampeermiddelen - minimaal 3 vaste kampeermiddelen en maximaal 10 vaste kampeermiddelen toegestaan in de vorm van trekkershutten, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;

  2. het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;

  3. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 30 m;

  4. de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 30 m;

  5. in geval van trekkershutten, de afstand van de trekkershutten tot woningen van derden niet minder dan 50 meter bedraagt;

  6. de oppervlakte van de trekkershutten niet meer dan 40m² bedraagt en de hoogte niet meer dan 3,80 meter bedraagt;

  7. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  8. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 7.2;

  9. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  10. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  11. het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20;

 

het bepaalde in lid 7.5 sub a en lid 7.5 sub h en toestaan dat nieuwe terreinen voor kleinschalig kamperen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 25 mobiele kampeermiddelen per terrein, waarvan Van dit maximum van 25 kampeermiddelen zijn - in geval van vaste kampeermiddelen - minimaal 3 vaste kampeermiddelen en maximaal 10 vaste kampeermiddelen toegestaan in de vorm van trekkershutten, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,75 ha;

  2. het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;

  3. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 50 m;

  4. de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 m;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. in geval van trekkershutten, de oppervlakte van de trekkershutten niet meer dan 40m² bedraagt en de hoogte niet meer dan 3,80 meter bedraagt;

  7. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 7.2;

  8. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  9. vaste kampeermiddelen in de vorm van trekkershutten alleen zijn toegestaan zoals hierboven bepaald;

  10. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  11. het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20.

 

 

7.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

[ongewijzigd]

 

 

7.8 wijzigingsbevoegdheid

[gewijzigd]

 

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

 

  1. de bestemming wijzigen ten behoeve van een bouwvlak van maximaal 3 ha voor een grondgebonden agrarisch bedrijf mits:

  1. het agrarisch bedrijf qua ontsluiting en milieusituatie zorgvuldig wordt ingepast;

  2. het procesmodel Nije Pleats wordt gevolgd;

  3. voor het overige de regels van dit artikel van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen ten behoeve van de functiewijziging van een bestaande bedrijfswoning in een plattelandswoning, met dien verstande dat:

  1. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;

  2. de agrarische functie van de bedrijfswoning is niet langer noodzakelijk;

  3. voor het overige de regels van dit artikel van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf' ten behoeve van een grondgebonden agrarisch kleinbedrijf, met dien verstande dat:

  1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";

  2. de oppervlakte van het bouwvlak na wijziging niet meer mag bedragen dan 1 ha;

  3. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  4. per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  5. voor het overige de regels van Artikel 5 Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf' ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak van het als 'Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf bestemde grondgebonden agrarisch klein bedrijf, met dien verstande dat:

  1. de totale gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 ha;

  2. het agrarisch bedrijf qua ontsluiting en milieusituatie zorgvuldig wordt ingepast;

  3. een bestaand bouwvlak wordt vergroot, zodat één bouwensemble op een vergroot bouwperceel wordt verkregen;

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. voor het overige de regels van Artikel 5 Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf' ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak van het als 'Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf bestemde grondgebonden agrarisch klein bedrijf voor het uitbreiden van de oppervlakte van stalruimte ten behoeve van intensieve veehouderij en/of de bouw van een wagenberging bij een agrarisch kleinbedrijf, met dien verstande dat:

  1. de totale gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 ha;

  2. dit noodzakelijk is in verband met de wettelijke eisen op het gebied van de gezondheid en het welzijn van dieren;

  3. deze uitbreiding niet leidt tot meer dierplaatsen;

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. de afstand tot de dichtstbijzijnde woning van derden niet minder mag bedragen dan 50 m;

  6. voor het overige de regels van Artikel 5 Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf' ten behoeve van 1 klein agrarisch bedrijfsgebouw per agrarisch kleinbedrijf van ondergeschikte aard en lichte constructie, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m² per agrarisch kleinbedrijf;

  2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;

  3. plaatsing noodzakelijk is voor de bedrijfsmatige bewerking en/of beweiding van agrarische gronden;

  4. de landschappelijk inpassing, zoals die is vastgelegd in een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan, middels het stellen van voorschriften of het stellen van andere voorwaarden wordt gegarandeerd, waarbij in ieder geval voorschriften of andere voorwaarden worden gesteld omtrent:

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Paardenhouderij' ten behoeve van een paardenhouderij, met dien verstande dat:

  1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";

  2. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  3. de bedrijfsactiviteiten in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dienen te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:

  4. daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  5. de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  6. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  7. per bestemmingsvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  8. voor het overige de regels van Artikel 8 Agrarisch met waarden - Paardenhouderij van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - 1' ten behoeve van bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in de als bijlage 2 onder categorie 1 en 2 bij deze regels opgenomen Staat van bedrijven, met dien verstande dat:

  1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";

  2. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  3. de bedrijfsactiviteiten in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dienen te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:

  1. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  2. de uitbreiding niet mag leiden tot een onacceptabele toename van het aantal verkeersbewegingen (kwantitatief en kwalitatief);

  3. per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  4. voor het overige de regels van Artikel 11 Bedrijf - 1 van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - 1' ten behoeve van het vergroten van de als 'Bedrijf - 1bestemde bestaande gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsbebouwing en/of het bestemmingsvlak van een bedrijf, met dien verstande dat:

  1. het een percentage betreft van niet meer dan 15% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte aan (bedrijfs)bebouwing en/of het bestemmingsvlak, met dien verstande dat voor de bedrijven op de gronden ter plaatse van de aanduidingen “specifieke vorm van bedrijf – houtzagerij”, “specifieke vorm van bedrijf – loonbedrijf” en “specifieke vorm van bedrijf – rietdekkersbedrijf”, het een percentage van niet meer dan 50% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte aan (bedrijfs)bebouwing en/of het bestemmingsvlak mag bedragen;

  2. het bouwperceel voor niet meer dan 60% bebouwd is;

  3. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  4. alle bedrijfsactiviteiten in gebouwen plaatsvinden;

  5. de uitbreiding niet mag leiden tot een onacceptabele toename van het aantal verkeersbewegingen (kwantitatief en kwalitatief);

  6. voor het overige de regels van Artikel 11 Bedrijf - 1 van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Cultuur en ontspanning', met dien verstande dat:

  1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";

  2. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  3. de nieuwe functie in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen gebouwen, mits:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen gebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  2. per bestemmingsvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  3. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  4. voor het overige de regels van Artikel 17 Cultuur en ontspanning van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk', met dien verstande dat:

  1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";

  2. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  3. de maatschappelijke functie in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen gebouwen, mits:

  1. per bestemmingsvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  2. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  3. voor het overige de regels van Artikel 20 Maatschappelijk van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Natuur' ten behoeve van de realisering van natuur, met dien verstande dat de regels van Artikel 21 Natuur na de wijziging van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' ten behoeve van de bouw van 15 inpandige recreatieappartementen en/of een groepsaccommodatie, met dien verstande dat:

  1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";

  2. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  3. de vloeroppervlakte per inpandig recreatieappartement niet meer mag bedragen dan 70 m²;

  4. per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  5. voor het overige de regels van Artikel 24 Recreatie - Verblijfsrecreatie van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Woonboederij' met dien verstande dat:

  1. het betreft de uitbreiidng van een bestaand bouwperceel met een woonbestemming ('Wonen" of 'Wonen - woonboerderij');

  2. de uitbreiding grenst aan het bestaande bouperceel met de woonbestemming ('Wonen'of 'Wonen - woonboerderij');

  3. de oppervlakte van het bouwperceel na de uitbreiding maximaal 5000m² per woning (bestemming 'Wonen') of woonboerderij (bestemming 'Wonen - woonboerderij') mag bedragen;

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. voor het overige de regels van artikel 30 'Wonen'dan wel artikel 31 'Wonen - Woonboerderij' van overeenkomstige toepassing zijn.

 

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:

  1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";

  2. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  3. maximaal 1 woning mag worden gerealiseerd;

  4. de woning in de voormalige agrarische bedrijfswoning dient te worden gerealiseerd,

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. voor het overige de regels van Artikel 30 Wonen van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen', ten behoeve van een terrein voor kleinschalig kamperen bij een woning, met dien verstande dat:

  1. het terrein voor kleinschalig kamperen direct achter of aansluitend aan een bestaand erf wordt gerealiseerd;

  2. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  3. voor het overige de regels van Artikel 30 Wonen van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen - Woonboerderij', met dien verstande dat:

  1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";

  2. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  3. maximaal 1 woning mag worden gerealiseerd;

  4. de woning in het traditionele hoofdgebouw dient te worden gerealiseerd;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. voor het overige de regels van Artikel 31 Wonen - Woonboerderij van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen - Woonboerderij', ten behoeve van een terrein voor kleinschalig kamperen bij een woning, met dien verstande dat:

  1. het terrein voor kleinschalig kamperen direct achter of aansluitend aan een bestaand erf wordt gerealiseerd;

  2. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  3. voor het overige de regels van Artikel 31 Wonen - Woonboerderij van overeenkomstige toepassing zijn.

 

 

Artikel 8 Agrarisch met waarden - Paardenhouderij

[deels gewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

 

8.1 bestemmingsomschrijving

[ongewijzigd]

 

8.2 Bouwregels

[ongewijzigd]

 

8.3 Nadere eisen

[ongewijzigd]

 

8.4 Afwijken van de bouwregels

[ongewijzigd]

 

8.5 Specifieke gebruiksregels

[ongewijzigd]

 

8.6 Afwijken van de gebruiksregels

[gewijzigd]

 

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

bij een omgevingsvergunning afwijken van:

 

  1. het bepaalde in lid 8.5 sub a en lid 8.5 sub g en toestaan dat nieuwe terreinen voor kleinschalig kamperen worden opgericht met plaats voor maximaal 15 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;

  2. het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;

  3. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 30 m;

  4. de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 30 m;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 8.2;

  7. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  8. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  9. het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20;

 

  1. het bepaalde in lid 8.5 sub a en lid 8.5 sub g en toestaan dat nieuwe kleinschalige kampeerterreinen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 25 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,75 ha;

  2. het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;

  3. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 50 m;

  4. de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 m;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 8.2;

  7. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  8. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  9. het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20.

 

 

8.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

[ongewijzigd]

 

8.8 wijzigingsbevoegdheid

[ongewijzigd]

 

Artikel 9 Agrarisch met waarden - Veredelingsbedrijf

[deels gewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

 

9.1 bestemmingsomschrijving

[ongewijzigd]

 

9.2 Bouwregels

[ongewijzigd]

 

9.3 Nadere eisen

[ongewijzigd]

 

9.4 Afwijken van de bouwregels

[ongewijzigd]

 

9.5 Specifieke gebruiksregels

[ongewijzigd]

 

9.6 Afwijken van de gebruiksregels

[gewijzigd]

 

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

 

bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 9.5, sub a en lid 9.5 sub f en toestaan dat nieuwe terreinen voor kleinschalig kamperen worden opgericht met plaats voor maximaal 15 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;

  2. het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;

  3. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 30 m;

  4. de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 30 m;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 9.2;

  7. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  8. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  9. het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20;

 

  1. het bepaalde in lid 9.5, sub a en lid 9.5 sub f en toestaan dat nieuwe kleinschalige kampeerterreinen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 25 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,75 ha;

  2. het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;

  3. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 50 m;

  4. de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 m;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 8.2;

  7. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  8. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  9. het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20.

 

 

9.7 wijzigingsbevoegdheid

[ongewijzigd]

 

Artikel 10 Agrarisch met waarden - Vogelkwekerij

[deels gewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

10.1 bestemmingsomschrijving

[ongewijzigd]

 

10.2 Bouwregels

[ongewijzigd]

 

10.3 Nadere eisen

B[ongewijzigd].

 

10.4 Specifieke gebruiksregels

[ongewijzigd]

 

10.5 Afwijken van de gebruiksregels

[gewijzigd]

 

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

 

bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 10.4 sub a en lid 10.4 sub f en toestaan dat nieuwe terreinen voor kleinschalig kamperen worden opgericht met plaats voor maximaal 15 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;

  2. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 30 m;

  3. de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 30 m met inachtneming van de regels in lid 10.2;

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m9.2;

  6. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  7. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  8. het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20;

  1. het bepaalde in lid 10.4 sub a, en lid 10.4 sub f toestaan dat nieuwe kleinschalige kampeerterreinen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 25 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,75 ha;

  2. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 50 m;

  3. de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 m;

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 10.2;

  6. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  7. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  8. het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20.

 

 

10.6 wijzigingsbevoegdheid

[ongewijzigd]

 

Artikel 11 Bedrijf - 1

[deels gewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

 

11.1 bestemmingsomschrijving

[ongewijzigd]

 

11.2 Bouwregels

[ongewijzigd]

 

11.3 Nadere eisen

[ongewijzigd]

 

11.4 Afwijken van de bouwregels

[ongewijzigd]

 

11.5 Specifieke gebruiksregels

[ongewijzigd]

 

11.6 Afwijken van de gebruiksregels

[gewijzigd]

 

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

 

bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 11.1 en lid 11.5, sub a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en/of de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bij de regels behorende bijlage 2 Staat van Bedrijven onder de categorieën 1 en 2;

  2. het bepaalde in lid 11.5 sub b en lid 11.5 sub g en toestaan dat nieuwe terreinen voor kleinschalig kamperen worden opgericht met plaats voor maximaal 15 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;

  2. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 30 m;

  3. de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 30 m;

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 11.2;

  6. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  7. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  8. het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20;

 

  1. het bepaalde in lid 11.5sub b en lid 11.5 sub g en toestaan dat nieuwe kleinschalige kampeerterreinen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 25 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,75 ha;

  2. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 50 m;

  3. de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 m;

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 11.2;

  6. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  7. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  8. het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20.

 

 

11.7 wijzigingsbevoegdheid

[ongewijzigd]

 

Artikel 12 Bedrijf - 2

[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

 

 

Artikel 13 Bedrijf - Leiding gas

[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

 

Artikel 14 Bedrijf - Nutsbedrijf

[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

 

Artikel 15 Bedrijf - Zandwinning

[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

 

Artikel 16 Bos

[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

 

Artikel 17 Cultuur en ontspanning

[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

 

Artikel 18 Detailhandel

[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

 

Artikel 19 Horeca

[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

 

Artikel 20 Maatschappelijk

[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

 

Artikel 21 Natuur

[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

 

Artikel 22 Recreatie - Dagrecreatie

[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

 

 

Artikel 23 Recreatie - Openluchtmuseum

[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

 

Artikel 24 Recreatie - Verblijfsrecreatie

[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

 

Artikel 25 Sport - Manege

[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

 

Artikel 26 Verkeer

[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

 

Artikel 27 Verkeer - Railverkeer

[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

 

Artikel 28 Water

[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

 

Artikel 29 Water - Vaarweg

[ongewijzigd]

 

Artikel 30 Wonen

[deels gewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

 

30.1 bestemmingsomschrijving

[ongewijzigd]

 

30.2 Bouwregels

[gewijzigd]

 

  1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;

  2. het aantal woningen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 1, dan wel het aantal aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden";

  3. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder 3 m bedragen, dan wel ten minste de bestaande afstand indien deze minder is;

  4. bij vervangende nieuwbouw mag uitsluitend op de bestaande locatie op het bouwperceel worden gebouwd;

  5. de oppervlakte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 150 m², dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;

  6. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 3,5 m bedragen;

  7. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 9 m bedragen;

  8. de dakhelling van een hoofdgebouw mag, niet minder dan 30° en niet meer dan 50° bedragen;

  9. op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen – geluidgevoelige bebouwing uitgesloten" mogen geen geluidgevoelige functies worden gebouwd.

 

  1. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen per hoofdgebouw mag niet meer dan 100 m² bedragen, met dien verstande dat wanneer de oppervlakte van het bouwperceel meer bedraagt dan 500 m² de gezamenlijke oppervlakte van hoofdgebouw, aan- en uitbouwen, aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen maximaal 300 m² mag bedragen; Bij de berekening van de oppervlakte van aan- en uitbouwen, aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen telt de oppervlakte van omgevingsvergunning vrije bouwwerken niet mee;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen mag te hoogste 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen, met een maximum van 100 m²;

  3. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woningen mogen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de woning worden gebouwd;

  4. de goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwd bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw bedragen;

  5. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 3,5 m bedragen;

  6. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen is tenminste 1 m lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

  7. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 6 m bedragen;

  8. de dakhelling van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet minder dan 15° bedragen, tenzij deze gebouwen plat zijn afgedekt;

  9. de afstand tussen vrijstaande bijgebouwen onderling en ten opzichte van het hoofdgebouw met aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet minder dan 1 m bedragen;

  10. op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen – geluidgevoelige bebouwing uitgesloten" mogen geen geluidgevoelige functies worden gebouwd.

 

  1. Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  1. het aantal recreatiewoningen mag niet meer dan 1 per aanduidingsvlak bedragen;

  2. de goothoogte van een recreatiewoning mag niet meer dan 3 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van een recreatiewoning mag niet meer dan 8 m bedragen;

  4. de oppervlakte van een recreatiewoning mag niet meer dan 70 m² bedragen;

  5. de dakhelling van een recreatiewoning mag niet minder dan 30° en niet meer dan 50° bedragen.

 

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag de bouwhoogte maximaal 2 m bedragen;

  2. het bouwen van windturbines is niet toegestaan, met uitzondering van windturbines ter plaatse van de aanduiding "windturbine", met dien verstande dat de masthoogte en wiekdiameter niet meer mogen bedragen dan de bestaande masthoogte en wiekdiameter;

  3. de bouwhoogte van de andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.

 

 

30.3 Nadere eisen

[ongewijzigd]

 

30.4 Afwijken van de bouwregels

[ongewijzigd]

 

30.5 Specifieke gebruiksregels

[ongewijzigd]

 

30.6 Afwijken van de gebruiksregels

[gewijzigd]

 

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 30.5 sub a, en toestaan dat nieuwe terreinen voor kleinschalig kamperen worden opgericht met plaats voor maximaal 15 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;

  2. het terrein binnen het bestemmingsvlak dient te worden gesitueerd;

  3. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 30 m;

  4. de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 30 m;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 30.2;

  7. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  8. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  9. het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20.

 

  1. het bepaalde in lid 30.5 sub a, en toestaan dat nieuwe kleinschalige kampeerterreinen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 25 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,75 ha;

  2. het terrein binnen het bestemmingsvlak dient te worden gesitueerd;

  3. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 50 m;

  4. de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 m;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 30.2;

  7. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  8. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  9. het aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20.

 

 

Artikel 31 Wonen - Woonboerderij

[deels gewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

 

31.1 bestemmingsomschrijving

[gewijzigd]

 

De voor ‘Wonen - Woonboerderij’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woonboerderijen, al dan niet in combinatie met:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

  2. bed & brôchje, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "bed & breakfast", met uitzondering van de mogelijkheden voor bed en brôchje, die vallen onder de nevenactiviteiten en algemeen binnen deze bestemming zijn toegestaan;

  3. paardenbakken,

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. speelvoorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. openbare nutsvoorzieningen;

  4. infrastructurele voorzieningen;

  5. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen,

 

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde,

 

en tevens voor:

  1. een windturbine, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "windturbine";

  2. verblijfsrecreatieve voorzieningen waaronder een jachthaven, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "verblijfsrecreatie".

 

 

31.2 Bouwregels

[gewijzigd]

 

  1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonboerderijen worden gebouwd;

  2. het aantal woonboerderijen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 1, dan wel het aantal aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden";

  3. de afstand van woonboerderijen tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen, dan wel ten minste de bestaande afstand indien deze minder is;

  4. bij vervangende nieuwbouw mag uitsluitend op de bestaande locatie op het bouwperceel worden gebouwd, dient de bestaande verschijningsvorm van de woonboerderij te worden gehandhaafd en mag de oppervlakte van de woonboerderij, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen, niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte van de woonboerderij, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

  5. de goothoogte van een woonboerderij mag niet meer dan 3,5 m bedragen, dan wel ten hoogste de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;

  6. de bouwhoogte van een woonboerderij mag niet meer dan 9 m bedragen, dan wel ten hoogste de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;

  7. de dakhelling van een woonboerderij mag niet minder bedragen dan 15°, met uitzondering van gebouwen tot een totale oppervlakte van 100 m² en boogstallen.

 

  1. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen per woonboerderij mag niet meer dan 100 m² bedragen, wanneer de oppervlakte van het bouwperceel meer is dan 500 m² mag deze oppervlakte ten hoogste 200 m² bedragen. Bij de berekening van de oppervlakte van aan- en uitbouwen, aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen telt de oppervlakte van omgevingsvergunning vrije bouwwerken niet mee;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 100% van de oppervlakte van de woonboerderij bedragen, met een maximum van 100m²;

  3. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woonboerderijen mogen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de woonboerderij worden gebouwd;

  4. de goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woonboerderij bedragen;

  5. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 3,5 m bedragen;

  6. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen is tenminste 1 m lager dan de bouwhoogte van de woonboerderij ;

  7. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 6 m bedragen;

  8. de dakhelling van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet minder dan 15° bedragen, tenzij deze gebouwen plat zijn afgedekt;

  9. de afstand tussen vrijstaande bijgebouwen onderling en ten opzichte van de woonboerderij met aan- en uitbouwen en aangebouwde de dakhelling bijgebouwen mag niet minder dan 1 m bedragen.

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) van de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag de bouwhoogte maximaal 2 m bedragen;

  2. het bouwen van windturbines is niet toegestaan, met uitzondering van windturbines ter plaatse van de aanduiding "windturbine", met dien verstande dat de masthoogte en wiekdiameter niet meer mogen bedragen dan de bestaande masthoogte en wiekdiameter;

  3. de bouwhoogte van de andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.

 

 

31.3 Nadere eisen

[ongewijzigd]

 

31.4 Afwijken van de bouwregels

[gewijzigd]

 

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 31.2, sub a, onder 4, voor een andere locatie op het bouwperceel van hoofdgebouwen bij (deels) vervangende nieuwbouw, mits:

  1. het bepaalde in lid 31.2, sub a, onder 4, voor een grotere oppervlakte van hoofdgebouwen bij andere verschijningsvorm van hoofdgebouwen bij (deels) vervangende nieuwbouw, mits de oppervlakte van het hoofdgebouw niet meer dan 150m² bedraagt en mits:

 

 

 

 

31.5 Specifieke gebruiksregels

[ongewijzigd]

 

31.6 Afwijken van de gebruiksregels

[gewijzigd]

 

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 31.5 sub a, en toestaan dat nieuwe terreinen voor kleinschalig kamperen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 15 mobiele kampeermiddelen per terrein, waarvan Van dit maximum van 15 kampeermiddelen zijn - in geval van vaste kampeermiddelen - minimaal 3 vaste kampeermiddelen en maximaal 10 vaste kampeermiddelen toegestaan in de vorm van trekkershutten, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;

  2. het terrein binnen het bestemmingsvlak dient te worden gesitueerd;

  3. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 30 m;

  4. de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 30 m;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. in geval van trekkershutten, de afstand van de trekkershutten tot woningen van derden niet minder dan 50 meter bedraagt;

  7. de oppervlakte van de trekkershutten niet meer dan 40m² bedraagt en de hoogte niet meer dan 3,80 meter bedraagt;

  8. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 31.2;

  9. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  10. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  11. het aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20;

 

  1. het bepaalde in lid 31.5 sub a, en toestaan dat nieuwe kleinschalige kampeerterreinen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 25 mobiele kampeermiddelen per terrein, waarvan Van dit maximum van 25 kampeermiddelen zijn - in geval van vaste kampeermiddelen - minimaal 3 vaste kampeermiddelen en maximaal 10 vaste kampeermiddelen toegestaan in de vorm van trekkershutten, , met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,75 ha;

  2. het terrein binnen het bestemmingsvlak dient te worden gesitueerd;

  3. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 50 m;

  4. de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 m;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. in geval van trekkershutten, de oppervlakte van de trekkershutten niet meer dan 40m² bedraagt en de hoogte niet meer dan 3,80 meter bedraagt;

  7. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 31.2;

  8. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  9. vaste kampeermiddelen in de vorm van trekkershutten alleen zijn toegestaan zoals hierboven bepaald;

  10. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  11. het aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20.

 

  1. het bepaalde in lid 31.5 sub d, en toestaan dat de oppervlakte voor nevenactiviteiten meer bedraagt dan 1/3 deel van de oppervlakte van de bestaande gebouwen, met dien verstande dat voor het overige de regels van lid 31.5 sub d, van overeenkomstige toepassing blijven.

 

 

31.7 wijzigingsbevoegdheid

[ongewijzigd]

 

Artikel 32 Leiding -Gas

[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

 

Artikel 33 Leiding - Hoogspanningsverbinding

[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

 

Artikel 34 Leiding - Riool

[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

 

Artikel 35 Waarde - Archeologie

[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

 

Artikel 36 waarde - geomorfologie

[ongewijzigd]

 

Hoofdstuk 3 algemene regels

 

 

Artikel 37 anti-dubbeltelregel

[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

 

Artikel 38 algemene bouwregels

[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

 

Artikel 39 algemene gebruiksregels

[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

 

Artikel 40 ALGEMENE AANDUIDINGSREGELS

[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

 

Artikel 41 algemene afwijkingsregels

[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

 

Artikel 42 ALGEMENE PROCEDUREREGELS

[ongewijzigd]

 

Hoofdstuk 4 overgangs- en slotregels

 

Artikel 43 overgangsrecht

[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014

 

Artikel 44 slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als:

 

“Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Achtkarspelen”.

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van