direct naar inhoud van Toelichting
Plan: It Jachtfjild 11 te Harkema
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0059.PHBgItJachtf1120-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding & doel

De eigenaar van het perceel It Jachtfjild 11 in Harkema wil graag van de bestaande bedrijfswoning een reguliere woning te maken zonder connectie met het naastgelegen bedrijf. Omdat het eigendom van dit bedrijf is gesplitst zijn er twee zelfstandige kavels ontstaan met op dit moment dezelfde bestemming. Eigenaar van It Jachtfjild 11 wil daarom ook planologisch onderscheid maken in beide kavels en heeft daarom gevraagd het bestemmingsplan te wijzigen.

Om dit te realiseren dient de bestaande bedrijfsbestemming van het gehele perceel gesplitst te worden in een bedrijfsbestemming en een woonbestemming. Om deze ontwikkeling planologisch-juridisch mogelijk te maken, wordt een nieuw bestemmingsplan in procedeure gebracht. Voorliggend plan voorziet in het bestemmen van het perceel It Jachtfjild 11 met een woonbestemming.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied bestaat uit het perceel It Jachtfjild 11 ten zuiden van Harkema. Het gebied is gelegen ten oosten van de N369 en zuidelijk van het perceel bevindt zich de Blauwhuisterweg, die in oostelijke richting leidt naar het nabijgelegen Surhuisterveen.

Ten noorden van het plangebied bevindt zich het rietdekkersbedrijf waar deze woning als bedrijfswoning tot voorkort bij hoorde. Tegenover het gebied aan de zuidwestzijde ligt een perceel waar een zagerij en houthandel gevestigd zit.

Verder is het gebied omringd door landbouwgronden. Het betreffende perceel bevat een vrijstaande woning met noordelijk hiervan een rietdekkersbedrijf dat tot voorkort in handen was van dezelfde eigenaar. Het perceel staat kadastraal bekend als gemeente Drogeham, sectie D, nummer 3880 en heeft een oppervlak van 6.416 m². Figuur 1.1 geeft de globale ligging van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.PHBgItJachtf1120-VG01_0001.png"

Figuur 1.1 globale ligging plangebied binnen rode cirkel.

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het geldende planologische regime is het bestemmingsplan ''Buitengebied Achtkarspelen''. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeente op 6 maart 2014. Hierin heeft het perceel de bestemming 'Bedrijf-1'. Met een functieaanduiding is het perceel specifiek bestemd als rietdekkersbedrijf. Ook is er met een gebiedsaanduiding aangegeven dat het plangebied uitmaakt van een commerciele zone. Binnen deze zone mogen bedrijven onder voorwaarden groeien.

Het geldende bestemmingsplan heeft in artikel 11.7 onder c een wijzigingsbevoegdheid om de bestemming 'Bedrijf-1' om te zetten naar de bestemming 'Wonen'. Voorwaarde is dat er dan sprake moet zijn van bedrijfsbeeindiging. Omdat dat niet het geval is moet er een reguliere bestemmingsplanprocedure doorlopen worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.PHBgItJachtf1120-VG01_0002.png"

Figuur 1.2: verbeelding Buitengebied Achtkarspelen.

1.4 Leeswijzer

De toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de huidige en toekomstige situatie van het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 worden de relevante beleidskaders beschreven. De milieu- en omgevingsaspecten zijn in hoofdstuk 4 opgenomen. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de juridische planbeschrijving. In hoofdstuk 6 komt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid en het overleg en inspraak van het plan aanbod.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving en -uitgangspunten

2.1 Huidige situatie

It Jachtfjild 11 maakte tot voorkort onderdeel uit van het naastliggende rietdekkerbedrijf. Het had een functie als bedrijfswoning. Omdat het bedrijf en deze woning qua eigendom losgekoppeld zijn van elkaar is de wens om dat ook planologisch inzichtelijk te maken. Het woonperceel bestaat uit twee losstaande gebouwen. Aan de noordelijke zijde van de woning bevindt zich een ruime groene tuin.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.PHBgItJachtf1120-VG01_0003.png"

Figuur 2.1: vooraanzicht bestaande woning

2.2 Toekomstige situatie

Door de splitsing van het perceel komt er een woonbestemming in het buitengebied bij. In de directe omgeving van het plangebied liggen ook al een drietal woningen met overeenkomstige woonbestemming.

Omdat het een bestaande woning is zullen er geen verbouw- en/of sloopwerkzaamheden plaatsvinden. Dit bestemmingsplan biedt, los van de functiewijziging, geen extra mogelijkheden. Daarnaast wordt de mogelijkheid om een bedrijfswoning te realiseren op het bedrijfsperceel uit de regels verwijderd. Dit om te voorkomen dat er in de toekomst zonder nadere toetsing vanuit de gemeente een nieuwe bedrijfswoning gebouwd kan worden. Voor het nieuwe woonperceel wordt de woonbestemming uit het geldende bestemmingsplan Buitengebied Achtkarspelen overgenomen.

Hoofdstuk 3 Beleid

In dit hoofdstuk is kort en voor zover relevant het beleid van Rijk- provincie en wetterskip opgenomen voor het plangebied.

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

In de SVIR is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het planologisch aanpassen van een bestaande bedrijfswoning naar een woning valt niet onder de werking van de ladder voor duurzame verstedelijking zodat een uitgebreide toetsing achterwege gelaten kan worden.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden en aangevuld op 1 oktober 2012. Het Barro stelt niet alleen regels over de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen. Het plangebied raakt geen van de rijksbelangen. Zodat dit bestemmingsplan ook niet in strijd is met het Barro.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

Streekplan Fryslân 2007

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân 2007 'Om de kwaliteit van de romte', vastgesteld op 13 december 2006. Het Streekplan zet in op de versterking van stedelijke gebieden, onder andere door het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en een duurzaam ruimtegebruik.

Voor de kleine kernen stelt de provincie Fryslân een terughoudend woningbouwbeleid voor. Woningbouw op het platteland is primair gericht op de plaatselijke woningbehoefte, dat wil zeggen op de reële woningvraag die voortkomt uit het gebied zelf. De verdeling van de beschikbare woningbouwruimte op het platteland is primair een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Wel legt de provincie een accent op locaties die goed met het openbaar vervoer ontsloten zijn.

Verordening Romte Fryslân

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor bestemmingsplannen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen het landelijk gebied en het stedelijk gebied. Volgens de provinciale begrenzing ligt het plangebied in het landelijk gebied.

De verordening stelt regels aan onder andere het aspect woningbouw. Een ruimtelijk plan kan mogelijkheden voor woningbouw bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.

Ontwerp omgevingsvisie 'De romte diele'

Provincie Fryslân heeft een ontwerp omgevingsvisie ter inzage gelegd (d.d. 25 september 2019). In deze visie beschrijft de provincie het beleid zoals zij dat voor ogen ziet als de Omgevingswet in 2021 in werking treedt. De provincie heeft een viertal doelestellingen die ze als speerpunt wil behandelen. Een vitaal, veerkrachtig, karakteristiek en gezond Fryslân. Dat zijn de ambities van de provincie Fryslân voor de Friese leefomgeving. Met de leefomgeving bedoeld de provincie: de gedeelde ruimte waarin de mensen in de provincie samenleven. Fryslân is van alle mensen die er wonen, werken of te gast zijn.

Voor deze woning is het onderwerp Vitaal daarbij van belang. Dit betekent dat de Friese steden, dorpen en het platteland leefbaar zijn en blijven. Dat er voldoende woningen, voorzieningen en bedrijvigheid zijn, en dat de bereikbaarheid goed is. Een sterke economie ligt hieraan ten grondslag. Deze bestaande woning een woonfunctie geven is van belang om ook in dit gebied leegstand te voorkomen.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie 'Samen leven in Achtkarspelen'

Op 24 januari 2013 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie 'Samen leven in Achtkarspelen' vastgesteld. Deze visie blikt vooruit op de ontwikkelingen in de dorpskernen voor de komende 15 jaar. De leefbaarheid en het samen leven in de dorpen staan centraal in de Structuurvisie. Dit centrale thema is uitgewerkt in verschillende onderwerpen zoals wonen, werken en voorzieningen.

Achtkarspelen wil zich verder ontwikkelen als aantrekkelijke woongemeente. Er moeten voldoende woningbouwmogelijkheden komen om de voor de komende jaren voorspelde woningvraag op te vangen. Door hier de mogelijkheid te bieden om permanent in een luxe woning te kunnen wonen onstaat er in een goedkopere woningklasse weer een plek. Hiermee werkt de gemeente mee aan de doorstroming van de woningmarkt.

Woonvisie en woningbouwprogramma

In december 2014 is de Woonvisie door de gemeenteraad vastgesteld. In deze visie is het woonbeleid voor de komende jaren neergelegd. Achtkarspelen spreekt hierin de ambitie uit om een aantrekkelijke gemeente zijn om in te wonen.

Aan de Woonvisie is een woningbouwprogramma gekoppeld. Daarin ligt de nadruk op binnenstedelijk bouwen. In dit plan wordt niet gebouwd en is er sprake van een bestaande woning, die door functieverandering permanent bewoond mag worden.

Welstandsbeleid

Voor woningen heeft de gemeente een welstandsnota vastgesteld waaraan nieuwe woningen moeten voldoen. Omdat hier al een woning staat is deze welstandsnota niet direct van toepassing. Mochten er in de toekomst aanpassingen nodig zijn dan kan hieraan getoetst worden.

Hoofdstuk 4 Uitvoeringsaspecten

De laatste jaren is in toenemende mate het besef gegroeid dat ruimtelijke ordening en milieu twee beleidsvelden zijn die met elkaar te maken hebben, rekening met elkaar moeten houden en elkaar kunnen versterken. Het gemeenschappelijke doel dat aan beide beleidsvelden ten grondslag ligt, is het creëren van een goede kwaliteit van het leefmilieu (de omgevingskwaliteit). Om dit te bereiken geldt voor bestemmingsplannen dat toetsing plaats dient te vinden aan specifieke ruimtelijke milieunormen, zoals afstandsnormen en normen ten aanzien van geluid, bodem en luchtkwaliteit. Voor de initiatieven die meegenomen zijn in het ontwerp zijn de gebiedsaspecten onderzocht, voor zover relevant. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de omgevings- en milieuaspecten.

4.1 Archeologie en cultuurhistorie

Algemeen

Het is verplicht om met nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.

Regelgeving

De herziene Monumentenwet 1988 schrijft voor dat gemeenten een eigen beleid voor de archeologische monumentenzorg voeren en bescherming bieden aan archeologische waarden in de bodem. Als er sprake is van hoge archeologische verwachtingswaarden dient de gemeente hiervoor een beschermende regeling op te nemen. De gemeente hanteert hierbij de Fryske Archeologische Verwachtingskaart Extra (FAMKE) als toetsingskader om te bepalen of er archeologisch onderzoek nodig is.

Onderzoek

Er is sprake van een bestaande situatie waarvoor verder geen graafwerkzaamheden worden uitgevoerd. Bovendien is er in het geldende bestemmingsplan geen beschermingsregime opgenomen ten aanzien van mogelijke archeologische waarden in het gebied. Op grond hiervan is er geen noodzaak tot archeologisch onderzoek.

Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen beperking voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

Algemeen

Vanuit milieuoogpunt kan een bepaalde afstand tussen een milieubelastende activiteit en een milieugevoelig object noodzakelijk zijn. Deze afstand dient dan bijvoorbeeld om ter plaatse van een kwetsbaar object, zoals woningen, een aanvaardbaar geur-, geluid- of veiligheidsniveau te realiseren. Deze afstand wordt een milieuzonering genoemd. Een milieuzonering vormt het indirecte ruimtegebruik van een milieubelastende activiteit. In de uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten zijn richtafstanden opgenomen, waarmee rekening moet worden gehouden ten opzichte van gevoelige functies.

Regelgeving

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de ruimtelijk-functionele afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en hindergevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Door middel van de milieuwet- en regelgeving wordt (milieu)hinder in woongebieden zo veel mogelijk voorkomen. Bedrijven en instellingen zijn verplicht te voldoen aan de eisen van een AMvB, dan wel een milieuvergunning te hebben voor de exploitatie van het bedrijf, waarbij rekening gehouden dient te worden met de omliggende woonbebouwing. Er dient te worden aangetoond dat het plan buiten de invloedssfeer van bedrijvigheid in de nabije omgeving valt. Tevens dient te worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor de nabijgelegen functies.

Uit de publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) wordt de richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten gehanteerd, zowel voor bedrijven als maatschappelijke instellingen als scholen en sportvoorzieningen. Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de minimale afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woningen om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. De grootste afstand is bepalend. De genoemde maten zijn richtinggevend, maar met een goede motivering kan en mag hiervan worden afgeweken.

Onderzoek

Naar de planologische inpassing is door DGMR een onderzoek uitgevoerd ('Bedrijfswoning Batema in harkema, d.d. 3 mei 2019, rapport: M.2018.1193.00R002' ). Dit omdat de richtafstand uit de brochure bedrijven en milieuzonering niet gehaald worden. Onderstaand worden de bevindingen samengevat weergegeven.

In en rondom het plangebied is geen sprake van een rustige woonomgeving maar van een gemengd gebied. Op basis daarvan mogen de richtlijnafstanden vanuit de brochure 'bedrijven en milieuzonering' met één categorie verlaagd worden.

Rietdekkerbedrijf

Ten noorden van de planlocatie is een rietdekkersbedrijf gevestigd. In het akoestisch onderzoek is bepaald dat dit een categorie 3.1 bedrijf is met een richtafstand van 30 meter voor geluid en 10 meter voor stof en gevaar. Ten aanzien van Geur geldt geen richtlijnafstand.

Houtzagerij (It Jachtfjild 8)

Ten zuidwesten van het plangebied is een houtzagerij bestemd in het geldende bestemmingsplan. Dit bedrijf heeft in de brochure bedrijven en milieuzonering een grootste hinderafsand van 100 meter voor het aspect geluid. Door het gemengde gebied is de richtlijnafstand 50 meter. Er liggen drie woningen (It Jachtfjild 4,6 en 13) dichterbij dan de woning aan It jachtfjild 11. Deze drie woningen bepalen wat er qua bedrijfsvoering mogelijk is. De functiewijziging van deze woning zal in de feitelijke situatie niet zorgen voor beperkingen van de bedrijfsvoering van dit bedrijf.

Mocht dit bedrijf op nummer 8 in de toekomst ook willen uitbreiden dan ligt het niet voor de hand dat dit dichterbij de planlocatie zal plaatsvinden. Ten eerste niet omdat hier de eigen bedrijfswoning staat en ten tweede omdat er op het bedrijfsperceel in zuidelijke richting, naast de bestaande bedrijfsbebouwing, voldoende ruimte is om uit te breiden.

Ten aanzien van de hinder van de bedrijven op de nieuwe woning en omgekeerd is akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten ten aanzien van het specifieke aspect geluid staan beschreven in paragraaf 4.5. Hieruit blijkt dat de woning inpasbaar is in de omgeving en er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Conclusie

Het bestemmingsplan is voor wat betreft het aspect bedrijfshinder uitvoerbaar.

4.3 Bodem

Algemeen

De tijd dat elke vervuiling moest worden aangepakt ligt achter ons. Belangrijkste criterium hierbij is of de vervuiling zodanig is dat er sprake is van risico's voor gezondheid of milieu. In de praktijk blijken er vrijwel nooit risico's te zijn voor de gezondheid van mensen. Milieurisico's (verspreiding en ecologie) komen wel voor, maar meestal gaat het erom dat eventuele vervuilingen afstemming vereisen met bepaalde ontwikkelingen. Op dit moment is er sprake van een omslag van saneren naar beheren en behoeven alleen de zogeheten 'ernstige vervuilingen' in meer of mindere mate aangepakt te worden. De maatregelen worden daarbij afgestemd op de functie.

Regelgeving

Het nationale bodembeleid is geregeld in de Wet bodembescherming (Wbb). Het doel van de Wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreinigingen ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop voorzien is, waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen.

Het beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Om de bodemkwaliteit in beeld te krijgen in een bodemonderzoek uitgevoerd.

Onderzoek

Uit de gegevens van het bodemloket (www.bodemloket.nl) blijkt dat op deze planlocatie in 1999 een bodemonderzoek is uitgevoerd (zie bijlage 2). Conclusie van dit onderzoek was dat de resultaten van het uitgevoerde (historische) bodemonderzoek aangaven dat de (voormalige) activiteiten en/of de onderzoekslocatie voldoende zijn onderzocht in het kader van de Wet bodembescherming.

Sinds die tijd is het gebruik van dit perceel ook als woonperceel (bedrijfswoning) geweest. Bovendien zijn de bedrijfsactiviteiten van naastliggend bedrijf niet van dien aard dat nieuwe bodemverontreiniging verwacht kan worden. Om die reden wordt dan ook geconcludeerd dat de bodem het beoogde gebruik als reguliere woning mogelijk maakt.

Conclusie

Het aspect bodem geeft geen beperkingen voor de gewenste functiewijziging van het perceel.

4.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat om het beperken van de kans op het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door:

  • het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
  • het transport van gevaarlijke stoffen (wegen, buisleidingen, waterwegen en spoorwegen);
  • het gebruik van luchthavens.

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Het externe veiligheidsbeleid is verankerd in diverse wet en regelgeving. Voor het bestemmingsplan zijn de volgende besluiten relevant waaraan getoetst dient te worden:

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRNVGS);
  • Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Risicobronnen kunnen worden opgesplitst in:

  • inrichtingen waar risicovolle activiteiten plaatsvinden;
  • transportroutes van gevaarlijke stoffen;
  • buisleidingen.

Onderzoek

Uit de risicokaart blijkt dat er in de directe omgeving van het plangebied geen transportroutes van gevaarlijke stoffen zijn. Wel liggen er ten noorden en zuiden van het plangebied twee gasleidingen maar deze geven niet direct beperkingen op het perceel. Er liggen ook woningen dichterbij deze leidingen en ook deze zijn acceptabel gevonden omdat ze positief bestemd zijn in het bestemmingsplan Buitengebied Achtkarspelen.

Er zijn geen bedrijven / risicobronnen die werken met stoffen die vallen onder de werking van het aspect externe veiligheid die een invloedsgebied hebben op It Jachtfjild 11. Als gevolg van dit plan ontstaan dus geen extra risico's zodat een nadere analyse niet nodig geact wordt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.PHBgItJachtf1120-VG01_0004.png"

Figuur 4.1: ligging gasleidingen in nabijheid plangebied (www.ruimtelijkeplannen.nl).

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen beperking voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.5 Geluid

Algemeen

Geluid is één van de factoren die de beleving van de leefomgeving in belangrijke mate bepaalt. Door de toename van het verkeer en de bedrijvigheid wordt de omgeving in steeds sterkere mate belast met geluid. Dit leidt tot steeds meer klachten. In een aantal gevallen wordt de gezondheid beïnvloed door geluid. Hoge geluidsniveaus kunnen het gehoor beschadigen en ook de verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. Door de toename van het geluid in de omgeving, wordt de behoefte aan stilte steeds meer als een noodzaak gevoeld.

Regelgeving

De Wet geluidhinder, de Luchtvaartwet en de Wet milieubeheer zijn in het kader van geluidhinder van belang.

Bij nieuwe ontwikkelingen van geluidgevoelige bestemmingen dient de geluidssituatie in beeld gebracht te worden. De geluidsniveaus op de gevels van de nieuwe gebouwen worden getoetst aan de geluidsnormen.

Het juridisch kader voor wegverkeerslawaai, spoorlawaai en industrielawaai wordt gevormd door de Wet geluidhinder. Vliegtuiglawaai wordt geregeld in de Luchtvaartwet. Er liggen geen geluidszones van het spoorlawaai, industrielawaai en vliegtuiglawaai over het plangebied, waardoor deze niet nader beschouwd worden. Op het aspect wegverkeerslawaai wordt hier nader ingegaan.

Onderzoek

Voor het aspect geluid is er specifiek onderzoek uitgevoerd door DGMR. In het rapport 'Bedrijfswoning Batema in harkema, d.d. 3 mei 2019, rapport: M.2018.1193.00R002' zijn hiervan de resultaten beschreven. Het rapport is in zijn geheel als bijlage 1 opgenomen bij dit bestemmingsplan. Voor de beoordeling van de woning is het rietdekkersbedrijf bepalend. De overige bedrijven in de nabijheid liggen op grotere afstanden waarvoor andere woningen maatgevend zijn. Om die reden zijn de overige bedrijven en de provinciale weg enkel kwalitatief beschouwd. Hiervoor geldt dat het al om een bestaande woning gaat waarvoor de situatie vanwege wegverkeer en de overige bedrijven niet veranderd. Bovendien liggen andere woningen (met woonbestemming) al dichter bij het bedrijf en de weg. Ook daar is sprake van een goede ruimtelijk ordening. Het belangrijkste doel van het akoestisch onderzoek is daarom te bepalen of de realisatie van de woning geen belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van het rietdekkersbedrijf. Uit dit onderzoek blijkt dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat als het gaat om naastliggend rietdekkersbedrijf.

Conclusie

Uit het onderzoek volgt dat het aspect geluid voldoet aan de algemene voorschriften uit het Activiteitenbesluit Milieubeheer. Het bedrijf kan ongehinderd zijn bedrijf uitvoeren en er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de nieuwe woning.

4.6 Kabels en Leidingen

Er komen geen planologisch relevante kabels en leidingen voor in het plangebied.

4.7 Lucht

Algemeen

Door de uitstoot van gassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Vooral langs drukke wegen kunnen de concentraties van verschillende stoffen zo hoog zijn dat deze de gezondheid kunnen aantasten. Om te voorkomen dat de gezondheid wordt aangetast door luchtverontreiniging dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden te worden met de luchtkwaliteit ter plaatse.

Regelgeving

Het wettelijk kader voor luchtkwaliteit is beschreven in titel 5.2 van de Wet milieubeheer en de algemene maatregelen van bestuur inzake de luchtkwaliteitseisen. In de Wet milieubeheer is van bepaalde projecten getalsmatig vastgelegd dat ze "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Met de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) op 1 augustus 2009, zijn deze grenzen zoals deze in de Wet luchtkwaliteit waren opgenomen verruimd. Een project draagt volgens het NSL "niet in betekende mate" bij zolang de toename van de concentratie fijnstof of stikstofdioxide maximaal 3% bedraagt van de grenswaarde.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van projecten (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:

  • woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
  • projecten die leiden tot minder dan 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 ìg/m3 NO2 of PM10). Deze grens komt overeen met 1.401 auto's dan wel 109 vrachtwagens per weekdagetmaal.
  • Voor kantoren geldt dat kantoren met een brutovloeroppervlak van maximaal 100.000 m2 bij 1 ontsluitingsweg en 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitingswegen niet in betekende mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.

Onderzoek

Er worden middels onderhavig plan geen nieuwbouwlocaties mogelijk gemaakt, waarvoor beperkingen gelden vanuit hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Derhalve bestaat er geen noodzaak om luchtkwaliteitonderzoek uit te voeren omdat het bestemmingsplan onder de regeling NIBM valt.

Conclusie

Het bestemmingsplan maakt enkele nieuwe ontwikkelingen mogelijk waarvoor beperkingen gelden vanuit hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan.

4.8 Natuurtoets

Algemeen

Natuur en groen wordt over het algemeen positief gewaardeerd. Zowel in als buiten de bebouwde kom vertoeven veel mensen in hun vrije tijd graag in de bossen en parken. De aanwezigheid van voldoende groen op een bereikbare afstand bepaalt voor een belangrijk deel de leefbaarheid van een woongebied. Ook de aanwezigheid van dieren, bijvoorbeeld vogels, in bebouwd gebied wordt over het algemeen als positief ervaren. De aanwezigheid van voedsel-, nest- en rustgebied is voor deze dieren van essentieel belang.

Regelgeving

In het kader van de uitvoerbaarheid van ruimtelijke plannen dient getoetst te worden aan beschermde natuurwaarden. De effecten op natuurwaarden dienen te worden beoordeeld in relatie tot bestaande wet- en regelgeving op het gebied van soortenbescherming en gebiedsbescherming. De wettelijke grondslag hiervan ligt per 1 januari 2017 in de Wet natuurbescherming (Wnb).

Bij soortenbescherming van planten en dieren moet aandacht worden besteed aan de in het wild voorkomende vogels onder de vogelrichtlijn en de dier- en plantensoorten onder de habitatrichtlijn. Dier- en plantensoorten die in de bijlage van de wet genoemd worden vallen ook onder de beschermde soorten, op deze lijst mogen provincies een 'lijst met vrijstellingen' opstellen (Wnb art. 3.11).

Gebiedsbescherming houdt in dat gebieden met belangrijke natuurwaarden wettelijk zijn beschermd. Het gaat hierbij om het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur of EHS), Natura 2000-gebieden, natuurreservaten en andere in bestemmingsplannen aangeduide natuurgebieden.

Onderzoek

Het bestemmingsplan heeft betrekking op een functiewijziging. Er is een bestaande woning die niet gesloopt zal worden. Ten aanzien van mogelijke beschermde plant- en diersoorten zal er geen verandering plaatsvinden waarvoor specifiek onderzoek gedaan moet worden.

Mocht er in de toekomst wel sprake zijn van bouw- en/of sloopwerkzaamheden dan is de Wet natuurbescherming daarop van toepassing en zal op dat moment moeten worden aangetoond dat de plannen uitvoerbaar zijn.

Conclusie

Het aspect natuur geeft geen beperkingen voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.9 Besluit milieueffectrapportage

Wettelijk kader

In het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd dat voor elke ruimtelijke ontwikkeling die genoemd wordt in de C- of D-lijst een motivering moet worden gegeven waarin wordt beoordeeld of een m.e.r.-procedure doorlopen dient te worden. Deze motivering dient op basis van dezelfde criteria als de m.e.r.-beoordeling te worden doorlopen. De diepgang kan echter anders zijn en er zijn geen vormvereisten. Dit wordt de 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' genoemd.

In bijlage D is als categorie D11.2 de volgende activiteit opgenomen. De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. Als je het project beschouwd als een stedelijk ontwikkelingsproject dan zou de m.e.r.-regelgeving van toepassing zijn.

Om te achterhalen of een m.e.r.-beoordeling nodig is, dient beoordeeld te worden of het plan moet worden beschouwd als een stedelijk ontwikkelingsproject. Het Besluit m.e.r. kent echter geen definitie van een stedelijk ontwikkelingsproject. Om te kunnen beoordelen of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject, dient te worden gekeken naar de volgende zaken:

  • 1. de concrete omstandigheden van het geval, waarbij de aard en omvang van het project van belang zijn;
  • 2. het gebied waarin de ontwikkeling plaats zal vinden;
  • 3. de mogelijkheden op grond van het bestemmingsplan;
  • 4. de milieugevolgen.


Dit volgt uit de volgende uitspraken van de ABRvS:

  • 15 maart 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:694), zaak Hornbach Duiven;
  • 31 januari 2018 (CLI:NL:RVS:2018:348), zaak Villa Arena;
  • 18 april 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1297), zaak Decathlon;
  • 18 juli 2018, (ECLI:NL:RVS:2018:2414), zaak Leisurecentrum Ede.

Uiteindelijk gaat het om een afweging van bovenstaande punten 1 tot en met 4 of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling.

Onderzoek

Ad 1 en 3: Aard en omvang - relatie met bestemmingsplan

De aard van de bebouwing (functiewijziging van een bestaande vrijstaande woning) wijkt niet af van wat hetgeen er planologisch al op het perceel is toegestaan, namelijk 1 vrijstaande bedrijfswoning. De ontsluiting van het plangebied voor autoverkeer vindt plaats, zoals in het bestemmingsplan is voorzien, namelijk aan de westkant van het perceel. Dit heeft geen extra gevolgen voor de omgeving; er is geen toename van het aantal verkeersbeweging ten opzichte van de planologisch reeds toegestane situatie . Er is derhalve sprake van enkel een wijziging van het toegestane gebruik, die geen significant effect heeft om de omgeving (zie ook ad 4 hieronder).


Ad 2: Het gebied waarin de ontwikkeling plaats zal vinden

Het plangebied ligt in een omgeving met bestaande woningen langs It jachtfjild. Woningen zijn in dit gebied op voorliggende locatie planologisch al acceptabel geacht, aangezien het vigerende bestemmingsplan deze functies toestaat.


Ad 4: De milieugevolgen

Zoals hierboven onder ad 1 en 3 is aangeven omvat het bouwplan geen extra woning dan dat het bestemmingsplan toestaat. Gesteld kan worden dat dat geen milieugevolgen heeft.

Conclusie

Op basis van de punten 1-4 wordt geconcludeerd, dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling; de m.e.r.-regelgeving is niet van toepassing.

4.10 Water

Algemeen

Mede ten gevolge van de waterproblemen die in een aantal winters aan het eind van de 20e eeuw in Nederland optraden ten gevolge van hevige regenval, is het besef gegroeid dat water een belangrijke plaats verdient in toekomstige ruimtelijke plannen.

Om het hoofd te kunnen bieden aan zeespiegelstijging, toenemende neerslag en rivierwaterafvoer en verder gaande bodemdaling, nu en in de toekomst, is het van essentieel belang dat het waterbeheer een belangrijke plaats inneemt in de ruimtelijke ordening. Sleutelbegrippen hierbij zijn: meer ruimte voor water en waterbewust bouwen en inrichten.

Regelgeving

Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Wetterskip Fryslan dat zowel het waterkwantiteits- als het waterkwaliteitsbeheer verzorgt. Sinds november 2003 is de watertoets wettelijk van toepassing, een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over het planvoornemen.

De watertoets is erop gericht dat ruimtelijke ontwikkelingen in elk geval niet leiden tot nadelige effecten op het watersysteem. In een waterparagraaf wordt een beschrijving van het huidige watersysteem gegeven en de vertaling van het beleid naar het bestemmingsplan in relatie tot de ruimtelijke ontwikkelingen. Het doel van de watertoets is dat wateraspecten vroegtijdig in de planontwikkeling worden meegenomen. Het gaat hierbij om de thema's: veiligheid, waterkwantiteit, waterkwaliteit, afvalwaterketen en onderhoud. Het gaat dus niet om een toets achteraf, maar om vroegtijdige en actieve inbreng van het waterschap bij de planvorming. Hiervoor is in een zo vroeg mogelijk stadium overleg nodig met het waterschap.

Onderzoek

Het bestemmingsplan heeft betrekking op een bestaande situatie en zal niet zorgen voor een verandering van de waterhuishouding in het gebied. Er vinden geen bouwactiviteiten plaats. Ook zal er geen extra verharding ontstaan door de mogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt.

Conclusie

Het plan is passend binnen de kaders die Wetterskip Fryslan daarvoor heeft vastgesteld en vormt geen beperking voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.11 Conclusie

Op basis van een toets van de uitvoeringsaspecten kan worden geconcludeerd dat de functieverandering van de bestaande bedrijfswoning naar reguliere woning past binnen de geldende (milieu)wet- en regelgeving.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft inzicht in de wijze waarop de bestaande toestand en de beoogde ontwikkelingen zijn vertaald in juridisch bindende regels, met hieraan gekoppeld een verbeelding. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en de regels over de toegelaten gebouwen. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels evenals de functie van visualisering van de bestemmingen. De toelichting heeft geen juridisch bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

Dit bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). Deze SVBP maakt deel uit van een set Standaarden en Regels die ontwikkeld is voor bestemmingsplannen en hebben betrekking op zowel de verschijningsvorm als de technische uitvoering van het plan. De SVBP schrijft voor op welke wijze de verbeelding moet worden vervaardigd en aan welke eisen de regels moeten voldoen. Dit houdt in dat bijvoorbeeld de benaming van de bestemmingen en het kleurgebruik in deze Standaard is opgenomen. De SVBP is verplicht gesteld vanaf 1 januari 2010.

5.1.1 Indeling van de regels

De regels zijn ingedeeld in 4 hoofdstukken.

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels en bevat 2 artikelen. Het eerste artikel geeft een omschrijving van enkele in de regels gehanteerde begrippen. Het tweede artikel geeft aan hoe ten aanzien van maten, oppervlakte en inhoud gemeten moet worden.

In hoofdstuk 2 worden de verschillende bestemmingen behandeld. Per bestemming wordt aangegeven welke doeleinden/functies zijn toegelaten op de gronden en wat en hoe er mag worden gebouwd.

In hoofdstuk 3 worden de algemene regels behandeld. Dit zijn onder meer de afwijkingsmogelijkheden en algemene bouwregels.

In hoofdstuk 4 worden de overgangs- en slotregels aangegeven.

5.2 Wijze van bestemmen

5.2.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begripsbepaling

In dit artikel is een aantal begrippen verklaard die gebruikt worden in de regels. Een en ander voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.

Wijze van meten

In het artikel 'wijze van meten' is een regeling opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.

5.2.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingen

Bedrijf - 1

De bestemming Bedrijf - 1'is opgenomen voor het rietdekkersbedrijf. Hier zijn alle regels overgenomen uit het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Achtkarspelen' met uitzondering van de mogelijkheden om een bedrijfswoning met bijbehorende gebouwen te bouwen.

Wonen

De woonbestemming is gelegd op de bestaande woning. De woonfunctie is de hoofdfunctie binnen deze bestemming. Bij de woningen is tevens in beperkte omvang een aan-huisverbonden beroep of een kleinschalig bedrijf toegestaan. Tevens geldt een bijgebouwenregeling.

5.2.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

In dit hoofdstuk worden, in aanvulling op de bestemmingsregels, aanvullende regels gesteld.

Anti-dubbeltelregel

Het artikel 'Anti-dubbeltelregel' bevat bepalingen om te voorkomen dat met het bestemmingsplan strijdige situaties ontstaan of worden vergroot. De redactie is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening en overeenkomstig opgenomen.

Algemene gebruiksregel

Een aantal vormen van gebruik wordt in het algemeen in dit bestemmingsplan niet toegestaan. Welke dat zijn en hoe hiermee omgegaan wordt, staat opgenomen in dit artikel.

Algemene afwijkingsregel

In dit artikel is in aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen nog een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken.

Algemene procedureregels

Er zijn procedures beschreven voor de verschillende in dit bestemmingsplan opgenomen planprocedures.

5.2.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In de overgangsrechtregel is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het inwerking treden van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. De redactie is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.

In de 'slotregel' is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan aangehaald worden.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld om een concrete ontwikkeling mogelijk te maken. Op grond van de Grondexploitatiewet moet een exploitatieplan worden opgesteld wanneer er sprake is van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1. van het Bro. Dit is anders wanneer de kosten bij de vaststelling van het bestemmingsplan anderszins zijn verzekerd. Dan vervalt deze verplichting. De gemeenteraad moet uitdrukkelijk besluiten dat een exploitatieplan niet wordt vastgesteld omdat de uitvoerbaarheid anderszins verzekerd is.

In het voorliggende bestemmingsplan is sprake van een functiewijziging. Hiervoor hoeft geen anterieure overeenkomst afgesloten te worden. Er worden leges geheven voor de bestemmingsplan herziening overeenkomstig de door de gemeenteraad vastgestelde tarieventabel.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt getoetst met het opsturen van het plan naar de verschillende overlegpartners. Naast de overlegpartners is een ieder in de gelegenheid gesteld het plan te beoordelen.

Onderstaand is aangegeven op welke manier de maatschappelijke uitvoerbaarheid precies getoetst is en op welke wijze dit heeft geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan.

6.2.1 Vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het voorontwerp bestemmingsplan is overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1.1. Bro aangeboden aan Rijk, provincie en Wetterskip Fryslan. Deze worden door het bevoegd gezag van een inhoudelijke reactie voorzien. Tijdens de ter inzage periode zijn geen inhoudelijke reacties ontvangen van de overlegpartners.

6.2.2 Inspraak voorontwerpbestemmingsplan

Het voorontwerp-bestemmingsplan zal ter inzage gelegd worden. Gedurende deze termijn kunnen inspraakreacties gegeven worden. Deze worden door het bevoegd gezag van een inhoudelijke reactie voorzien. Er zijn geen vooroverlegreacties ingediend.

6.2.3 Zienswijzen ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerp bestemmingsplan zal zes weken ter inzage gelegd worden. Binnen deze termijn kunnen zienswijzen gegeven worden.

Resultaten PM

6.2.4 Vaststelling bestemmingsplan

Het bestemmingsplan It Jachtfjild 11 te Harkema is op PM vastgesteld.