direct naar inhoud van Regels
Plan: Warmoltsstrjitte 38 Harkema
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0059.PHHaWarmh38-VO01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In de regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Warmoltsstrjitte 38 Harkema met identificatienummer NL.IMRO.0059.PHHaWarmh38-VO01 van de gemeente Achtkarspelen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinworden van het hoofdgebouw en dat in arcaan het hoofdgebouw;

1.6 aan huis verbonden beroep of bedrijf

een dienstverlenend beroep of bedrijf, dat in of bij een uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt at een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met een woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.11 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.12 bouwgrens

een grens van een bouwvlak;

1.13 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.14 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.16 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk

constructie van enige omvang direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.18 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.19 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en /of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.20 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronderkapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf (en naar de aard daarmee geinrichtingen) en een seksinrichting;

1.21 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.22 erf

een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingerivan dat gebouw;

1.23 erker

een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een bedrijfswoning/hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een overwegend transparante uitstraling;

1.24 gebouw

werk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 geluidgevoelige functie

in een gebouw of opeen terrein aanwezige functie(s) die maken dat een gebouw of een terrein als geluidgevoelig object wordt aangemerkt;

1.26 geluidgevoelig object

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidgevoelige gebouwen of terreinen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

1.27 hoofdgebouw:

gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.28 horecabedrijf:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één ander al dan niet in combinatie met een vermaaksvan een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.29 kwetsbaar object

object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen met worden;

1.30 kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

de in bijlage 1 genoemde beroepen en bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen beroepen en bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de bewoner en de aan het beroep of de bedrijvigheid bij woningen gebonden medewerkers;

1.31 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sportrecreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve vadienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.32 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uipersonen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van ehuisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaalmedisch adviseur kan worden aangetoond;

1.33 nutsvoorzieningen

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gaselektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatgemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.34 peil
  • 1. voor een bouwwerk op een perceelde weg grenst
  • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • 2. voor een bouwwerk op een perceelaan de weg grenst:
  • de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.35 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.36 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verrichtvertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.37 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.38 verkoop van goederen via internet

een vorm van detailhandel, dat vanuit een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.39 vrijstaand

een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander gebouw;

1.40 woning

een (gedeelte van een) gebouw, dat bestaat uit een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van niet meer dan huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

bij lessenaarsdaken wordt de bouwhoogte niet als goothoogte aangemerkt;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen:

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met:
  • ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  • verkoop van goederen via internet
  • b. gebouwen ten behoeve van detailhandel, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlenende bedrijven en/of instellingen en kantoren, bedrijven als genoemd onder categorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende bijlage 1 Staat van Bedrijven, mits op de bestaande plaats en met de eventueel daarbij behorende bedrijfswoning;
  • c. aan- en uitbouwen en bijgebouwen,

met daaraan ondergeschikt:

  • d. wegen en paden;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen, met de daarbij behorende:
  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder a. en b. genoemde gebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:
  • 1. het aantal (bedrijfs)woningen bedraagt ten hoogste het bestaande aantal per bouwperceel, dan wel het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden.
  • 2. een gebouw dient uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • 3. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 6 m, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer is;
  • 4. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 11 m, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer is;
  • 5. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 2,5meter bedragen, dan wel de bestaande afstand indienis;
  • 6. de dakhelling van een gebouw mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen.
  • b. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de in lid onder a. genoemde hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  • 1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op meer dan 1 meter achter de naar de weg gekeerde gevel, dan wel achter hverlengde daarvan, worden gebouwd;
  • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen per hoofdgebouw mag niet meer dan 75 m² bedragen en voor bouwpeoppervlakte van meer dan 500 m² niet meer danberekening van de oppervlakte van aan- en uitbouwen en aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen telt de oppervlakte van omgevingsvergunningvrije bouwwerken niet mee;
  • 3. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag ten hoogste 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen, met een maximum van 75 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
  • 4. ten hoogste 50% van het erf buiten het bouwvlak gelegen en voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel dan wel achter het verlengde daarvan, mag worden bebouwd, dan wel ten hoogste het bestaande percentage indien dit meer is;
  • 5. de goothoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 0,30 meter boven de vloer van deeerste verdieping van het hoofdgebouw bedragen; de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 2,5bedragen;
  • 6. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw is ten minste 1 meter lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw; de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • 7. de dakhelling van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet minder dan 15° bedragen, tenzij deze gebouwen
  • 8. de afstand tussen vrijstaande bijgebouwen onderling en ten opzichte van het hoofdgebouw met aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet minder dan 1dan wel de bestaande afstand indien deze minder is.
  • c. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de in lid onder b. genoemde gebouwen en de daarbij behorende (al dan niet inpandige) bedrijfswoningen en voor de bouw van de in lid genoemde gebouwen (met uitzondering van bedrijfswoningen)bouwvlak gelden de volgende regels:
  • 1. aan- en uitbouwen en (bij)gebouwen mogen uitsluitend op meer dan 1 meter achter de naar de weg gekeerde gevel, dan wel achter het verlengde daarvan, worden gebouwd;
  • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en(bij)gebouwen per bouwperceel mag niet meer dabedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van aanuitbouwen en bijgebouwen ten dienste van het wonen niet meer dan 75 m² of, wanneer het bouwperceel groter is dan 500 m² niet medan 100 m² mag bedragen;
  • 3. ten hoogste 60% van het erf buiten het bouwvlak gelegen en voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel dan wel achter het verlengde daarvan, mag worden bebouwd, dan wel ten hoogste het bestaande percentage indien dit meer is;
  • 4. de goothoogte van een aan- en uitbouw en een a(bij)gebouw mag niet meer dan 0,30 meter eerste verdieping van het hoofdgebouw bedragen; de goothoogte van een vrijstaand (bij)gebouw mag niet meer dan 2,5 mbedragen;
  • 5. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een aangebo(bij)gebouw is ten minste 1 meter lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw; de bouwhoogte van een vrijstaand (bij)gebouw mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • 6. de dakhelling van een aan- en uitbouw en een (bij)gebouw mag niet minder dan 15° bedragen, tenzij deze gebouwen plat zijn afgedekt;
  • 7. de afstand tussen vrijstaande (bij)gebouwen onderling en ten opzichte van het hoofdgebouw en de bedrijfswoning met aanuitbouwen en aangebouwde (bij)gebouwen mag niet minder dan 1 meter bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is.
  • d. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfen terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter
  • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 meter bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van de verkeerssituatie en een samenhangend straatplaats en afmetingen van de in lid gebouwen zijnde.

3.4 Specifieke gebruiksregel

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende bijlage 1 Staat van Bedrijven;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een garagebedrijf (en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen), horecabedrijf of een seksinrichting;
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van detailhandel op de bestaande plaats als bedoel in lid 3.1 sub b., detailhandel voortvloeiend uit en ondergeschikt aan het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik en detailhandel in de vorm van verkoop van goederen via internet;
  • e. in de in lid 3.1 sub a. genoemde gebouwen een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf uit te oefenen in strijd met de onderstaande regels:
  • 1. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m² mag voor het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf worden aangewend;
  • 2. alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer is toegestaan;
  • 3. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik;
  • 4. horecabedrijven en seksinrichtingen zijn niet toegestaan;
  • f. vanuit de in lid 3.1 sub a. genoemde gebouwen de verkoop van goederen via internet uit te oefenen in strijd met de onderstaande regels:
  • 1. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m², mag worden aangewend ten behoeve van de internetverkoop;
  • 2. alleen het gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer, is toegestaan;
  • 3. er geen fysiek klantencontact plaatsvindt;
  • 4. er ter plaatse geen uitstalling van de koopwaar plaatsvindt;
  • 5. er geen reclame-uitingen bij de woning zijn toegestaan;
  • 6. de bevoorrading gebeurt in de dag periode (07:00 -19:00 uur).

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de verkeerssituatie en de milieusituatie, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in hetbepaalde in lid 3.1 en lid 3.4 en toestaan dat maatschappelijke voorzieningen, dienstverlenende bedrijven en/of instellingen, kantoren of bedrijven die zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende bijlage 1 Staat van Bedrijven of die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, worden gevestigd.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, dde verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat de afmeting, situering en vorm van de aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd met dien verstande dat:

  • a. het bouwvlak ten hoogste met 20% wordt vergroot;
  • b. de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 2,5 meter bedraagt, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
  • c. de bouwregels van deze bestemming voor het overige onverkort van toepassing blijven;
  • d. op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid procedure opgenomen in artikel 11 van toepassing.

Artikel 4 Tuin

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij de op de aangrenzhoofdgebouwen, met daaraan ondergeschikt:
  • b. wegen en paden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen

4.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van bouwwerken in voortuinen gelden de volgende regels:
  • 1. Gebouwen:
  • met uitzondering van erkers (tot een b50% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw en tot een diepte van ten hoogste 1 meterhoogste 0,30 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw) mogen geen gebouwen worden gebouwd
  • 2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
  • met uitzondering van omgevingsvergunningvrije bouwwerkengeen gebouwen zijnde en vlaggenmasten met een bouwhoogte van niet meer dan 8 meter mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken in achtertuinen geldt dat er uitsluitend omgevingsvergunningvrije bouwwerken ex artikel 2, lid 1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in combinatie met artikel 2, bijlage II Besluit omgevingsrecht mogen worden gebouwd.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 sub 1 voor de bouw en de situering van aan- en uitbouwen en bijgebouwen in hoeksituaties met dien verstande dat:

  • a. ten hoogste 2,5 meter voor de zijgevel van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan mag worden gebouwd;
  • b. de afstand ten opzichte van de weg of het openbaar groen niet minder dan 1 meter mag bedragen;
  • c. de regels van de bestemming ‘Wonen’ voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen voor het overige onverkort van toepassing blijven. Het bevoegd gezag kan met het oog op de verkeerssituatie en een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld voorwaarden verbinden aan de afmetingen en situering van aan- en uitbouwen en bijgebouwen.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De op de kaart voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met:
  • 1. ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
  • 2. verkoop van goederen via internet;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met de daarbij behorende:
  • c. erven;
  • d. paden;
  • e. openbare nutsvoorzieningen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  • 1. als hoofdgebouw dienen uitsluitend woning
  • 2. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak waarbij de diepte van het hoofdgebouw niet meer dan 15mag bedragen en de diepte van de achtertuin minimaal 5 meter bedraagt;
  • 3. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ is aangegeven;
  • 4. de oppervlakte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 150m²;
  • 5. voor de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘tweeuitsluitend twee aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • 6. 6. voor de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’ zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
  • 7. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • 8. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet mebedragen;
  • b. de afstand van de hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt tenminste 2,5 meter Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de aanaangebouwde en vrijstaande bijgebouwen per hoofdniet meer dan 75 m² bedragen, wanneer de gezamenlijke oppervlakte van het bouwperceel en de gronden bestemd als tuin meer is dan 500 m² mag deze oppervlakte ten hoogste 100 m² bedragen;
  • 2. de gezamenlijke oppervlakte van aan- aangebouwde bijgebouwen mag ten hoogste 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen, met een maximum van 75 m²;
  • 3. ten hoogste 50% van het erf buiten het bouwvlak gelegen mag worden bebouwd;
  • 4. de goothoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 0,30 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw bedragen; de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 2,5 meter bedragen;
  • 5. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw is ten minste 1 meter lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw; de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • 6. de dakhelling van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet minder dan 15° bedragen, tenzij deze gebouwen plat7. de afstand tussen vrijstaande bijgebouwen onderling en ten opzichte van het hoofdgebouw met aanaangebouwde bijgebouwen mag niet minder dan 1 meter bedragen. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, volgende regels: 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen; 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 meter bedragen

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • b. b. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor detailhandel met uitzondering van de verkoop van goederen via internet en overige bedrijfs- en/of de daarvoor benodigde opslagruimte;
  • d. in de in lid 5.2 onder a. genoemde hoofdgebouwen een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf uit te oefenen in strijd met de onderstaande regels:
  • 1. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m² mag voor het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf worden aangewend;
  • 2. alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer is toegestaan;
  • 3. detailhandel is uitsluitend toegestaan voorzover ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik;
  • 4. horecabedrijven en seksinrichtingen zijn niet toegestaan;
  • a. vanuit de in lid 5.2 onder a. genoemde hoofdgebouwen de verkoop van goederen via internet uit te oefenen in strijd met de onderstaande regels:
  • 1. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m², mag worden aangewend ten behoeve van de internetverkoop;
  • 2. alleen het gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer, is toegestaan;
  • 3. er geen fysiek klantencontact plaatsvindt;
  • 4. er geen afhaal van goederen plaatsvindt;
  • 5. er ter plaatse geen uitstalling van de koopwaar plaatsvindt;
  • 6. er geen reclame-uitingen bij de woning zijn toegestaan;
  • 7. de bevoorrading gebeurt in de dagperiode (07:00 -19:00 uur).

5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat de afmeting, de situering en de vorm van de aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak van vrijstaande woningen ten hoogste 150 m² mag bedragen;
  • b. de overige bouwvlakken met ten hoogste 20% mogen worden vergroot;
  • c. het bouwvlak maximaal 15 meter diep is;
  • d. het bouwvlak op ten minste 2,5 meter uit de zijdelingse perceelsgrens blijft, tenzij de bestaande afstand minder is;
  • e. de diepte van het erf achter het bouwvlak minimaal 5 meter bedraagt;
  • f. de bouwregels van deze bestemming voor het overige onverkort van toepassing blijven;
  • g. op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van dit artikel is de procedure opgenomen in artikel 9.2 van toepassing.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikeerste lid, onder c, van de Wabo, wordt in ieder geval gerekend:

  • 1. een gebruik van gronden als stortafval, met uitzondering van een bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • 2. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • 3. de vestiging van inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, derde lid, van het Besluit omgevingsrecht (inrichtingen die in belakunnen veroorzaken);
  • 4. een gebruik van gronden en bouwweuitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels;
  • 5. het doen of laten gebruiken van gronden, gebouwonderkomens ten behoeve van prostitutie, escortbedrijf, prostiten/of seksinrichting.
7.2 Parkeerregeling
  • a. Een bouwwerk waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, mag uitsluitend worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan in voldoende parkeergelegenheid is voorzien die duurzaam in stand wordt gehouden.
  • b. Er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid indien wordt voldaan:
  • 1. aan de beleidsregel ten aanzien van het voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zoals deze geldt ten tijde van de aanvraag om omgevingsvergunning;
  • 2. bij ontbreken van een beleidsregel als genoemd onder 1, aan de CROW-parkeernomen zoals deze gelden ten tijde van de aanvraag om omgevingsvergunning.
  • c. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden verhoogd dan wel gebouwd tot een bouwhoogte van niet meer dan 10 m;
  • e. het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van antennemasten worden verhoogd dan wel gebouwd tot een bouwhoogte van niet meer dan 15 m, met dien verstande dat antennemasten uitsluitend op meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel, dan wel achter het verlengde daarvan, mogen worden gebouwd;
  • f. het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van lichtmasten, antennemasten ten behoeve van mobiele telecommunicatie en/of sirenemasten worden verhoogd dan wel gebouwd tot een bouwhoogte van niet meer dan 40 m;
  • g. het bepaalde in het plan en toestaan dat gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen worden verhoogd dan wel gebouwd, mits de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  • h. het bepaalde in het plan ten aanzien van de dakhelling en toestaan dat afwijkende dakvormen als mansardedaken, gebogen dakvormen en platte daken worden gerealiseerd;
  • i. het bepaalde in het plan ten aanzien van de oppervlakte van aan- en uitbouwen bij woningen, dienstwoningen en bedrijfswoningen en toestaan dat de oppervlakte van aan- en uitbouwen ten behoeve van gehandicapten en mindervaliden wordt vergroot met niet meer dan 25 m²;
  • j. het bepaalde in het plan ten aanzien van de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw en toestaan dat de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bij plat afgedekte hoofdgebouwen bestaande uit 1 bouwlaag ten hoogste gelijk is aan de hoogte van dat hoofdgebouw.

Artikel 9 Algemene procedureregels

9.1 nadere eis

Bij het nemen van een besluit omtrent een nadere eis overeenkomstig een in het plan opgenomen regels over nadere eisen nemen burgemeester en wethouders de volgende regels in acht:

  • a. het ontwerpbesluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn vooweken ter inzage;
  • b. de kennisgeving dient tenminste langs elektronische weg te geschieden;
  • c. de kennisgeving houdt van zienswijzen;
  • d. gedurende de onder a genoemde termijncollege van burgemeester en wethouders zienswijzen indienen tegen het ontwerpbesluit.
9.2 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

9.3 Afwijkingsbevoegdheid

Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluparagraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het lid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het lid a. met maximaal 10%;
  • c. sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Warmoltsstrjitte 38 Harkema”