direct naar inhoud van Regels

wijzigingsplan It West 4 te Augustinusga

Status: ontwerp
Identificatie: NL.IMRO.0059.WPBgitwest4Aug-ON01
Plantype: wijzigingsplan

toelichting[image]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Wijzigingsplan It West 4 Augustinusga

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

TOELICHTING

 

Inhoudsopgave

 

  1. Inleiding 3

    1. Aanleiding 3

    2. Begrenzing plangebied 3

    3. Geldende bestemmingsplan / moederplan 4

    4. Bestaande en toekomstige situatie 4

 

  1. Beleidskader 5

    1. Provinciaal beleid 5

    2. Gemeentelijk beleid 5

  2. Omgevingsaspecten

    1. Externe Veiligheid 7

    2. Luchtkwaliteit 7

    3. Milieu 8

    4. Bodemkwaliteit 8

    5. Flora en fauna en effect op N2000 gebied 8

    6. Vormvrije m.e.r. beoordeling 9

    7. Archeologie en cultuurhistorie 9

3.8 Water 10

 

  1. Juridische toelichting 10

 

  1. Uitvoerbaarheid 10

5.1 Zienswijzen 11

 

 

Bijlagen:

 

  1. Landschappelijke inpassing

  2. Ecologische quickscan

  3. Resultaat Aerius-berekening + aanvullende memo

  4. Watertoets

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

TOELICHTING

 

1. Inleiding

 

1.1 Aanleiding

Op 7 oktober 2019 is een verzoek binnengekomen om het bouwvlak van het agrarisch bedrijf aan It West 4 te Augustinusga te vergroten ten behoeve van uitbreiding van de veestapel. Het betreft een gemengd agrarisch bedrijf met een melkveetak en een pluimveetak. De agrariër wil het aantal stuks melkvee uitbreiden en heeft daarvoor een grotere stal nodig, die niet binnen het bestaande bouwvlak past. Het geldende bestemmingsplan bevat een wijzigingsbevoegdheid waarmee een agrarisch bouwvlak van een grondgebonden veehouderij vergroot kan worden. Het college van B&W is bereid het bouwvlak middels een wijzigingsprocedure te vergroten, mits aan de daarbij horende voorwaarden en een goede ruimtelijke ordening in het algemeen wordt voldaan.

1.2 Begrenzing en ligging plangebied

Dit wijzigingsplan heeft betrekking op het perceel It West 4 te Augustinusga, gemeente Drogeham, sectie C, perceelnummer 2260. Het plangebied ligt in het buitengebied aan de westzijde van Augustinusga. Onderstaande luchtfoto’s geven aan waar het perceel ligt en hoe de bestaande situatie eruitziet.

 

[image][image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

    1. [image]

      Geldend bestemmingsplan / moederplan

 

Het perceel It West 4 te Augustinusga valt binnen het bestemmingsplan Buitengebied Achtkarspelen en heeft daarin de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Besloten gebied’. Het perceel is voorzien van een bouwvlak waarop ook de functieaanduiding ‘intensieve veehouderij’ zit. Binnen dit bouwvlak zijn daarom zowel een grondgebonden als een niet-grondgebonden (intensieve) veehouderij toegestaan.

 

 

 

 

 

 

 

 

Uitsnede geldende
bestemmingsplan Buitengebied

 

 [image]

 

 

    1. Bestaande en toekomstige situatie

 

Het agrarisch bedrijf aan It West 4 betreft een gemengd bedrijf, bestaande uit een melkveehouderij en een pluimveehouderij. Momenteel heeft het bedrijf 100 stuks melkvee met 50 stuks bijbehorend jongvee, en 32.000 stuks pluimvee. Het voornemen is om de melkveetak uit te breiden naar 140 stuks melkvee en 70 stuks jongvee. Om dit aantal te kunnen huisvesten wil de aanvrager de bestaande stal uitbreiden, een nieuwe jongveestal bouwen en de (sleuf)silo’s naar de achterzijde van het erf verplaatsen. Dit past niet binnen het huidige bouwvlak van ca. 1,1 hectare. Het nieuwe bouwplan vraagt om een uitbreiding van het bouwvlak naar ca. 1,7 hectare.

 

 

 

2. Beleidskader

2.1 Provinciaal beleid

Verordening Romte Fryslân

De Verordening Romte Fryslân 2014 biedt ruimte voor schaalvergroting van agrarische bedrijven. De mogelijkheden en randvoorwaarden staan benoemd in hoofdstuk zes.

Bij een uitbreiding waarbij het bouwperceel (bouwvlak) groter wordt dan 1,5 hectare, moet worden onderbouwd dat het bedrijf milieuhygiënisch en verkeerskundig inpasbaar is in de omgeving en wat betreft schaal, verschijningsvorm en lichtuitstoot inpasbaar is binnen de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten. Daarnaast is de landschappelijke inpassing van het agrarisch bedrijf van belang, en moet er een ruimtelijk inrichtingsplan opgesteld worden volgens de methodiek Nije Pleats, waarvan de uitvoering als voorwaardelijke bepaling in het ruimtelijk plan is opgenomen. Deze maatwerkmethode houdt in dat een team van deskundigen, samen met de agrariër, komt tot een integrale advisering en onderbouwing van de ruimtelijke inpassing van het erf. Bij kleinschalige perceelsverruiming in niet complexe situaties kan de Nije Pleats-methodiek ook eenvoudiger vormgegeven worden.

2.2 Gemeentelijk beleid

Bestemmingsplan Buitengebied Achtkarspelen

In het bestemmingsplan Buitengebied is onderscheid gemaakt tussen grondgebonden en niet-grondgebonden agrarische activiteiten (intensieve veehouderij).

Grondgebonden agrarische bedrijven zijn voorzien van een bouwvlak van maximaal 1,5 ha wanneer hiervoor fysieke en milieukundige ruimte is. Voor de bedrijven die om reden van fysieke ruimte of milieukundige ruimte nog geen bouwvlak van 1,5 ha hebben gekregen, is het middels een afwijking van de bebouwingsregels mogelijk om buiten het bouwvlak te bouwen tot maximaal 1,5 ha. Hierbij is onder meer een erfinrichtingsplan verplicht. Voor bouwvlakken groter dan 1,5 ha is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor grondgebonden agrarische bedrijven. Hiermee is het mogelijk een bouwvlak tot maximaal 3 ha te realiseren. Aan deze wijzigingsbevoegdheid is een aantal voorwaarden verbonden.

Voor niet-grondgebonden bedrijven geldt dat bestaande bedrijven die zijn gespecialiseerd in intensieve veehouderij, of die naast een grondgebonden hoofdtak een intensieve neventak hebben, in het bestemmingsplan beperkte ruimte hebben voor verdere bedrijfsontwikkeling. De omvang van het bouwvlak is niet ruimer dan de bestaande bebouwing.

Omdat het bedrijf aan It West 4 ook een intensieve tak heeft en het bouwvlak die functieaanduiding ook heeft, liggen de grenzen van het bouwvlak om de bestaande bebouwing heen. Dit betekent ook dat er voor de melkveetak geen ruimte is om binnen het bouwvlak uit te breiden.

Wijzigingsbevoegdheid t.b.v. uitbreiding bouwvlak

Om het bouwvlak ten behoeve van de grondgebonden agrarische activiteiten (de melkveehouderij) te vergroten naar ca. 1,7 hectare, kan gebruik gemaakt worden van de wijzigingsbevoegdheid die hiertoe is opgenomen binnen de agrarische bestemming van het perceel. Artikel 3.8 lid a luidt als volgt:

 
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de bestemming wijzigen ten behoeve van een bouwvlak van maximaal 3 ha voor een grondgebonden agrarisch bedrijf mits:

  1. het agrarisch bedrijf qua ontsluiting en milieusituatie zorgvuldig wordt ingepast;

  2. het procesmodel Nije Pleats wordt gevolgd;

  3. voor het overige de regels van dit artikel van overeenkomstige toepassing zijn.

Ten eerste moet vastgesteld worden of er ook na de uitbreiding nog sprake is van een grondgebonden bedrijf. Daarvoor moet er (structureel) voldoende grond in de omgeving van het bedrijf beschikbaar zijn om te voorzien in de eigen mestafzet en ruwvoervoorziening. De initiatiefnemer beschikt over 50 hectare grond nabij zijn bedrijf. Op basis van de richtlijn die in de Verordening Romte van de provincie Fryslân gehanteerd wordt voor de verhouding tussen aantal melkvee en aantal hectares grond, is 50 hectare voldoende om grondgebonden te zijn met een dierbezetting van 140 melkvee en 70 jongvee.

De ontsluiting van het agrarische bedrijf wijzigt niet. Op de (eventuele) toename aan verkeersbewegingen en de milieusituatie wordt in hoofdstuk 3 ingegaan.

Het procesmodel Nije Pleats heeft betrekking op hetgeen hierboven onder het provinciaal beleid is benoemd, en betreft de ruimtelijke en landschappelijke inpassing van het agrarische erf. In het bestemmingsplan Buitengebied is dit procesmodel als volgt gedefinieerd;
een integrale methode met deskundigen op het gebied van welstand, milieu, planologie en landschap, waarbij een nieuwe ontwikkeling op een zorgvuldige manier, ruimtelijk en landschappelijk wordt ingepast in samenspraak met de initiatiefnemer.
De Visie ruimtelijke kwaliteit die bij het bestemmingsplan Buitengebied hoort biedt richtlijnen voor een goede inpassing die recht doet aan de kenmerkende landschapstypen.

Landschappelijke inpassing
Op 23 januari 2020 heeft ter plaatse van It West 4 een overleg plaatsgevonden tussen de initiatiefnemer, zijn adviseur en adviseurs van de gemeente op het gebied van stedenbouw, ruimte en landschap. In deze ‘keukentafelsessie’ zijn de wensen, mogelijkheden en praktische belemmeringen van de landschappelijke inrichting besproken, en is het erf en de huidige inpassing ter plaatse bekeken.

Het voorerf bestaat uit karakteristieke bebouwing; de oude woonboerderij en een voormalige melkstal in dezelfde stijl. In combinatie met de monumentale bomenrij langs de oprit, zorgt dit beeld voor een fraaie afscherming van het achtererf, waar het werkterrein en de overige agrarische bebouwing zich bevindt. Het doortrekken van de (monumentale) bomenrij kan dit beeld versterken, maar is praktisch niet uitvoerbaar vanwege de ontsluiting naar het achtererf die deze lijn doorbreekt. Parallel aan de weg (it West) zijn laanbeplanting en een singel aanwezig die het zicht op het nieuwe bouwvlak ontnemen. Deze singel kan nog worden versterkt door de beplanting te verdichten.
Ter hoogte van het midden- en achtererf zijn singels aanwezig die het landschapspatroon van de Noardlike Fryske Wâlden kenmerken en een duidelijke afscheiding van het erf en de landschappelijke kamer vormen. Ook deze singels kunnen her en der nog opgevuld worden om dit beeld te versterken. Aan de achterzijde van het perceel waar het bouwvlak op rust zou een nieuwe dwarssingel het landschapspatroon kunnen versterken. Hier is enige beplanting aanwezig en de agrariër vindt een singel hier geen bezwaar, maar vanwege de leemlaag in de bodem wil een singel hier niet groeien.

De landschappelijke inpassing die naar aanleiding van de ‘keukentafelsessie’ is opgesteld, gaat dus vooral uit van de bestaande situatie, waarbij enkele bestaande singels aangevuld en versterkt kunnen worden. De inpassing is als bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd. De uitvoering en instandhouding van de landschappelijke inpassing is als voorwaarde aan de regels van dit wijzigingsplan gekoppeld.

 
3. Omgevingsaspecten

 

3.1 Externe veiligheid
Uit de professionele risicokaart blijkt dat het perceel niet binnen een risicocontour of het invloedsgebied van een risicobron ligt. Ook voegt de wijziging geen nieuwe risicobron toe. Zie verder paragraaf 6.1 van de toelichting van het bestemmingsplan Buitengebied Achtkarspelen.

3.2 Luchtkwaliteit
Veranderingen in de luchtkwaliteit worden grotendeels veroorzaakt door de toename van het verkeer, voornamelijk door vrachtverkeer. Als aannemelijk is dat er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het project. In dit geval is er van een feitelijke of dreigende overschrijding geen sprake. Er is geen of slechts een geringe toename van het aantal vervoersbewegingen als gevolg van de uitbreiding van de veestapel. De huidige vervoersbewegingen betreffen meestal geen ‘volle vrachten’, waardoor er nog ruimte is voor opvulling. De verwachting is daarom dat het plan niet in betekenende mate bij (NIBM) bijdraagt aan de concentratie van een stof in de buitenlucht.

Zie verder paragraaf 6.5 van de toelichting van het bestemmingsplan Buitengebied Achtkarspelen.

 

3.3 Milieu
Voor de daadwerkelijke uitvoering van de uitbreidingsplannen zal een milieumelding moeten worden ingediend en omgevingsvergunning voor de bouw van de stal worden aangevraagd. In dat kader worden de belangrijkste milieuaspecten getoetst aan de dan geldende wet- en regelgeving.
In het kader van een goede ruimte ordening is het echter van belang om de uitvoerbaarheid ook in dit wijzigingsplan al aan te tonen. Daarom wordt gekeken naar de volgende aspecten; geur, ammoniak, fijnstof en geluid.

Geur
Op basis van de Wet geurhinder en veehouderij geldt er voor melkvee een vaste afstand tot omliggende woningen. Een gemeente kan met een geurverordening afwijken van de wettelijke afstanden. In de gemeente Achtkarspelen geldt voor de vaste afstanden de geurverordening uit 2010. Hierin is bepaald dat de afstand tot dichtstbijzijnde woningen buiten de bebouwde kom, waar het hier om gaat, minstens 25 meter moet bedragen. Deze afstand wordt ruim gehaald, waardoor het aspect geur geen belemmering vormt voor de uitbreiding van het bouwvlak.

Ammoniak
Het toetsingskader voor ammoniak is de Wet ammoniak en veehouderij (Wav). Hierbij is een afstand van 250 tot verzuringsgevoelige gebieden maatgevend. In Achtkarspelen zijn dergelijke gebieden niet aanwezig, waardoor er op dit gebied geen belemmeringen zijn voor de uitbreiding van het bouwvlak.

Bij het concrete plan zal het stalsysteem moeten voldoen aan het Besluit emissiearme huisvesting, waarin maximale emissiewaarden zijn opgenomen voor ammoniak en fijnstof (gebaseerd op BBT). Op voorhand worden hiervoor geen belemmeringen gezien.

Fijnstof
Op basis van het gewenste aantal stuks vee en de situering van de stal kan worden voldaan aan de grenswaarden PM10.

Geluid
Gelet op de afstanden, verkeersbeweging en de voorgestelde routing (voer- en sleufsilo’s worden verplaatst naar achteren) vormt de geluidsbelasting op omliggende woningen op voorhand geen belemmering. Afhankelijk van de definitieve inrichting bij een melding of vergunning (milieu) kan er gevraagd worden om een akoestisch onderzoek.

3.4 Bodemkwaliteit
Voor het bouwen van een bouwwerk waar voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen zullen verblijven zal aangetoond moeten worden of de bodem niet zodanig verontreinigd is dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers. Bij een stal kan hier sprake van zijn (melkput). Als bij de aanvraag om omgevingsvergunning voor de bouw van de stal blijkt dat er sprake is van (nagenoeg) voortdurend verblijf van mensen, kan een bodemonderzoek opgevraagd worden.

3.5 Flora en fauna en effect op N2000 gebied
De initiatiefnemer heeft een ecologische quickscan laten uitvoeren om het aspect flora en fauna te beoordelen. Deze quickscan is als bijlage 2 bij deze toelichting gevoegd. De algemene conclusie is dat de uitbreiding van het bouwvlak en de voorgenomen fysieke ingrepen geen bedreiging vormen voor mogelijk aanwezige beschermde soorten. Er worden enkele benodigde vervolgstappen geadviseerd:
- Om negatieve effecten als gevolg van de werkzaamheden op de aanwezige broedvogels te voorkomen, dient te worden gewerkt buiten het broedseizoen (buiten de periode half maart t/m juli).

- Belichting moet voorkomen worden ten westen van It West vanwege de mogelijke vliegroute van vleermuizen. Het advies is om overdag de werkzaamheden uit te voeren.

- Voor nationaal beschermde soorten geldt de zorgplicht. De zorgplicht houdt in dat schade aan wilde planten en dieren zoveel, als redelijkerwijs mogelijk is, wordt voorkomen. Dit kan door het rooien van de struiken in één richting uit te voeren, zodat eventuele grondgebonden zoogdieren zelfstandig het gebied kunnen verlaten.

Met betrekking tot de effecten op beschermde Natura-2000 gebieden wordt geadviseerd met het (nieuwe) rekeninstrument AERIUS Calculator na te gaan of er als gevolg van de uitbreiding sprake zal zijn van stikstofdepositie op gevoelige Natura 2000-gebieden.

De initiatiefnemer heeft een dergelijke berekening aangeleverd, hieruit blijkt dat er geen significant nadelige effecten optreden. Het wijzigingsplan is daarmee uitvoerbaar op dit punt. Het resultaat van de berekening is als bijlage bij de toelichting gevoegd.
In de berekening wordt de huidige situatie van het bedrijf, die is ingepast met een melding onder de PAS, als referentie genomen. In een brief van 16 december over de Voortgang Aanpak Stikstofproblematiek heeft de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangegeven dat meldingen onder de PAS gelegaliseerd zullen worden, en dat het Rijk de provincies vraagt hier ook niet actief op te handhaven. Melders hebben manier duidelijkheid dat hun gerealiseerde project niet alsnog ter discussie komt.
Vanwege deze toezeggingen in de brief van de minister achten wij deze referentiesituatie op basis van de PAS-melding akkoord.

In aanvulling op het bovenstaande heeft initiatiefnemer ons op 3 april 2020 een aanvullende stikstofberekening toegezonden, hieruit blijkt dat ook indien onverhoopt de melding onder de PAS mocht komen te vervallen het bedrijf op referentiedatum voldoende rechten heeft. De aanvullende berekening (memo) is als bijlage bij de toelichting gevoegd.

 
3.6 Vormvrije m.e.r. beoordeling
Voor dit wijzigingsplan is de mer-scan doorlopen (via Kenniscentrum Infomil). Het plan valt onder de categorie ‘D 14 - De oprichting, wijziging of uitbreiding van een installatie voor het fokken, mesten of houden van dieren -. Uitkomst is dat een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is waarmee wordt beoordeeld of de in het plan voorziene activiteiten belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen opleveren. In bovenstaande paragrafen zijn de effecten van het plan op diverse milieuaspecten beschreven. De totale conclusie die hieruit getrokken kan worden is dat er, als gevolg van dit wijzigingsplan, geen sprake is van nadelige gevolgen voor het milieu. Een milieueffectrapport is daarom niet nodig, en onderhavige toelichting volstaat als vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Tot slot wordt ook verwezen naar de toelichting van het moederplan, het bestemmingsplan Buitengebied Achtkarspelen. Ter voorbereiding van dit bestemmingsplan is namelijk een milieueffectrapport (het planMER) opgesteld, waarbij onder meer de maximale uitbreidingsmogelijkheid van alle grondgebonden agrarische bedrijven naar 3 hectare is doorgerekend. Uit het planMER blijkt dat het bestemmings-plan ook bij benutting van de maximale uitbreidingsmogelijkheden uitvoerbaar is.

 

3.7 Archeologie en cultuurhistorie
De Friese Archeologische Monumentenkaart van de provincie Fryslân (FAMKE) geeft een indicatie voor de aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden in een gebied, en of er voor ingrepen archeologisch onderzoek nodig is. Met het wijzigingsplan wordt het bouwvlak vergroot met ca. 0,65 hectare. Uit de kaart ijzertijd-middeleeuwen blijkt dat onderzoek nodig is bij een ingreep van meer dan 0,5 hectare. Daarvan is hier sprake. Na overleg met de archeologische dienst van de provincie Fryslân is echter geoordeeld dat, op grond van de informatie die bij hen bekend is over de locatie aan It West 4 te Augustinusga alsmede de aard en de omvang van de voorgenomen ingrepen, archeologisch onderzoek in dit geval niet noodzakelijk is.

Ook op basis van de kaart steentijd-bronstijd is archeologisch onderzoek niet nodig (alleen bij grote ingrepen van meer dan 2,5 hectare).

Met betrekking tot het aspect cultuurhistorie is de cultuurhistorische kaart van de provincie Fryslân geraadpleegd. Dit levert geen bijzonderheden op waarmee rekening gehouden moet worden. Behoud en versterking van de kenmerkende landschappelijke structuur in het gebied is geborgd met de landschappelijke inpassing (zie punt 2.2).

 
3.8 Water
Ten behoeve van het aspect water heeft de initiatiefnemer de digitale watertoets ingevuld (www.dewatertoets.nl). Hieruit blijkt dat de normale watertoetsprocedure van toepassing is. Dit houdt in dat de aanwezige wateraspecten van invloed zijn op het plan en Wetterskip Fryslân een (digitaal) wateradvies geeft. Het wateradvies is als bijlage 3 bij deze toelichting gevoegd.

Een belangrijk punt uit dit wateradvies betreft de toename aan verhard oppervlak als gevolg van de uitbreiding van het agrarische bedrijf. Een toename van het verhard oppervlak heeft namelijk een versnelde afvoer van hemelwater als gevolg. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Het is verboden zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied en 1500 m2 in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in het wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater.

In dat geval betreft de toename aan verhard oppervlak ca. 3600 m2 (in landelijk gebied). Op basis van het wateradvies moet deze toename gecompenseerd worden door 360 m2 (10%) extra wateroppervlak aan te leggen. De initiatiefnemer zal dit uitvoeren door bestaande sloten rondom het erf, in hetzelfde peilgebied, te verbreden.

Voor het overige bevat het wateradvies nog richtlijnen en adviezen met betrekking tot klimaat robuust inrichten en het voorkomen dat verontreinigde stoffen vanaf een agrarisch erf in het oppervlaktewater komen (erfafspoeling).

 

4. Juridische toelichting
Zie hoofdstuk 6 van de toelichting van het bestemmingsplan Buitengebied Achtkarspelen.

 
5. Uitvoerbaarheid
In het kader van de Grondexploitatiewet (onderdeel van Wro) dient een exploitatieplan te worden opgesteld indien er sprake is van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Hier is geen sprake van bij dit wijzigingsplan. Een exploitatieplan of –overeenkomst is niet nodig, en er zijn ook geen exploitatiekosten voor de gemeente.

Overeenkomst verhaal tegemoetkoming in schade

Degene die in de vorm van inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van de afwijking van het ruimtelijk plan, kan een verzoek om een tegemoetkoming in schade indienen bij het college. Om de gemeenschap niet te laten opdraaien voor toekenning van een tegemoetkoming, is de gemeente met de initiatiefnemer een overeenkomst aangegaan, waardoor een eventueel toegekende tegemoetkoming in schade volledig door de initiatiefnemer zal worden gecompenseerd.

 

Vooroverleg

Het voorontwerp-wijzigingsplan is in het kader van het wettelijk vooroverleg toegezonden aan de Provincie Fryslân. De Provincie heeft gereageerd per brief van 6 maart 2020. De provincie maakt in deze brief de volgende opmerkingen.

 

1.

Initiatiefnemer heeft een stikstofberekening aangeleverd, waarbij de huidige situatie van het bedrijf, dat is ingepast met een melding onder de PAS, als referentie is genomen. Dit is volgens de gemeente aanvaardbaar, omdat de meldingen onder de PAS volgens toezegging van de minister zullen worden gelegaliseerd. De provincie erkent dit, maar geeft aan dat van legalisatie op dit moment nog geen sprake is en dus de uitvoerbaarheid op dit moment nog niet is aangetoond. Daarom dient volgens de provincie een recente stikstofberekening toegevoegd te worden.

2.

Naar aanleiding van een ‘keukentafelsessie’ is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Hier werd op het moment van het opstellen van het voorontwerpplan nog aan gewerkt. De Provincie gaat ervan uit dat het landschappelijk inpassingsplan bij het ontwerp-wijzigingsplan gevoegd zal worden en dat er een voorwaarde met betrekking tot de realisatie en instandhouding wordt opgenomen. Ook dient er een termijn te worden gesteld waarbinnen de inpassing moet zijn gerealiseerd.

 

Ad.1

Naar aanleiding van de reactie onder punt 1 heeft initiatiefnemer ons op 3 april 2020 een aanvullende stikstof berekening toegezonden, hieruit blijkt dat ook indien (waar wij niet vanuit gaan) onverhoopt meldingen onder PAS komen te vervallen, het bedrijf op referentiedatum voldoende rechten heeft. Wij zijn van oordeel dat de uitvoerbaarheid hiermee voldoende gewaarborgd is.

 

Ad. 2

Het landschappelijk inpassingsplan is bij het ontwerp-wijzigingsplan gevoegd.

Het landschappelijk inpassingsplan (bijlage 1) maakt onderdeel uit van de regels, tevens is in de regels opgenomen dat de landschappelijke inpassing dient te worden uitgevoerd en in stand gehouden binnen een jaar nadat het wijzigingsplan onherroepelijk is geworden.

Door het opnemen van het landschappelijk inpassingplan in de regels en het stellen van een termijn aan de uitvoering en instandhouding is de realisatie van de landschappelijke inpassing naar ons oordeel voldoende gewaarborgd.

 

 

    1. Zienswijzen

Op de voorbereiding van een wijzigingsplan is afdeling 3.4 Awb van toepassing. Vanaf 30 april 2020 heeft het ontwerpplan voor 6 weken ter inzage gelegen. Er zijn wel/geen zienswijzen ingediend.