Inhoudsopgave
Artikel 3 Agrarische doeleinden (Agrarisch)
Artikel 4 Bedrijfsdoeleinden (Bedrijf)
Artikel 5 Nutsdoeleinden (Bedrijf - Nutsbedrijf)
Artikel 7 Cultuur en ontspanning
Artikel 9 Detailhandel - Detailhandel in volumineuze goederen
Artikel 11 Gemengde doeleinden (Gemengd)
Artikel 12 Groenvoorzieningen (Groen)
Artikel 13 Groenvoorzieningen opgaande beplanting
Artikel 14 Horecadoeleinden (Horeca)
Artikel 16 Maatschappelijke doeleinden (Maatschappelijk)
Artikel 17 Recreatieve doeleinden
Artikel 18 Sportdoeleinden (Sport)
Artikel 20 Verkeers- en verblijfsdoeleinden (Verkeer – Verblijfsgebied)
Artikel 21 Verkeersdoeleinden (Verkeer - Wegverkeer)
Artikel 23 Woondoeleinden (Wonen)
Artikel 24 Bijzondere woondoeleinden (Wonen – Bijzonder woongebouw)
Artikel 25 Woongebouw (Wonen - Woongebouw)
Artikel 26 Woonwagenstandplaats
Artikel 28 Archeologisch waardevol gebied
Artikel 30 Risicozone externe veiligheid
Artikel 32 Anti-dubbeltelregel
Artikel 33 Algemene gebruiksregels
Artikel 34 Algemene aanduidingsregels
Artikel 35 Algemene afwijkingsregels
Artikel 36 Algemene procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
het plan:
De Beheersverordening dorpen Achtkarspelen met identificatienummer NL.IMRO.0059.BV8kdorpen-ON01 van de gemeente Achtkarspelen;
-
beheersverordening:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlage;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van gebruik en/of bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
-
aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:
een dienstverlenend beroep of bedrijf, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
-
additionele voorzieningen:
voorzieningen welke behoren bij een bestemming en deze bestemming ondersteunen;
-
agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
-
bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein dan wel een woonschip, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
-
beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
-
beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend of detailhandels-) bedrijf of dienstverlenende instelling, inclusief opslag en administratieruimte;
-
bestaand:
de vergunde situatie zoals die is op het moment dat de beheersverordening in werking treedt;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
-
bijzonder woongebouw:
woongebouwen, al dan niet in samenhang met centrale voorzieningen ten behoeve van verzorging en verpleging;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
-
bouwmarkt:
detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak, waarop het volledige assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
-
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
-
dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
-
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
detailhandel in brand- en/of explosiegevaarlijke stoffen:
detailhandel in goederen die naar hun aard zodanig brand- en/of explosiegevaar kunnen opleveren dat uitstalling ten verkoop in een winkelgebied niet verantwoord is;
-
detailhandel in volumineuze goederen:
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van de verkoop van - detailhandel in auto’s, boten, caravans en tenten, keukens, badkamers, meubelen, bouwmaterialen, landbouwwerktuigen, tuincentra, plant- en dierbenodigdheden, autoaccessoires en naar de aard daarmee gelijk te stellen artikelen, met uitzondering van supermarkten en de verkoop van fietsen;
-
dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf (en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen) en een seksinrichting;
-
dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
-
eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
-
erf:
een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
-
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
geluidsbelasting wegverkeer:
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
-
geluidsgevoelige functies:
bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
-
geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
-
grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt;
-
groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
-
hogere grenswaarde:
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
-
horecabedrijf:
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaks-functie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
-
hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
-
indelingslijn:
een op de kaart aangegeven lijn, die de scheiding vormt tussen de gedeelten van een bestemmingsvlak waarvoor verschillende bestemmingsregelingen gelden;
-
jachthaven:
lig- of bergplaats voor pleziervaartuigen;
-
kampeermiddel:
een mobiel en/of demontabel kampeermiddel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
-
kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening – niet zijnde detailhandel – al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;
-
kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
-
maatvoeringsvlak:
een als zodanig aangegeven vlak ter plaatse van de aanduiding “maatvoeringsvlak” ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak met het oog op een verschil in maatvoering;
-
maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, voorzieningen ten behoeve van kinderopvang en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
-
mobiele en/of demontabel kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan; enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, op een (kleinschalig) kampeerterrein gedurende een periode ten hoogste 3 aansluitende maanden per kampeerseizoen;
-
peil:
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
-
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
-
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
-
indien in of op het water wordt gebouwd:
-
het Nieuw Amsterdams Peil;
-
productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
-
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
-
risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in de beheersverordening toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
-
seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
-
uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
-
vast kampeermiddel:
een stacaravan, trekkershut of ander recreatief verblijf, welke naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en al dan niet direct steun vindt in of op de grond en daardoor als bouwwerk is aan te merken;
-
verkoop van goederen via internet:
een vorm van detailhandel, dat vanuit een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
-
verkoopvloeroppervlak:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
-
voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
-
winkel:
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
-
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
-
wooneenheid:
een tot bewoning bestemd gebouw dat onderdeel uitmaakt van een bijzonder woongebouw en blijvend is bestemd voor permanente bewoning door een institutioneel huishouden;
-
woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
-
woonark:
drijvend object, in het algemeen niet bestemd of ingericht om te varen, doorgaans voorzien van een betonnen casco met vierkante of rechthoekige opbouw(en);
-
woonboot:
drijvend of varend object dat herkenbaar is aan casco, romp en opbouw als een (van origine) varend schip;
-
woonschip:
woonark of woonboot, uitsluitend of in hoofdzaak gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting, uitsluitend of in hoofdzaak bestemd tot dag- of nachtverblijf van een of meer personen;
-
woonwagen:
en voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarische doeleinden (Agrarisch)
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarische doeleinden (Agrarisch) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
-
de uitoefening van een agrarisch bedrijf in combinatie met een natuur-educatief centrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “natuur educatief centrum"
-
volkstuin, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “volkstuin”;
-
grasland;
-
waterlopen,
met daaraan ondergeschikt:
-
detailhandel als ondergeschikt bestanddeel van een agrarisch bedrijf in goederen die qua aard rechtstreeks verband houden met dat agrarisch bedrijf;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
infrastructurele voorzieningen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen,
met de daarbijbehorende:
-
bedrijfsgebouwen;
-
bedrijfswoningen;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voorzover de gronden ter plaatse van de aanduiding “natuur educatief centrum” zijn gelegen, zijn
overnachtingsmogelijkheden en standplaatsen voor ten hoogste 15 kampeermiddelen (niet zijnde stacaravans) in de bestemming begrepen.
3.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van de in lid 3.1, onder k. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
-
er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van agrarische bedrijven worden gebouwd;
-
een gebouw dient uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd, tot ten hoogste de bestaande gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen;
-
per bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van één agrarisch bedrijf worden gebouwd;
-
er mogen geen kassen worden gebouwd;
-
de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 6 m, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer is;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 12 m, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer is;
-
de dakhelling van een gebouw dient ten minste 20° te bedragen, dan wel het bestaande aantal graden indien dit minder is.
-
Voor het bouwen van de in lid 3.1, onder l. en m. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
-
de gebouwen dienen uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
-
er mag ten hoogste het bestaande aantal bedrijfswoningen worden gebouwd;
-
de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 6 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
-
de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 11 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
-
de dakhelling van een bedrijfswoning mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen;
-
de oppervlakte van een niet-inpandige bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen of een inpandige bedrijfswoning mag niet meer dan 150 m² bedragen;
-
de goothoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning bedragen;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;
-
de dakhelling van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet minder dan 15° bedragen, tenzij deze gebouwen plat zijn afgedekt.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
silo’s zijn niet toegestaan buiten het bouwvlak;
-
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen en sleufsilo’s mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag buiten het bouwvlak niet meer dan 2 m en binnen het bouwvlak niet meer dan 8 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden als bedoeld in lid 3.1 als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding “natuur educatief centrum” .
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het kappen of rooien van opgaand houtgewas.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan
-
het normale onderhoud betreffen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning .
-
De onder a bedoelde omgevingsvergunning mag worden verleend, indien door uitvoering van het werk of de werkzaamheden niet onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarde van de elzensingels en houtwallen.
Artikel 4 Bedrijfsdoeleinden (Bedrijf)
4.1 Bestemmingsbeschrijving
De voor ‘Bedrijfsdoeleinden (Bedrijf)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van:
-
bedrijven zoals genoemd in milieucategorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende bijlage 1A ‘Staat van bedrijven’, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "opslag" bedrijvigheid zoals genoemd in milieucategorie 2 van de bij deze regels behorende bijlage 1A ‘Staat van bedrijven’ niet is toegestaan;
-
bedrijven zoals genoemd in milieucategorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende bijlage 1B ‘Staat van bedrijven’ op de gronden ter plaatse van de aanduiding "BI", “bedrijven categorie 1 en 2” en “BI, bedrijven categorie 1 en 2 met zone 30m”;
-
bedrijven zoals genoemd in milieucategorie 1, 2 en 3 van de bij deze regels behorende bijlage 1B ‘Staat van bedrijven’ uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “BII, bedrijven categorie 1, 2, 3 met zone 50m”;
-
bedrijven zoals genoemd in milieucategorie 1, 2, 3.1 en 3.2 van de bij deze regels behorende bijlage 1B ‘Staat van bedrijven’ uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "BII" en “bedrijven categorie 1, 2, 3.1 en 3.2”;
-
bedrijven zoals genoemd in milieucategorie 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1 van de bij deze regels behorende bijlage 1B ‘Staat van bedrijven’ uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "BIII" en “bedrijven categorie 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1”;
-
productiegebonden detailhandel en detailhandel als ondergeschikt bestanddeel van een bedrijf in goederen die qua aard rechtstreeks verband houden met de bedrijfsuitoefening;
-
een loonbedrijf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - loonbedrijf" en "loonbedrijf";
-
een garagebedrijf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “garagebedrijf";
-
een aannemersbedrijf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “aannemersbedrijf";
-
een (oud) ijzerhandel, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “(oud) ijzerhandel";
-
een groothandel in ijzer- en staalwaren, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “groothandel in ijzer- en staalwaren";
-
een bedrijf in hout- en staalbouw, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “hout- en staalbouw";
-
een houtbouwbedrijf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “houtbouwbedrijf";
-
een autosloopbedrijf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “autosloopbedrijf";
-
een autohandel, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “autohandel";
-
een autoreparatiebedrijf met spuiterij, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “autoreparatiebedrijf met spuiterij";
-
een bouwmarkt, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bouwmarkt toegestaan";
-
een tegelhandel en tegelzetbedrijf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “tegelhandel en tegelzetbedrijf toegestaan";
-
een transportbedrijf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “transportbedrijf toegestaan" en "transportbedrijf";
-
een staalconstructiebedrijf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “staalconstructiebedrijf toegestaan";
-
een verzinkerij, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “verzinkerij";
-
een staalverwerkend bedrijf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “staalverwerkend bedrijf";
-
een machineverhuurbedrijf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “machineverhuurbedrijf";
-
een houtverwerkend bedrijf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “houtverwerkend bedrijf";
-
een autorijschool, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “autorijschool";
-
een stratenmakers bedrijf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “stratenmakers bedrijf" en "stratenmakersbedrijf";
-
een tweewielerspecialist en reparateur, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “tweewielerspecialist en reparateur";
-
een bandenhandel, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bandenhandel", met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "opslag" uitsluitend op opslag van goederen en materialen is toegestaan;
-
een fouragehandel, kwekerij en loonbedrijf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “fouragehandel/kwekerij/loonbedrijf";
-
timmerfabriek, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "timmerfabriek";
-
opleidingscentra, uitsluitend op de gronden ter plaatse van het besluitvlak Harkema - Quakkenburg;
-
bedrijfswoningen, met dien verstande dat ter plaatse van aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – geluiddove gevel” gevels van bedrijfswoningen geluiddoof moeten worden uitgevoerd, wat inhoudt dat de gevel(s) geen beweegbare delen mag bevatten;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen:
-
wegen, straten en paden, met dien verstande dat gronden ter plaatse van de aanduiding "verkeers- en verblijfsdoeleinden" uitsluitend mogen worden ingericht ten behoeve van verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Ter plaatse van de aanduiding "fietspad" is indicatief voorzien in de situering van een vrijliggende fietsroute over het bedrijfsterrein.
4.2 Bouwregels
Het bouwen van bouwwerken op het perceel Nijewei 95 te Harkema is uitsluitend toegestaan wanneer ten minste 10% van de toename van het verhard oppervlak is gecompenseerd door de realisatie van nieuw oppervlaktewater binnen hetzelfde peilgebied.
-
Voor het bouwen van de in lid 4.1 onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
-
een gebouw dient uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de in het bouwvlak aangegeven hoogte bedragen ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)”, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
-
in aanvulling op het bepaalde in sub 1 en 2 geldt voor het besluitvlak Surhuisterveen De Lauwers en besluitvlak Harkema - Quakkenburg dat:
-
de bebouwde oppervlakte van gebouwen mag niet meer dan 70% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen met dien verstande dat de oppervlakte van een bouwperceel niet meer dan 2.500 m² mag bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze groter is;
-
de afstand van elke gevel van een gebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens, dan wel achtergrens van een bouwperceel mag niet minder dan 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen niet meer dan 7 m mag bedragen;
-
gebouwen met een gebogen dakvorm (romneyloodsen) zijn niet toegestaan
-
de dakhelling van een gebouw mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen;
-
ter plaatse van de aanduiding “aaneengebouwd” geldt dat niet meer dan het aangegeven aantal bedrijfsgebouwen aan elkaar mogen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van de in lid 4.1 onder b. en c. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
-
een gebouw dient uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
-
er mag ten hoogste het bestaande aantal bedrijfswoningen worden gebouwd dan wel het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding "maximaal aantal bedrijfswoningen toegestaan";
-
de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 6 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
-
de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 11 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
-
de dakhelling van een bedrijfswoning mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen;
-
ter plaatse van de aanduiding “aaneengebouwd” geldt dat geen bedrijfswoningen mogen worden gebouwd;
-
de oppervlakte van een niet-inpandige bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen of een inpandige bedrijfswoning mag niet meer dan 150 m² bedragen;
-
de goothoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning bedragen;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;
-
de dakhelling van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet minder dan 15° bedragen, tenzij deze gebouwen plat zijn afgedekt.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag buiten het bouwvlak niet meer dan 5,5 m en binnen het bouwvlak niet meer dan 11 m bedragen;
-
in afwijking van het gestelde onder sub 2 geldt voor de gronden ter plaatse van het besluitvlak Harkema - Quakkenburg dat de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak niet meer dan 15 m mag bedragen.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de verkeerssituatie en een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de in lid 4.2 onder c. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 4.2, sub a ten behoeve van de bouw van gebouwen voor detailhandel in volumineuze goederen en detailhandel in goederen, waarvan de verkoop in woon- en winkelgebieden ongewenst is, zoals brandgevaarlijke, explosieve en milieuverstorende goederen voor de gronden ter plaatse van het besluitvlak Harkema - Quakkenburg.
-
lid 4.2, sub a., onder 2. en toestaan dat een gebouw wordt gebouwd met een bouwhoogte van 9 m, met dien verstande dat dit uitsluitend is toegestaan op de gronden binnen de bedrijfsbestemming van het besluitvlak Harkema - Quakkenburg en het besluitvlak Surhuisterveen De Lauwers;
-
lid 4.2, sub b., onder 1. en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw ten behoeve van de bedrijfswoning buiten het bouwvlak wordt gebouwd, met dien verstande dat:
-
het bijgebouw op meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel, dan wel achter het verlengde daarvan, wordt gebouwd;
-
de oppervlakte van het bijgebouw ten hoogste 50 m² mag bedragen;
-
de goothoogte van het bijgebouw niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van het bijgebouw niet meer dan 6 m mag bedragen.
-
lid 4.2, sub b., onder 2. en toestaan dat een bedrijfswoning wordt gebouwd in de bedrijfsbestemming plaatse van het besluitvlak Harkema - Quakkenburg, met dien verstande dat:
-
de bedrijfswoning mag uitsluitend worden gesitueerd in de als zodanig op de kaart aangegeven zones;
-
per bedrijf mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande, dat het aantal bedrijfswoningen per zone niet meer mag bedragen dan het op de plankaart aangegeven aantal;
-
de bedrijfswoning mag worden gebouwd, mits daarvoor of gelijktijdig de bij hetzelfde bedrijf behorende bedrijfsgebouwen op hetzelfde bouwperceel worden voltooid
-
de oppervlakte van een woning ten hoogste 150 m² bedraagt;
-
het aantal bedrijfswoningen dient te passen binnen een door Gedeputeerde Staten geaccordeerd woningverdelingsplan.
-
lid 4.2, sub b., onder 2. en toestaan dat een bedrijfswoning per bedrijf wordt gebouwd in de bedrijfsbestemmming plaatse van het besluitvlak Surhuisterveen De Lauwers, met dien verstande dat:
-
de afwijking uitsluitend zal worden verleend, indien de noodzaak in relatie met de bedrijfsvoering is aangetoond;
-
het aantal bedrijfswoningen dient te passen binnen een door Gedeputeerde Staten geaccordeerd woningverdelingsplan;
-
de oppervlakte van een woning ten hoogste 150 m² bedraagt;
-
de te bouwen bedrijfswoningen geen belemmering vormen voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven;
-
indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer meer dan voorkeursgrenswaarde bedraagt, de afwijking slechts wordt toegepast in overeenstemming met een vooraf verkregen hogere waarde;
-
met de toepasselijke richtwaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden en het groepsrisico wordt afgewogen.
Het bevoegd gezag kan met het oog op een samenhangend bebouwingsbeeld voorwaarden verbinden aan de afmetingen en situering van het gebouw.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande gebouwen voor bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in de milieucategorieën zoals die zijn genoemd in lid 4.1, sub a, onder 1 tot en met 5 van de bij deze regels behorende bijlage 1A ‘Staat van bedrijven’ of bijlage 1B ‘Staat van bedrijven’, met dien verstande dat op de gronden van het besluitvlak De Lauwers zelfstandige kantoren niet zijn toegestaan;
-
het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de toegestane detailhandel op grond van lid 4.1;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een risicovolle inrichting of een seksinrichting, met uitzondering van bestaande risicovolle inrichtingen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden als bedoeld in lid 3.1 ter plaatse van het perceel Nijewei 95 te Harkema zonder dat compensatie van ten minste 10 % van de toename van het verhard oppervlak heeft plaatsgevonden door de realisatie van nieuw oppervlaktewater binnen hetzelfde peilgebied.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de milieusituatie, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 4.1 en lid 4.5 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en/of de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende bijlage 1A ‘Staat van bedrijven’ of bijlage 1B ‘Staat van bedrijven’ onder de milieucategorieën zoals die zijn genoemd in lid 4.1, sub a, onder 1 tot en met 5;
-
lid 4.1 en lid 4.5 en toestaan dat bedrijven worden gevestigd in een naastgelegen hogere milieucategorie dan de milieucategorieën zoals die zijn genoemd in lid 4.1, sub a, onder 1 tot en met 5, met dien verstande dat de afwijking uitsluitend betrekking heeft op de bedrijfsbestemmming plaatse van het besluitvlak Harkema - Quakkenburg en het besluitvlak Surhuisterveen De Lauwers;
-
lid 4.1 en lid 4.5 ten behoeve van detailhandel in volumineuze goederen, bouwmarkten en detailhandel in meubelen en woninginrichtingsartikelen, met dien verstande dat:
-
de afwijking uitsluitend betrekking heeft op de bedrijfsbestemming plaatse van het besluitvlak Harkema - Quakkenburg en het besluitvlak Surhuisterveen De Lauwers;
-
dient te worden voorzien in voldoende parkeervoorzieningen;
-
de vestiging van genoemde bedrijven geen onevenredige afbreuk doet aan het kernwinkelgebied van Harkema voor de gronden ter plaatse van het besluitvlak Harkema - Quakkenburg en Surhuisterveen voor de gronden ter plaatse van het besluitvlak Surhuisterveen De Lauwers;
-
voor de gronden ter plaatse van het besluitvlak Harkema - Quakkenburg betreft het tevens detailhandel die in woon- en winkelgebieden ongewenst is, zoals brandgevaarlijke, explosieve en milieuverstorende goederen.
Artikel 5 Nutsdoeleinden (Bedrijf - Nutsbedrijf)
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf – Nutsbedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen,
met daaraan ondergeschikt:
-
ontsluitingswegen,
met de daarbij behorende:
-
terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
een gebouw dient uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
Artikel 6 Centrumdoeleinden
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Centrumdoeleinden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woningen, al dan niet in combinatie met:
-
ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
-
verkoop van goederen via internet;
-
gebouwen ten behoeve van detailhandel, dienstverlenende bedrijven en/of instellingen en maatschappelijke voorzieningen, kantoren en bedrijven als genoemd onder milieucategorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende bijlage 1A ‘Staat van bedrijven’ en met de eventueel daarbij behorende bedrijfswoningen;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen,
met daaraan ondergeschikt:
-
wegen en paden, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "ontsluiting"een indicatieve ontsluiting voor de aanliggende gronden is aangegeven;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
waterlopen en waterpartijen;
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van de in lid 6.1 onder a. en b. genoemde gebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:
-
het aantal (bedrijfs)woningen bedraagt ten hoogste 1 per bouwperceel, dan wel ten hoogste het bestaande aantal indien dit meer bedraagt dan wel het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden", met dien verstande dat op de gronden ter plaatse van de aanduiding "toren" geen (bedrijfs)woningen mogen worden gebouwd;
-
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 6 m, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is, dan wel de aangegeven goothoogte ter plaatse van de aanduiding "maximale goothoogte (m)";
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 11 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
-
de dakhelling van een gebouw mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen;
-
de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is.
-
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de in lid 6.1 onder a. genoemde hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel, dan wel achter het verlengde daarvan, worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen per hoofdgebouw mag niet meer dan 75 m² bedragen en voor bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 500 m² niet meer dan 100 m². Bij de berekening van de oppervlakte van aan- en uitbouwen en aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen telt de oppervlakte van omgevingsvergunningvrije bouwwerken niet mee;
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag ten hoogste 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen, met een maximum van 75 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
-
ten hoogste 50% van het erf buiten het bouwvlak gelegen, en voor zover gelegen achter de naar de we gekeerde gevel dan wel achter het verlengde daarvan, mag worden bebouwd, dan wel ten hoogste het bestaande percentage indien dit meer is;
-
de goothoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw bedragen;
-
de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw; de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de dakhelling van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet minder dan 15° bedragen, tenzij deze gebouwen plat zijn afgedekt;
-
de afstand tussen vrijstaande bijgebouwen onderling en ten opzichte van het hoofdgebouw met aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet minder dan 1 m bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is.
-
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de in lid 6.1 onder b. genoemde gebouwen en de daarbij behorende (al dan niet inpandige) bedrijfswoningen en voor de bouw van de in lid 6.1, onder b. genoemde gebouwen (met uitzondering van bedrijfswoningen) buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:
-
aan- en uitbouwen en (bij)gebouwen mogen uitsluitend op meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel, dan wel achter het verlengde daarvan, worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en (bij)ge-bouwen per bouwperceel mag niet meer dan 200 m² bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van aan- en uitbouwen en aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen ten dienste van het wonen niet meer dan 75 m² of, wanneer het perceel groter is dan 500 m² niet meer dan 100 m² mag bedragen;
-
ten hoogste 70% van het erf buiten het bouwvlak gelegen, en voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel dan wel achter het verlengde daarvan, mag worden bebouwd, dan wel ten hoogste het bestaande percentage indien dit meer is;
-
de goothoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd (bij)gebouw mag niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw bedragen; de goothoogte van een vrijstaand (bij)gebouw mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd (bij)gebouw is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw; de bouwhoogte van een vrijstaand (bij)gebouw mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de dakhelling van een aan- en uitbouw en een (bij)gebouw mag niet minder dan 15° bedragen, tenzij deze gebouwen plat zijn afgedekt;
-
de afstand tussen vrijstaande (bij)gebouwen onderling en ten opzichte van het hoofdgebouw en de bedrijfswoning met aan- en uitbouwen en aangebouwde (bij)gebouwen mag niet minder dan 1 m bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van de verkeerssituatie en een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de in lid 6.2 onder d. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in milieucategorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende bijlage 1A ‘Staat van bedrijven’;
-
het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een garagebedrijf (en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen), een seksinrichting;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een horecabedrijf;
-
in de in lid 6.1 sub a. genoemde gebouwen een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf uit te oefenen in strijd met de onderstaande regels:
-
ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m² mag voor het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf worden aangewend;
-
alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer is toegestaan;
-
detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik;
-
horecabedrijven en seksinrichtingen zijn niet toegestaan;
-
vanuit de in lid 6.1 sub a. genoemde gebouwen de verkoop van goederen via internet uit te oefenen in strijd met de onderstaande regels:
-
ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m², mag worden aangewend ten behoeve van de internetverkoop;
-
alleen het gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer, is toegestaan;
-
er geen fysiek klantencontact plaatsvindt;
-
er geen afhaal van goederen plaatsvindt;
-
er ter plaatse geen uitstalling van de koopwaar plaatsvindt;
-
er geen reclame-uitingen bij de woning zijn toegestaan;
-
de bevoorrading gebeurt in de dagperiode (07:00 - 19:00 uur).
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de milieusituatie, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 en lid 6.4 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en/of de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bij de regels behorende bijlage 1A ‘Staat van bedrijven’ onder de milieucategorieën 1 en 2.
Artikel 7 Cultuur en ontspanning
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Cultuur en ontspanning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
terreinen en gebouwen ten behoeve van culturele en educatieve voorzieningen, met daaraan ondergeschikt:
-
detailhandel;
-
horeca;
-
dienstverlening;
-
een recreatiewoning, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning,
met daaraan ondergeschikt:
-
wegen en paden;
-
water;
-
groenvoorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de gebouwen dienen uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de in het bouwvlak aangegeven hoogten bedragen ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’, dan wel de bestaande hoogten indien deze meer zijn;
-
de dakhelling van een gebouw mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen;
-
er mogen geen dienstwoningen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de verkeerssituatie en een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de in lid 7.2 onder b. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 7.2 sub a., onder 1 en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen ten hoogste 50 m² mag bedragen;
-
de goothoogte van een gebouw niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van een gebouw niet meer dan 6 m mag bedragen.
Het bevoegd gezag kan met het oog op een samenhangend bebouwingsbeeld voorwaarden verbinden aan de afmetingen en situering van de gebouwen.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de milieusituatie, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 en toestaan dat de recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding "recreatiewoning" gebruikt mag worden als dienstwoning, met dien verstande dat:
-
er niet meer dan één dienstwoning is toegestaan;
-
de dienstwoning is toegestaan in de bestaande gebouwen;
-
het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding “recreatiewoning” als recreatiewoning volledig is beëindigd.
Artikel 8 Detailhandel
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van detailhandel;
-
bedrijfswoningen;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen,
met daaraan ondergeschikt:
-
wegen en paden;
-
groenvoorzieningen;
-
water;
-
parkeervoorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van de in lid 8.1, onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
-
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 6 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 11 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
-
de dakhelling van een gebouw mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen.
-
Voor het bouwen van de in lid 8.1, onder b. en c. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
-
een gebouw dient uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
-
er mag ten hoogste het bestaande aantal bedrijfswoningen worden gebouwd;
-
de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 6 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
-
de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 11 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
-
de dakhelling van een bedrijfswoning mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen;
-
de oppervlakte van een niet-inpandige bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen of een inpandige bedrijfswoning mag niet meer dan 150 m² bedragen;
-
de goothoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning bedragen;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte
-
de dakhelling van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet minder dan 15° bedragen, tenzij deze gebouwen plat zijn afgedekt.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen; -
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de verkeerssituatie en een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de in lid 8.2 onder c. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2, sub b., onder 1 en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw ten behoeve van de bedrijfswoning buiten het bouwvlak wordt gebouwd, met dien verstande dat:
-
het bijgebouw op meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel, dan wel achter het verlengde daarvan, wordt gebouwd;
-
de oppervlakte van het bijgebouw ten hoogste 50 m² mag bedragen;
-
de goothoogte van het bijgebouw niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van het bijgebouw niet meer dan 6 m mag bedragen.
Het bevoegd gezag kan met het oog op een samenhangend bebouwingsbeeld voorwaarden verbinden aan de afmetingen en situering van het gebouw.
8.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
detailhandel in volumineuze goederen.
Artikel 9 Detailhandel - Detailhandel in volumineuze goederen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Detailhandel - Detailhandel in volumineuze goederen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van detailhandel in volumineuze goederen en een bouwmarkt, met dien verstande dat de vestiging van een supermarkt is niet toegestaan,
met daaraan ondergeschikt:
-
wegen en paden;
-
groenvoorzieningen;
-
water;
-
parkeervoorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van de in lid 9.1 onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
-
een gebouw dient uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
-
de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 11 m bedragen;
-
de dakhelling van een gebouw mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20º en niet meer dan 60º bedragen;
-
er mogen geen dienstwoningen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van de verkeerssituatie en een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de in lid 9.2 onder b genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan bedoeld in lid 9.1 sub a;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een risicovolle inrichting of een seksinrichting.
Artikel 10 Dienstverlening
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Dienstverlening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van dienstverlenende bedrijven;
-
dienstwoningen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van het besluitvlak Surhuisterveen-centrum, besluitvlak Surhuisterveen-dorp, besluitvlak Drogeham, en besluitvlak Twijzel;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij dienstwoningen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van het besluitvlak Surhuisterveen-centrum, besluitvlak Surhuisterveen-dorp, besluitvlak Drogeham, en besluitvlak Twijzel,
met daaraan ondergeschikt:
-
wegen en paden;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
waterlopen en waterpartijen;
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van de in lid 10.1 onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
-
een gebouw dient uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
-
de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 6 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 11 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
-
de dakhelling van een gebouw mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20°en niet meer dan 60° bedragen;
-
in uitzondering op het gestelde in lid 10.2, sub 2. en 3. geldt ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” dat de bouwhoogte van een gebouw niet meer dan de aangegeven bouwhoogte mag bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is.
-
Voor het bouwen van de in lid 10.1, onder b. en c. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
-
een gebouw dient uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
-
er mag ten hoogste het bestaande aantal dienstwoningen worden gebouwd;
-
de goothoogte van een dienstwoning mag niet meer dan 6 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
-
de bouwhoogte van een dienstwoning mag niet meer dan 11 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
-
de dakhelling van een dienstwoning mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen;
-
de oppervlakte van een niet-inpandige dienstwoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen of een inpandige dienstwoning mag niet meer dan 150 m² bedragen;
-
de goothoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van de dienstwoning bedragen;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van de dienstwoning;
-
de dakhelling van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet minder dan 15° bedragen, tenzij deze gebouwen plat zijn afgedekt.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van de verkeerssituatie en een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de in lid 10.2 onder c. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2, sub b., onder 1 en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw ten behoeve van de bedrijfswoning buiten het bouwvlak wordt gebouwd, met dien verstande dat:
-
het bijgebouw op meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel, dan wel achter het verlengde daarvan, wordt gebouwd;
-
de oppervlakte van het bijgebouw ten hoogste 50 m² mag bedragen;
-
de goothoogte van het bijgebouw niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van het bijgebouw niet meer dan 6 m mag bedragen.
Het bevoegd gezag kan met het oog op een samenhangend bebouwingsbeeld voorwaarden verbinden aan de afmetingen en situering van het gebouw.
10.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
gebruiken of laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een garagebedrijf (en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen);
-
gebruiken of laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 11 Gemengde doeleinden (Gemengd)
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengde doeleinden (Gemengd)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woningen, al dan niet in combinatie met:
-
ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
-
verkoop van goederen via internet;
-
gebouwen ten behoeve van detailhandel, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlenende bedrijven en/of instellingen en kantoren, bedrijven als genoemd onder categorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende bijlage 1A ‘Staat van bedrijven’, mits op de bestaande plaats en met de eventueel daarbij behorende bedrijfswoningen;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen,
en tevens voor:
-
gebouwen ten behoeve van begrafenisondernemingen in de vorm van uitvaartcentra aan de Tillewei 11a in Drogeham,
met daaraan ondergeschikt:
-
wegen en paden;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
waterlopen en waterpartijen;
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van de in lid 11.1 onder a., b. en d. genoemde gebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:
-
het aantal (bedrijfs)woningen bedraagt ten hoogste 1 per bouwperceel, dan wel ten hoogste het bestaande aantal indien dit meer bedraagt dan wel het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden";
-
een gebouw dient uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
-
de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 6 m, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer is;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 11 m, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer is;
-
de dakhelling van een gebouw mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen;
-
de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 2,5 m bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
-
in afwijking van het bepaalde onder 3. en 4. mag de goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding "a maximale goothoogte b maximale bouwhoogte" de aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen.
-
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de in lid 11.1 onder a. genoemde hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel, dan wel achter het verlengde daarvan, worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen per hoofdgebouw mag niet meer dan 75 m² bedragen en voor bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 500 m² niet meer dan 100 m². Bij de berekening van de oppervlakte van aan- en uitbouwen en aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen telt de oppervlakte van omgevingsvergunningvrije bouwwerken niet mee;
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag ten hoogste 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen, met een maximum van 75 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
-
ten hoogste 50% van het erf buiten het bouwvlak gelegen en voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel dan wel achter het verlengde daarvan, mag worden bebouwd, dan wel ten hoogste het bestaande percentage indien dit meer is;
-
de goothoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw bedragen; de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw; de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de dakhelling van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet minder dan 15° bedragen, tenzij deze gebouwen plat zijn afgedekt;
-
de afstand tussen vrijstaande bijgebouwen onderling en ten opzichte van het hoofdgebouw met aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet minder dan 1 m bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is.
-
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de in lid 11.1 onder b. en d. genoemde gebouwen en de daarbij behorende (al dan niet inpandige) bedrijfswoningen en voor de bouw van de in lid 11.1 onder b. en d. genoemde gebouwen (met uitzondering van bedrijfswoningen) buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:
-
aan- en uitbouwen en (bij)gebouwen mogen uitsluitend op meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel, dan wel achter het verlengde daarvan, worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en (bij)gebouwen per bouwperceel mag niet meer dan 150 m² bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten dienste van het wonen niet meer dan 75 m² of, wanneer het bouwperceel groter is dan 500 m² niet meer dan 100 m² mag bedragen;
-
ten hoogste 60% van het erf buiten het bouwvlak gelegen en voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel dan wel achter het verlengde daarvan, mag worden bebouwd, dan wel ten hoogste het bestaande percentage indien dit meer is;
-
de goothoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd (bij)gebouw mag niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw bedragen; de goothoogte van een vrijstaand (bij)gebouw mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd (bij)gebouw is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw; de bouwhoogte van een vrijstaand (bij)gebouw mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de dakhelling van een aan- en uitbouw en een (bij)gebouw mag niet minder dan 15° bedragen, tenzij deze gebouwen plat zijn afgedekt;
-
de afstand tussen vrijstaande (bij)gebouwen onderling en ten opzichte van het hoofdgebouw en de bedrijfswoning met aan- en uitbouwen en aangebouwde (bij)gebouwen mag niet minder dan 1 m bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van de verkeerssituatie en een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de in lid 11.2 onder d. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in milieucategorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende bijlage 1A ‘Staat van bedrijven’;
-
het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een garagebedrijf (en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen) met uitzondering van een horecabedrijf of een seksinrichting;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel (waaronder supermarkten), met uitzondering van detailhandel op de bestaande plaats als bedoel in lid 11.1 sub b., detailhandel voortvloeiend uit en ondergeschikt aan het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik, detailhandel in de vorm van verkoop van goederen via internet en met uitzondering van de bestaande supermarkt aan de Gedempte Vaart 29 in Surhuisterveen;
-
in de in lid 11.1 sub a. genoemde gebouwen een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf uit te oefenen in strijd met de onderstaande regels:
-
ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m² mag voor het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf worden aangewend;
-
alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer is toegestaan;
-
detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik;
-
horecabedrijven en seksinrichtingen zijn niet toegestaan;
-
vanuit de in lid 11.1 sub a. genoemde gebouwen de verkoop van goederen via internet uit te oefenen in strijd met de onderstaande regels:
-
ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m², mag worden aangewend ten behoeve van de internetverkoop;
-
alleen het gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer, is toegestaan;
-
er geen fysiek klantencontact plaatsvindt;
-
er geen afhaal van goederen plaatsvindt;
-
er ter plaatse geen uitstalling van de koopwaar plaatsvindt;
-
er geen reclame-uitingen bij de woning zijn toegestaan;
-
de bevoorrading gebeurt in de dagperiode (07:00 - 19:00 uur).
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de verkeerssituatie en de milieusituatie, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het bepaalde in lid 11.1 en lid 11.4 en toestaan dat maatschappelijke voorzieningen, dienstverlenende bedrijven en/of instellingen, kantoren of bedrijven die zijn genoemd in milieucategorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende bijlage 1A ‘Staat van bedrijven’ of die naar de aard en/of de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, worden gevestigd.
Artikel 12 Groenvoorzieningen (Groen)
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groenvoorzieningen (Groen)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen;
-
bermen en beplanting;
-
paden;
-
waterlopen en waterpartijen,
met daaraan ondergeschikt:
-
verhardingen;
-
parkeervoorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voorzover de gronden ter plaatse van de aanduiding "geluidsscherm" zijn gelegen, is een wal met geluidsscherm in de bestemming begrepen.
12.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de hoogte van een wal met geluidsscherm ter plaatse van de aanduiding "geluidsscherm" ten opzichte van de kruin van de Lândyk mag niet minder dan 2,5 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het kappen of rooien van opgaand houtgewas.
-
De onder a. bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor normaal onderhoud en beheer.
-
De onder a. bedoelde omgevingsvergunning mag worden verleend, indien door uitvoering van het werk of de werkzaamheden niet onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarde van de elzensingels en houtwallen.
Artikel 13 Groenvoorzieningen opgaande beplanting
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groenvoorzieningen opgaande beplanting’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
opgaande beplantingen;
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken;
-
water;
-
kunstwerken;
-
additionele voorzieningen, waaronder wandelpaden, verharde doorsteken en watergangen.
13.2 Bouwregels
-
Op of in de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Op of in de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht, welke noodzakelijk zijn voor de inrichting van de gronden.
-
De bouwhoogte van de onder b bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
het kappen en/of rooien van bomen en houtgewas;
-
het dempen van watergangen.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan
-
het normale onderhoud betreffen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning .
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt uitsluitend verleend, indien er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de afschermende werking van de bomen en/of het houtgewas c.q. de waterbergingsfunctie van de watergangen.
Artikel 14 Horecadoeleinden (Horeca)
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Horecadoeleinden (Horeca)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek en/of bar-dancing;
-
bedrijfswoningen;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen,
met daaraan ondergeschikt:
-
wegen en paden;
-
groenvoorzieningen;
-
water:
-
parkeervoorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
waterlopen en waterpartijen;
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van de in lid 14.1 onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
-
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 6 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 11 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
-
de dakhelling van een gebouw mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen.
-
Voor het bouwen van de in lid 14.1 onder b. en c. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
-
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
er mag ten hoogste het bestaande aantal bedrijfswoningen worden gebouwd;
-
de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 6 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
-
de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 11 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
-
de dakhelling van een bedrijfswoning mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen;
-
de oppervlakte van een niet-inpandige bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen of een inpandige bedrijfswoning mag niet meer dan 150 m² bedragen;
-
de goothoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning bedragen;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;
-
de dakhelling van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet minder dan 15° bedragen, tenzij deze gebouwen plat zijn afgedekt.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van de verkeerssituatie en een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de in lid 14.2 onder c. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2 sub b. onder 1. en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw ten behoeve van de bedrijfswoning buiten het bouwvlak wordt gebouwd, met dien verstande dat:
-
het bijgebouw op meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel, dan wel achter het verlengde daarvan, wordt gebouwd;
-
de oppervlakte van het bijgebouw ten hoogste 50 m² mag bedragen;
-
de goothoogte van het bijgebouw niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van het bijgebouw niet meer dan 6 m mag bedragen.
Het bevoegd gezag kan met het oog op een samenhangend bebouwingsbeeld voorwaarden verbinden aan de afmetingen en situering van het gebouw.
14.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 15 Kantoor
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Kantoor’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van kantoren;
-
dienstwoningen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van het besluitvlak Surhuisterveen-dorp;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij dienstwoningen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van het besluitvlak Surhuisterveen-dorp,
met daaraan ondergeschikt:
-
wegen en paden;
-
groenvoorzieningen;
-
water;
-
parkeervoorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van de in lid 15.1, onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
-
een gebouw dient uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de aangegeven bouwhoogte bedragen ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)”, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
-
de dakhelling van een gebouw mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen.
-
Voor het bouwen van de in lid 15.1, onder b. en c. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
-
een gebouw dient uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
-
er mag ten hoogste het bestaande aantal dienstwoningen worden gebouwd;
-
de goothoogte van een dienstwoning mag niet meer dan 6 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
-
de bouwhoogte van een dienstwoning mag niet meer dan 11 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
-
de dakhelling van een dienstwoning mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen;
-
de oppervlakte van een niet-inpandige dienstwoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen of een inpandige dienstwoning mag niet meer dan 150 m² bedragen;
-
de goothoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van de dienstwoning bedragen;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van de dienstwoning;
-
de dakhelling van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet minder dan 15° bedragen, tenzij deze gebouwen plat zijn afgedekt.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de verkeerssituatie en een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de in lid 15.2 onder c. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2, sub b., onder 1 en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw ten behoeve van de bedrijfswoning buiten het bouwvlak wordt gebouwd, met dien verstande dat:
-
het bijgebouw op meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel, dan wel achter het verlengde daarvan, wordt gebouwd;
-
de oppervlakte van het bijgebouw ten hoogste 50 m² mag bedragen;
-
de goothoogte van het bijgebouw niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van het bijgebouw niet meer dan 6 m mag bedragen.
Het bevoegd gezag kan met het oog op een samenhangend bebouwingsbeeld voorwaarden verbinden aan de afmetingen en situering van het gebouw.
Artikel 16 Maatschappelijke doeleinden (Maatschappelijk)
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijke doeleinden (Maatschappelijk)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;
-
dienstwoningen;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij dienstwoningen,
en tevens voor:
-
een begraafplaats, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “begraafplaats”,;
-
kleinschalig wonen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "wonen",
met de daarbij behorende:
-
wegen en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
waterlopen en waterpartijen;
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van de in lid 16.1 onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
-
een gebouw dient uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de aangegeven bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
-
de dakhelling van een gebouw mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen.
-
Voor het bouwen van de in lid 16.1 onder b. en c. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
-
een gebouw dient uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
-
er mag ten hoogste het bestaande aantal dienstwoningen worden gebouwd;
-
de goothoogte van een dienstwoning mag niet meer dan 6 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
-
de bouwhoogte van een dienstwoning mag niet meer dan 11 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
-
de dakhelling van een dienstwoning mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen;
-
de oppervlakte van een niet-inpandige dienstwoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen of een inpandige dienstwoning mag niet meer dan 150 m² bedragen;
-
de goothoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van de dienstwoning bedragen;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van de dienstwoning;
-
de dakhelling van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet minder dan 15° bedragen, tenzij deze gebouwen plat zijn afgedekt.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
16.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van de verkeerssituatie en een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de in lid 16.2 onder c. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2 sub b. onder 1. en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw ten behoeve van de dienstwoning buiten het bouwvlak wordt gebouwd, met dien verstande dat:
-
het bijgebouw op meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel, dan wel achter het verlengde daarvan, wordt gebouwd;
-
de oppervlakte van het bijgebouw ten hoogste 50 m² mag bedragen;
-
de goothoogte van het bijgebouw niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van het bijgebouw niet meer dan 6 m mag bedragen.
Het bevoegd gezag kan met het oog op een samenhangend bebouwingsbeeld voorwaarden verbinden aan de afmetingen en situering van het gebouw.
16.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, met uitzondering van aan de bestemming ondergeschikte verkoop van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse.
Artikel 17 Recreatieve doeleinden
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatieve doeleinden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een molen met bijbehorende terreinen en gebouwen;
-
een kampeerterrein, gebouwen ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, onderhoud en beheer en sanitaire voorzieningen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van het besluitvlak Drogeham;
-
dienstwoningen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van het besluitvlak Drogeham;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij dienstwoningen,uitsluitend op de gronden ter plaatse van het besluitvlak Drogeham,
met daaraan ondergeschikt:
-
wegen en paden;
-
water;
-
groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen als bedoeld in lid 17.1, sub a gelden de volgende regels:
-
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 7 m bedragen, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer is;
-
de dakhelling van een gebouw mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen.
-
Voor het bouwen van gebouwen als bedoeld in lid 17.1, sub b gelden de volgende regels:
-
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 4 m bedragen, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer is
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 8 m bedragen, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer is.
-
Voor het bouwen van de in lid 17.1, sub c genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
-
een gebouw dient uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
-
er mag ten hoogste het bestaande aantal dienstwoningen worden gebouwd;
-
de goothoogte van een dienstwoning mag niet meer dan 6 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
-
de bouwhoogte van een dienstwoning mag niet meer dan 11 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
-
de dakhelling van een dienstwoning mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen;
-
de oppervlakte van een niet-inpandige dienstwoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen of een inpandige dienstwoning mag niet meer dan 150 m² bedragen;
-
de goothoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van de dienstwoning bedragen;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van de dienstwoning;
-
de dakhelling van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet minder dan 15° bedragen, tenzij deze gebouwen plat zijn afgedekt.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
-
de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
17.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de verkeerssituatie en een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de in lid 17.2 onder d. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2, sub b., onder 1 en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw ten behoeve van de bedrijfswoning buiten het bouwvlak wordt gebouwd, met dien verstande dat:
-
het bijgebouw op meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel, dan wel achter het verlengde daarvan, wordt gebouwd;
-
de oppervlakte van het bijgebouw ten hoogste 50 m² mag bedragen;
-
de goothoogte van het bijgebouw niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van het bijgebouw niet meer dan 6 m mag bedragen.
Het bevoegd gezag kan met het oog op een samenhangend bebouwingsbeeld voorwaarden verbinden aan de afmetingen en situering van het gebouw.
Artikel 18 Sportdoeleinden (Sport)
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sportdoeleinden (Sport)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
sportterreinen;
-
gebouwen ten behoeve van sportieve doeleinden, met de daarbij behorende voorzieningen, zoals een kantine,
met de daarbij behorende:
-
wegen en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
water;
-
groenvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de gebouwen dienen uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de aangegeven bouwhoogte bedragen ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)”, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
-
de dakhelling van een gebouw mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de hoogte van ballenvangers, lichtmasten en daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de sportbeoefening mag niet meer dan 15 m bedragen;
-
de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
18.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de verkeerssituatie en een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de in lid 18.2 onder b. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2, sub a. onder 1. en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen ten hoogste 50 m² mag bedragen;
-
de goothoogte van een gebouw niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van een gebouw niet meer dan 6 m mag bedragen.
Het bevoegd gezag kan met het oog op een samenhangend bebouwingsbeeld voorwaarden verbinden aan de afmetingen en situering van de gebouwen.
Artikel 19 Tuin
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen,
met daaraan ondergeschikt:
-
wegen en paden;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
waterlopen en waterpartijen.
19.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van bouwwerken in tuinen gelden de volgende regels:
-
gebouwen:
-
met uitzondering van erkers (tot een breedte van ten hoogste 50% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw en tot een diepte van ten hoogste 1 m, en een bouwhoogte van ten hoogste 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw) mogen geen gebouwen worden gebouwd;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
-
met uitzondering van omgevingsvergunningvrije bouwwerken, geen gebouwen zijnde en vlaggenmasten met een bouwhoogte van niet meer dan 8 m mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
19.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2 sub a. voor de bouw en de situering van aan- en uitbouwen en bijgebouwen in hoeksituaties met dien verstande dat:
-
ten hoogste 2,5 m voor de zijgevel van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan mag worden gebouwd;
-
de afstand ten opzichte van de weg of het openbaar groen niet minder dan 1 m mag bedragen;
-
de regels van de bestemming ‘Wonen’ voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen voor het overige onverkort van toepassing blijven.
Het bevoegd gezag kan met het oog op de verkeerssituatie en een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld voorwaarden verbinden aan de afmetingen en situering van aan- en uitbouwen en bijgebouwen.
Artikel 20 Verkeers- en verblijfsdoeleinden (Verkeer – Verblijfsgebied)
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeers- en verblijfsdoeleinden (Verkeer – Verblijfsgebied)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
(woon)straten;
-
paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “garage” en "specifieke vorm van verkeer-verblijfsgebied - garageboxen";
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
waterlopen en waterpartijen;
-
nutsvoorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor de gronden ter plaatse van het besluitvlak Buitenpost - Lutkepost geldt dat wordt gestreefd naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van bestemmingsverkeer overeenkomstig de op de
illustratie/plankaart Buitenpost - Lutkepost aangegeven dwarsprofielen.
20.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van de in lid 20.1 onder d. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
-
het aantal garageboxen mag ten hoogste het bestaande aantal bedragen dan wel het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding "aantal garageboxen";
-
de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 2,5 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 6 m bedragen dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
-
de oppervlakte per garagebox mag niet meer dan 25 m² bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
Artikel 21 Verkeersdoeleinden (Verkeer - Wegverkeer)
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeersdoeleinden (Verkeer - Wegverkeer)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen, straten en paden;
-
voet- en rijwielpaden;
-
groenvoorzieningen,
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer, met dien verstande dat het aantal rijstroken van wegen, straten en paden niet meer dan 2 mag bedragen,
met daaraan ondergeschikt:
-
parkeervoorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
21.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
Artikel 22 Water
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
waterhuishouding;
-
waterberging;
-
waterlopen en waterpartijen,
en tevens voor:
-
jachthavens, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “jachthaven”,
met de daarbij behorende:
-
bermen en beplanting,
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
22.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
op deze gronden mogen geen steigers worden gebouwd, met uitzondering van bestaande steigers en andere aanlegvoorzieningen;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
Artikel 23 Woondoeleinden (Wonen)
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Woondoeleinden (Wonen)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woningen, al dan niet in combinatie met:
-
ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
-
verkoop van goederen via internet;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen,
met de daarbij behorende:
-
erven;
-
paden;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
waterlopen en waterpartijen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
23.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw dienen uitsluitend woningen te worden gebouwd;
-
het aantal woningen bedraagt ten hoogste het bestaande aantal, dan wel het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” / "aantal woningen" / "maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden", dan wel ten hoogste 1 woning per bouwvlak;
-
op de gronden ter plaatse van de aanduiding "duurzame woningbouw" geldt dat het aantal woningen moet passen binnen een door Gedeputeerde Staten geaccordeerd gemeentelijk woningverdelingsplan;
-
een hoofdgebouw dient uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
-
de afstand van niet-aaneen gebouwde zijden van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,5 m dan wel ten minste de bestaande afstand indien deze minder is;
-
de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 6 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
-
de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 11 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
-
in afwijking van het bepaalde onder 6 en 7 geldt voor voor de gronden ter plaatse van de aanduidng "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" de aangegeven goot- en bouwhoogte;
-
de dakhelling van een hoofdgebouw mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen;
-
in afwijking van het bepaalde onder 6. en 7. mag de goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte" de aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen
-
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen per hoofdgebouw mag niet meer dan 75 m² bedragen, wanneer de gezamenlijke oppervlakte van het bouwperceel en de gronden bestemd als tuin meer is dan 500 m² mag deze oppervlakte ten hoogste 100 m² bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag ten hoogste 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen, met een maximum van 75 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
-
ten hoogste 50% van het erf buiten het bouwvlak gelegen mag worden bebouwd, dan wel ten hoogste het bestaande percentage indien dit meer is;
-
de goothoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw bedragen; de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 2,5 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien hoger;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw; de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de dakhelling van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet minder dan 15° bedragen, tenzij deze gebouwen plat zijn afgedekt;
-
de afstand tussen vrijstaande bijgebouwen onderling en ten opzichte van het hoofdgebouw met aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet minder dan 1 m bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
23.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor detailhandel met uitzondering van de verkoop van goederen via internet en overige bedrijfs- en/of de daarvoor benodigde opslagruimte;
-
in de in lid 23.2 onder a. genoemde hoofdgebouwen een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf uit te oefenen in strijd met de onderstaande regels:
-
ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m² mag voor het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf worden aangewend;
-
alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer is toegestaan;
-
detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik;
-
horecabedrijven en seksinrichtingen zijn niet toegestaan;
-
vanuit de in lid 23.2 onder a. genoemde hoofdgebouwen de verkoop van goederen via internet uit te oefenen in strijd met de onderstaande regels:
-
ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m², mag worden aangewend ten behoeve van de internetverkoop;
-
alleen het gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer, is toegestaan;
-
er geen fysiek klantencontact plaatsvindt;
-
er geen afhaal van goederen plaatsvindt;
-
er ter plaatse geen uitstalling van de koopwaar plaatsvindt;
-
er geen reclame-uitingen bij de woning zijn toegestaan;
-
de bevoorrading gebeurt in de dagperiode (07:00 - 19:00 uur).
Artikel 24 Bijzondere woondoeleinden (Wonen – Bijzonder woongebouw)
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bijzondere woondoeleinden (Wonen – Bijzonder woongebouw)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bijzondere woongebouwen;
-
bijgebouwen,
met de daarbij behorende:
-
tuinen;
-
groenvoorzieningen;
-
water;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
24.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw dienen uitsluitend woongebouwen te worden ge-bouwd;
-
het hoofdgebouw dient uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
het aantal woningen bedraagt ten hoogste het bestaande aantal, dan wel het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden”;
-
de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer dan de in het bouwvlak aangegeven bouwhoogte bedragen ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)”, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is.
-
Voor het bouwen van bijgebouwen bij hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
er mag ten hoogste 1 bijgebouw worden gebouwd;
-
de oppervlakte van het bijgebouw mag ten hoogste het aantal wooneenheden maal 15 m² bedragen;
-
de bouwhoogte van het bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de vol-gende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
24.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen voor bewoning.
Artikel 25 Woongebouw (Wonen - Woongebouw)
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Woongebouw (Wonen - Woongebouw)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woongebouwen;
-
bijgebouwen,
met daaraan ondergeschikt:
-
een ruimte voor kleinschalige (maatschappelijke) activiteiten,
met de daarbij behorende:
-
tuinen;
-
paden;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
waterlopen en waterpartijen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
25.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw dienen uitsluitend woongebouwen worden gebouwd;
-
de hoofdgebouwen dienen uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
-
het aantal woningen bedraagt ten hoogste het bestaande aantal, dan wel het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden", met dien verstande dat de woningen op de gronden ter plaatse van het besluitvlak Buitenpost - Lutkepost uitsluitend mogen worden gebouwd indien het aantal past binen een door Gedeputeerde Staten geaccordeerd gemeentelijk woningverdelingsplan;
-
de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan de in het bouwvlak aangegeven hoogte bedragen ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)”, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is.
-
Voor het bouwen van bijgebouwen bij hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
de regeling zoals bedoeld in lid 25.2 onder b is niet van toepassing op het besluitvlak Buitenpost - Lutkepost;
-
per hoofdgebouw mag ten hoogste 1 bijgebouw worden gebouwd;
-
de oppervlakte van een bijgebouw mag ten hoogste het aantal woningen maal 15 m² bedragen;
-
ten hoogste 50% van het erf buiten het bouwvlak gelegen mag worden bebouwd;
-
de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de dakhelling van een bijgebouw mag niet minder dan 15° bedragen, tenzij deze gebouwen plat zijn afgedekt.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
25.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen voor bewoning.
Artikel 26 Woonwagenstandplaats
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
standplaatsen voor woonwagens al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
-
bijgebouwen;
met de daarbij behorende:
-
erven;
-
paden;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
26.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen/plaatsen van woonwagens gelden de volgende regels:
-
het aantal woonwagens mag niet meer dan 11 bedragen;
-
de goothoogte mag niet meer dan 4 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
-
de bouwhoogte mag niet meer dan 5,5 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
-
Voor het bouwen van bijgebouwen bij woonwagens gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen per woonwagen mag niet meer dan 30 m² bedragen;
-
de bouwhoogte mag niet meer dan 3.5 m bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
26.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor detailhandel en overige bedrijfs- en/of de daarvoor benodigde opslagruimte, met uitzondering van de verkoop van goederen via internet;
-
in de in lid 26.2 onder a. genoemde hoofdgebouwen een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf uit te oefenen in strijd met de onderstaande regels:
-
ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m² mag voor het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf worden aangewend;
-
alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer is toegestaan;
-
detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik;
-
horecabedrijven en seksinrichtingen zijn niet toegestaan;
-
vanuit de in lid 26.2 onder a. genoemde hoofdgebouwen de verkoop van goederen via internet uit te oefenen in strijd met de onderstaande regels:
-
ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m², mag worden aangewend ten behoeve van de internetverkoop;
-
alleen het gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer, is toegestaan;
-
er geen fysiek klantencontact plaatsvindt;
-
er geen afhaal van goederen plaatsvindt;
-
er ter plaatse geen uitstalling van de koopwaar plaatsvindt;
-
er geen reclame-uitingen bij de woning zijn toegestaan;
-
de bevoorrading gebeurt in de dagperiode (07:00 - 19:00 uur).
Artikel 27 Leidingen
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leidingen’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een hoofdwaterleiding, met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
27.2 Bouwregels
-
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemming mag op of in deze gronden niet worden gebouwd, anders dan voor deze bestemming.
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
27.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en andere bouwwerken toch mogen worden gebouwd op voorwaarde dat:
-
er geen schade wordt toegebracht aan de hoofdwaterleiding en het functioneren daarvan niet nadelig wordt beïnvloed;
-
hierover advies is gevraagd van de leidingbeheerder.
Artikel 28 Archeologisch waardevol gebied
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Archeologisch waardevol gebied’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het herstel en behoud van archeologische waarden.
28.2 Bouwregels
Aanvullend op de bouwregels in de andere voor de betreffende gronden aangewezen bestemmingen gelden de volgende bouwregels:
-
Voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord. Het archeologisch onderzoek dient te zijn opgesteld door een ter zake kundig bureau op het terrein van archeologische monumentenzorg.
-
Indien uit het in lid 28.2, sub a. genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
-
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
-
een verplichting tot het doen van opgravingen, of;
-
een verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
-
De verplichting lid 28.2, sub a. geldt niet voor bouwplannen die betrekking hebben een oppervlakte van niet meer dan 50 m2 en met een diepte van niet meer dan 30 cm.
Indien het bevoegd gezag voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in sub b. wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd.
28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 50 m² en dieper dan 30 cm;
-
het graven of dempen van watergangen;
-
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm;
-
het verlagen van het waterpeil.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a. wordt slechts verleend indien:
-
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, of;
-
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of;
-
de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
-
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
een verplichting tot het doen van opgravingen;
-
een verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Indien het bevoegd gezag voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in sub b. onder 3. wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd.
-
Het verbod als bedoeld in sub a. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
-
het normale onderhoud betreffen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
-
op archeologisch onderzoek gericht zijn.
Artikel 29 Molenbiotoop
zie : 34.1 vrijwaringszone - molenbiotoop
Artikel 30 Risicozone externe veiligheid
zie: 34.2 risicozone externe veiligheid
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 31 Toepassingsbereik
31.1 Bereik
Deze beheersverordening is van toepassing op alle bestemmingen zoals weergeven op de bij de voorliggende beheersverordening behorende plankaarten/illustraties uit de genoemde bestemmingsplannen die in de onderstaande tabel zijn weergegeven:
Tabel 1 Toepassingsbereik beheersverordening
Ruimtelijk plan |
Vastgesteld |
Goedgekeurd |
bestemmingsplan Drogeham |
22 juni 2006 |
5 september 2006 |
bestemmingsplan Harkema Quakkenburg |
7 september 2006 |
4 december 2006 |
bestemmingsplan Augustinusga |
28 juni 2007 |
23 augustus 2007 |
bestemmingsplan Harkema-dorp |
13 decmber 2007 |
17 maart 2008 |
bestemmingsplan Surhuisterveen-centrum |
7 februari 2008 |
19 augustus 2008 |
bestemmingsplan Surhuisterveen De Lauwers |
5 juni 2008 |
31 juli 2008 |
bestemmingsplan Surhuisterveen-dorp |
27 augustus 2009 |
|
bestemmingsplan Twijzel |
21 augustus 2008 |
6 januari 2009 |
bestemmingsplan Twijzelerheide |
5 juni 2008 |
4 augustus 2008 |
bestemmingsplan Buitenpost-Lutkepost |
23 april 2009 |
18 augustus 2009 |
Onder de in bovenstaande tabel 1 genoemde bestemmingsplannen zijn ook de op basis van die bestemmingsplannen gevoerde vrijstellings-, ontheffings- en afwijkingsprocedures begrepen.
Artikel 32 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 33 Algemene gebruiksregels
Algemene gebruiksbepaling
De binnen het verordeningsgebied gelegen gronden en bouwwerken mogen, naast het gebruik overeenkomstige de in deze verordening opgenomen bestemmingsregels, tevens worden gebruikt overeenkomstig het bestaand gebruik, met dien verstande dat de recreatiewoning Tjerkebuorren 8 in Drogeham tevens gebruikt mag worden als woning ten behoeve van de woonfunctie.
Artikel 34 Algemene aanduidingsregels
34.1 vrijwaringszone - molenbiotoop
34.1.1 Omschrijving
De voor "vrijwaringszone – molenbiotoop" aangewezen gronden zijn, naast de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming) tevens bestemd voor de bescherming van de functie van de in het gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als beeldbepalend element.
34.1.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de bouwregels bij de andere in het plan opgenomen bestemmingen, geldt dat de bouwhoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 6 m mag bedragen.
34.1.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen van bomen, heesters en andere opgaande beplanting.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan
-
het normale onderhoud betreffen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning .
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt uitsluitend verleend, indien er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de molen als werktuig en beeldbepalend element.
34.2 risicozone externe veiligheid
34.2.1 Omschrijving
De voor "risicozone externe veiligheid" aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming), tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten vanwege LPG.
34.2.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen mogen in of op deze gronden geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.
34.2.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 34.2.2 en toestaan dat kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits:
-
de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht worden genomen;
-
met de toepasselijke richtwaarden en risicoafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden;
-
het groepsrisico wordt afgewogen.
34.2.3 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar object of beperkt kwetsbaar object.
34.2.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken vanhet bepaalde in lid 34.2.3 en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt als kwetsbaar object of beperkt kwetsbaar object, mits:
-
de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht worden genomen;
-
met de toepasselijke richtwaarden en risicoafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden;
-
het groepsrisico wordt afgewogen.
Artikel 35 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden verhoogd dan wel gebouwd tot een bouwhoogte van niet meer dan 10 m;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van antennemasten worden verhoogd dan wel gebouwd tot een bouwhoogte van niet meer dan 15 m, met dien verstande dat antennemasten uitsluitend op meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel, dan wel achter het verlengde daarvan, mogen worden gebouwd;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van lichtmasten, antennemasten ten behoeve van mobiele telecommunicatie en/of sirenemasten worden verhoogd dan wel gebouwd tot een bouwhoogte van niet meer dan 40 m;
-
het bepaalde in het plan en aanzien van de oppervlakte van bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van de beheersverordening bestaan en een grotere oppervlakte hebben dan is toegestaan in de regels, met dien verstande dat bij vervanging van bouwwerken met een grotere oppervlakte dan is toegestaan in de regels er ten hoogste 60% van de gesloopte oppervlakte aan bouwwerken mag worden teruggebouwd en de bouwregels van het overige onverkort van toepassing blijven;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen worden verhoogd dan wel gebouwd, mits de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
-
het bepaalde in het plan ten aanzien van de dakhelling en toestaan dat afwijkende dakvormen als mansardedaken, gebogen dakvormen en platte daken worden gerealiseerd;
-
het bepaalde in het plan ten aanzien van de oppervlakte van aan- en uitbouwen bij woningen, dienstwoningen en bedrijfswoningen en toestaan dat de oppervlakte van aan- en uitbouwen ten behoeve van gehandicapten en mindervaliden wordt vergroot met niet meer dan 30 m²;
-
het bepaalde in het plan ten aanzien van de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw en toestaan dat de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bij plat afgedekte hoofdgebouwen bestaande uit 1 bouwlaag ten hoogste gelijk is aan de hoogte van dat hoofdgebouw;
-
het plan in de bestemmingen ‘Centrumdoeleinden’, ‘Gemengde doeleinden (Gemengd)’ en ‘Woondoeleinden (Wonen)’ ten aanzien van de oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen en toestaan dat de oppervlakte wordt vergroot tot niet meer dan 150 m², met dien verstande dat:
-
de gezamenlijke oppervlakte van het bouwperceel en de gronden bestemd als tuin meer dan 1000 m² bedraagt;
-
de oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw niet meer dan 100 m² bedraagt;
-
de regels van de bestemmingen ‘Centrumdoeleinden’, ‘Gemengde doeleinden (Gemengd)’ en ‘Woondoeleinden (Wonen)’ voor het overige onverkort van toepassing blijven.
Artikel 36 Algemene procedureregels
36.1 Nadere eisen
Op de voorbereiding van toepassen van nadere eisen op grond van de Wet ruimtelijke ordening is de volgende procedure van toepassing:
-
een ontwerpbesluit tot nadere eis, waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening, ligt, met bijhorende stukken, gedurende 2 weken op het gemeentehuis ter inzage;
-
Burgemeester en Wethouders maken de terinzagelegging van te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, op de gemeentelijke website en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend;
-
de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
-
gedurende de in sub a. genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij Burgemeester en Wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot nadere eis.
36.2 Afwijken bij omgevingsvergunning
Op de voorbereiding van een besluit tot afwijking bij een omgevingsvergunning is de in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht genoemde procedure van toepassing.
Artikel 37 Overige regels
37.1 Parkeergelegenheid
-
Een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of gebruiken, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden verleend wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
-
Voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeerkencijfers zoals opgenomen in het gemeentelijk verkeer- en vervoerplan bepaald of is voorzien in voldoende parkeergelegenheid en deze parkeergelegenheid in stand wordt gehouden.
-
Indien de beleidsregels ten aanzien van het gemeentelijke parkeerbeleid binnen de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.
-
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en sub b en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien en in stand wordt gehouden, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 38 Overgangsrecht
38.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
-
Het bepaalde in sub a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
38.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in sub a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in sub a., na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde in sub a. is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 39 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van de Beheersverordening dorpen Achtkarspelen”.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ....