direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Harkema - De Singel 45 BP
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0059.PHBgSingel45Hma-VO01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Bij de gemeente Achtkarspelen is het verzoek ingediend om aan de rand van Harkema een nieuwe woning te mogen bouwen. De woning is geprojecteerd op een deel van het agrarische perceel naast De Singel 43 in Harkema. De locatie is als geschikte woningbouwlocatie naar voren gekomen in de notitie Bebouwing in dorpslinten. De gemeente wil medewerking verlenen aan het verzoek.

Om de woning planologisch mogelijk te maken is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan nodig. Onderhavig bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt in het noorden van Harkema. Het plangebied is in figuur 1 omcirkeld. Het plangebied is ten noorden van het bestaande woonlint gesitueerd. Het plangebied ligt op de grens van het dorp en het buitengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.PHBgSingel45Hma-VO01_0001.png"

Figuur 1. Ligging plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is nu geregeld in het bestemmingsplan Buitengebied Achtkarspelen, vastgesteld op 6 maart 2014. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Agrarisch met waarden - Besloten gebied'. Het oprichten van een woning is binnen deze bestemming niet toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.PHBgSingel45Hma-VO01_0002.png"

Figuur 2. Uitsnede Bestemmingsplan Buitengebied Achtkarspelen (2015)

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels, verbeelding en eventuele bijlagen. Deze toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk is in hoofdstuk 2 de bestaande ruimtelijke en toekomstige situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 is het beleidskader geschetst op rijks, provinciaal en gemeentelijk niveau. Hoofdstuk 4 gaat in op de planologische- en milieutechnische aspecten die betrekking hebben op dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 5 is de planologisch juridische opzet van het plan behandeld. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit plan komen aan bod in hoofdstuk 6.

Hoofdstuk 2 Beschrijving huidige situatie en initiatief

2.1 De huidige situatie

Het plangebied is ten noorden van het dorp Harkema gelegen, aan de Singel. De Singel komt uit op de Krúswei. Via deze weg vormt de Singel een doorgaande weg richting Augustinusga en Drogeham.

Het plangebied is op dit moment ingericht als weiland en onbebouwd. Ten noorden en ten zuiden van het plangebied staan (bedrijfs)woningen. Ten westen is sprake van een open landschap met vrij uitzicht op de omliggende weilanden. Tenoosten (de overkant) van het plangebied is recent een woning gebouwd. Hier komt nog een tweede woning naast te staan. In figuur 3 is de huidige situatie van het plangebied vanaf De Singel weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.PHBgSingel45Hma-VO01_0003.png"

Figuur 3. Weergave huidige situatie

2.2 De gewenste situatie

De ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt is de realisatie van een woning. Qua rooilijn wordt aangesloten bij de naastgelegen woningen. Aan de zuidzijde wordt een strook vrij gehouden voor een recht van overpad. In figuur 4 is een mogelijke inrichting van het perceel weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.PHBgSingel45Hma-VO01_0004.png"

Figuur 4. Mogelijke inrichting gewenste situatie

Parkeren moet voornamelijk op eigen terrein plaatsvinden. Gezien de grootte van het perceel is hier voldoende ruimte voor.

2.3 Ruimtelijke kwaliteit

Dit bestemmingsplan maakt een uitbreidingslocatie in het landelijk gebied mogelijk. Het is van belang dat een dergelijke ontwikkeling op een verantwoorde manier wordt ingepast in het landschap. De Structuurvisie Grutsk op 'e Romte van de provincie Fryslân vormt hierbij een handvat.


Volgens de kaart bij de structuurvisie ligt het plangebied in de Noordelijke Wouden. Het behoud van de opstrekkende percelen, houtwallen, kleinschalige infrastructuur en het versterken en ontwikkelen op basis van huidig gebruik van deze structuur is uitgangspunt.


Het plangebied sluit aan op een bebouwingslint dat is ingepast in het planmatig verkavelde gebied, gelegen in houtwallen en sloten. De extra woning kan hier goed worden ingepast, mits de verkavelingstructuur en de houtwallen worden behouden. Het plan doet geen afbreuk aan deze elementen. De structuren in de omgeving blijven goed herkenbaar.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Binnen het rijksbeleid zijn de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, de Ladder voor Duurzame verstedelijking en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening van belang.

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 in werking getreden. De Structuurvisie infrastructuur en ruimte 2040 (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Deze 13 nationale belangen zijn:

  • Rijksvaarwegen
  • Mainportontwikkeling Rotterdam
  • Kustfundament
  • Grote rivieren
  • Waddenzee en waddengebied
  • Defensie
  • Hoofdwegen en hoofdspoorwegen
  • Elektriciteitsvoorziening
  • Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen
  • Ecologische hoofdstructuur
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde

De visie is via regels verankerd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Deze geeft voor het plangebied geen direct bindende regels.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het bouwen van één woning is op basis van jurisprudentie geen verstedelijking in dit kader.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Streekplan Fryslân 2007

Het Streekplan Fryslân 2007 is op 13 december 2006 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Streekplan wordt het provinciaal omgevingsbeleid verwoord. De provincie Fryslân zet in op de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit bij veranderingen in het gebruik en de inrichting van de ruimte. Ruimtelijke kwaliteit dient zowel voor economische, sociale als culturele belangen en is daarmee voor alle functies in Fryslân essentieel. Met ruimtelijke kwaliteit wordt bedoeld dat in ruimtelijke plannen, in ontwerpen en in de uitvoering expliciet de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde in stand worden gehouden en verder worden ontwikkeld. Naast de kwaliteit van de ruimte staat de wisselwerking tussen steden en platteland centraal. De provincie zet in op een concentratie van verstedelijking (wonen, werken en voorzieningen) in de stedelijke gebieden, zonder dat dit ten koste gaat van de vitaliteit van het omringende platteland.


De meeste kernen in de gemeente Achtkarspelen, waaronder Harkema, zijn aangewezen als overige kernen. Voor bedrijvigheid in Harkema geldt dat de bestaande bedrijvigheid en werkfuncties afgestemd moet zijn op Surhuisterveen. Harkema heeft een ondersteunende functie. Voor dergelijke kernen is een terughoudend woningbouwbeleid opgenomen. Woningbouw op het platteland is primair gericht op de plaatselijke woningbehoefte, dat wil zeggen op de reële woningvraag die voortkomt uit het gebied zelf. De verdeling van de beschikbare woningbouwruimte op het platteland is primair een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Hierop wordt verder ingegaan in 3.3.2 en 3.3.3.

3.2.2 Structuurvisie Grutsk op'e Romte

In het Streekplan worden de kernkwaliteiten van het cultuurhistorisch erfgoed en het landschap beschreven. Onder kernkwaliteiten wordt verstaan: 'die ruimtelijke eigenschappen die zo typisch zijn voor het Friese landschap, dat zij tezamen de ruimtelijke identiteit van Fryslân vormen'. Het Streekplan bevat een beschrijving van welke kernkwaliteiten er zijn en kondigt een nadere uitwerking en waardering aan van deze kernkwaliteiten. De thematische structuurvisie Grutsk op 'e Romte, zoals vastgesteld op 26 maart 2014, vormt deze uitwerking en geeft de provinciale belangen en ontwikkelingsrichting ten aanzien van de kernkwaliteiten.


Volgens de kaart bij de structuurvisie ligt het plangebied in de Noordelijke Wouden. Van belang is de kleinschaligheid van het gebied met hoge dichtheid aan opstrekkende percelen (richting aan het landschap gevend), grensbeplanting van houtwallen en elzensingels ('in' de slootrand) en een dicht netwerk van kleinschalige infrastructuur (zandpaden en sloten), veenontginningsdorpen met verspreide bebouwing of dun bebouwde linten met een grillig verloop. In en nabij de dorpskernen is sprake van dichter bebouwde linten en buurten. De landschappelijke/stedenbouwkundige bebouwingsstructuren moeten gerespecteerd worden. Hoe hier mee omgegaan wordt, is weergegeven in 2.3.

3.2.3 Verordening Romte Fryslân

In Verordening Romte Fryslân (15 juni 2011) is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor bestemmingsplannen. De verordening is in 2014 geactualiseerd en opnieuw in werking getreden op 1 augustus 2014. In de verordening wordt onderscheid gemaakt tussen het landelijk gebied en het stedelijk gebied. Volgens de provinciale begrenzing ligt het plangebied in het landelijk gebied, aansluitend op het stedelijk gebied.


Een bestemmingsplan kan een uitbreidingslocatie voor woningen in aansluiting op bestaand stedelijk gebied mogelijk maken indien in de plantoelichting is gemotiveerd dat de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming is met een woonplan en wordt afgewogen in hoeverre binnen het bestaand stedelijk gebied de behoefte aan nieuwe woningen kan worden opgevangen. Een plan kan overigens een woningbouwproject dat niet is opgenomen in een woonplan mogelijk maken tot een maximum van 3 woningen, mits is gemotiveerd dat en op welke wijze overschrijding van het woningbouwprogramma van het woonplan kan worden voorkomen door uitwisseling of fasering van projecten. In dit geval wordt de woning opgenomen in de meest recente versie van het woningbouwprogramma, welke onderdeel is van het gemeentelijk woonplan. Het plan voldoet daarmee aan de woningbouwafspraken met de provincie.


Tenslotte moet een ruimtelijk plan voor een uitbreidingslocatie een ruimtelijke kwaliteitsparagraaf omvatten, waarin voor zover noodzakelijk wordt aangegeven op welke wijze rekening wordt gehouden met de draagkracht van het landschap, de herkenbaarheid van de kernkwaliteiten en hoe de gewenste beeldkwaliteit wordt gerealiseerd. De ruimtelijke kwaliteitsparagraaf is verwoord in 2.3.


Op basis van de kaart die hoort bij deze verordening blijkt dat het plangebied net buiten het Bestaand Bebouwd Gebied (BBG) ligt. Hierbij wordt wel direct aangesloten. De ligging van het BBG is weergegeven in figuur 5. Met blauw is het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.PHBgSingel45Hma-VO01_0005.png"

Figuur 5. Uitsnede kaart Verordening Romte Fryslân

In dit geval wordt slechts één woning toegevoegd. Deze woning is in 3.3.3 getoetst aan het gemeentelijk woningbouwprogramma. Het plan is daarmee in overeenstemming met de regels uit de verordening.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie 'Samen leven in Achtkarspelen'

Op 24 januari 2013 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie 'Samen leven in Achtkarspelen' vastgesteld. Deze visie blikt vooruit op de ontwikkelingen in de dorpskernen voor de komende 15 jaar. De leefbaarheid en het samen leven in de dorpen staan centraal in de Structuurvisie. Dit centrale thema is uitgewerkt in verschillende onderwerpen zoals wonen, werken en voorzieningen.


Achtkarspelen wil zich verder ontwikkelen als aantrekkelijke woongemeente. Er moeten voldoende woningbouwmogelijkheden komen om de voor de komende jaren voorspelde woningvraag op te vangen. De provincie heeft met de NOFA-regio afspraken gemaakt voor de periode 2008 t/m 2015. Vertrekpunt voor deze afspraken vormen de meest recente provinciale bevolkings- en woningbouwprognoses voor de regio Noordoost. Voor Achtkarspelen is sprake van een basisprogramma van 435 woningen, waarvan 174 binnen bestaand stedelijk gebieden gerealiseerd moeten worden.


Specifieke uitspraken ten aanzien van de ontwikkelingen die dit plan mogelijk maakt worden niet gedaan. In zijn algemeenheid dragen de beoogde ontwikkelingen bij aan het versterken van de leefbaarheid in de dorpen.

3.3.2 Woonvisie

De woonvisie laat zien dat er voor de komende jaren nog steeds behoefte is aan de bouw van nieuwe woningen. De nieuwe Woonvisie helpt de gemeente regie te voeren over de woningbouwontwikkeling en ontwikkelingen in de bestaande woningvoorraad. In de visie wordt het zwaartepunt van woningbouw in de drie grote kernen (Surhuisterveen, Buitenpost en Harkema) gelegd.


Het plan betreft onder andere de nieuwbouw van één woning in de bebouwde kom van Harkema. Het toevoegen van één woning aan de voorraad is een zodanig klein aantal dat dit niet bezwaarlijk is. Mede omdat het aantal incidentele toevoegingen op jaarbasis beperkt is.

Het gaat om een vrijstaande woning in een dorps/woonmilieu. Dit woonmilieu sluit aan bij de woonwensen van voornamelijk gezinnen en senioren. Gezinnen zijn binnen dit woonmilieu vooral op zoek naar een (semi) vrijstaande en senioren naar een seniorgeschikte woning.


De woning zal bij voorkeur levensloopgeschikt moeten zijn. Door de vergrijzing zal de behoefte aan seniorgeschikte woningen de komende jaren fors toenemen. Een seniorgeschikte woning is een woning waarvan alle basisvoorzieningen, zoals een slaapkamer en badkamer, bereikbaar zijn zonder trappen. Bovendien is de plattegrond voldoende ruim is opgezet om met een rollator of rolstoel door de woning te bewegen.

Dit neemt niet weg dat de woning ook geschikt kan zijn voor gezinnen. Bovendien sluit een levensloopgeschikte woning goed aan bij de medior die alvast wil anticiperen op een toekomstige zorgvraag. De woning levensloopgeschikt te realiseren, draagt bij aan de waardevastheid en verkoopbaarheid.

3.3.3 Woningbouwprogramma 2014-2020

Dit woningbouwprogramma maakt onderdeel uit van de Woonvisie Achtkarspelen 2014-2020. De beleidsspeerpunten hieruit, worden in het woningbouwprogramma vertaald naar concrete woningbouwprojecten.

In 2008 heeft de woonregio Noordoost met de provincie Fryslân afspraken gemaakt over het regionaal richtgetal woningbouw. In dit kader zijn afspraken gemaakt over zowel de aantallen woningen als de kwaliteit van de woningbouw. Er is afgesproken dat het richtgetal voor Achtkarspelen 435 woningen zou bedragen tot het jaar 2016. Dit aantal is gebaseerd op de prognoses van de bevolking- en huishoudenontwikkeling. Gekoppeld aan de afspraak over de omvang van het richtgetal is overeengekomen dat het buitenstedelijk aandeel hierin, maximaal 60% van dit richtgetal zal bedragen. Aan het binnenstedelijk bouwen is daarentegen geen plafond verbonden.

De cijfermatige trends die in de Woonvisie in beeld zijn gebracht, wijzen erop dat aan grote aantallen nieuwe woningen geen behoefte meer zal zijn. Er is daarom besloten voorlopig afscheid te nemen van een aantal grote uitbreidingsplannen die voorzien waren voor de periode na 2016.

Met de beperkte ruimte voor nieuwbouw die er is, is het de bedoeling om een bijdrage te leveren aan de kwaliteitsverbetering van de woningvoorraad. Om deze kans optimaal te benutten, streeft de gemeente er naar dat nieuwbouw duurzaam en levensloop- en/of zorggeschikt wordt uitgevoerd.

Er kunnen nog 43 woningen worden toebedeeld aan nieuwe buitenstedelijke plannen. Hiervan is een deel gereserveerd voor specifieke locaties, en een deel is voor incidentele toevoegingen of flexibel toe te kennen aan plannen. Het gaat in dit bestemmingsplan om een toevoeging van één woning die aansluit op de bestaande bebouwing, die positief beoordeeld is in de notitie Bebouwing in dorpslinten. Hiervoor kan één van de buitenstedelijke contingenten worden ingezet. Het woningbouwprogramma levert dan ook geen belemmering op voor de onderhavige ontwikkeling.

3.3.4 Welstandsnota

De Welstandsnota (2008) is voor de NOFA-gemeenten (waaronder Achtkarspelen) opgesteld. Met deze nota is invulling gegeven aan de vraag van de samenleving naar meer openheid en duidelijkheid rondom de welstandsbeoordeling.


Het plangebied valt binnen welstandsgebied 4 'Lintbebouwing' (regulier). De meeste linten kennen een meer divers bebouwingsbeeld dan in de bijzondere linten het geval is. Het bebouwingsbeeld is vrij open en hoe verder van de dorpskern verwijderd hoe groter de open ruimte tussen de bebouwing. Met andere woorden: verder van het dorp verwijderd zijn de erven doorgaans groter. De bebouwing kent een individueel karakter.

Het beleid in de linten is gericht op het beheer van de bestaande situatie. Voor deze gebieden worden over het algemeen geen ingrijpende veranderingen verwacht. Wel zal er in de toekomst incidenteel nieuwbouw worden gepleegd op zogenaamde invullocaties (ook wel open plekken genaamd). Deze nieuwbouw dient zich te voegen in de kwaliteit van de bestaande omliggende bebouwing. De criteria zijn verder gericht op het handhaven en respecteren van de aanwezige basiskwaliteiten.

In dit bestemmingsplan is er ook sprake van opvulling en aanvulling van de bestaande lint. Er wordt aangesloten op de bebouwde kom en daarnaast wordt de afstand met de volgende woning buiten de bebouwde kom van circa 80 meter naar circa 60 meter. Bij de bouw van de woning moet rekening gehouden worden met de omliggende bestaande bebouwing.

3.3.5 Notitie Bebouwing in dorpslinten

In het coalitieprogramma 'gemeenteraad Achtkarspelen 2010-2014' dat tijdens de formatiebesprekingen tot stand is gekomen is ten aanzien van het onderwerp van deze notitie het volgende geformuleerd: Creatief zoeken naar inbreidingsmogelijkheden in de oude dorpspatronen en lintbebouwing en daarbij ook denken aan open plekken buiten de dorpsbestemmingsplannen (maar nog wel in de bebouwde kom).

In de notitie is het provinciaal beleid, het woningbouwprogramma, de woonvisie en het bestemmingsplan voor het buitengebied samengevat. Het beleid is er op gericht om woonbebouwing vooral te realiseren in de bebouwde kommen van de dorpen (binnen de BSG-contour). Er is nog beperkt behoefte aan nieuwe woningen. Inzet is om deze beperkte ruimte vooral te benutten voor de realisatie van zorggeschikte woningen en het maken van een kwaliteitsslag (herontwikkelen/functieverandering/herstructurering).


Buiten de BSG-contour is aansluitend op de bestaande bebouwing bij uitzondering de bouw van één of enkele woningen mogelijk. Voorwaarde is dat dit op een landschappelijk verantwoorde manier kan plaatsvinden. Woningbouw buiten de BSG-contour gaat ten koste van het buitenstedelijk richtgetal.

Van belang is dat het gaat om een open, onbebouwde plek die op basis van het bestemmingsplan ook niet bebouwd kan worden. De locaties moeten in de bestaande woonlint of in aanvulling daarop liggen. De notitie stelt hierbij drie voorwaarden:

  • Er moet worden voldaan aan de milieunormen en richtafstanden (zie hiervoor hoofdstuk 4);
  • de bebouwing moet zich voegen en aansluiten bij het bestaande bebouwingsbeeld;
  • er moet sprake zijn van een verantwoordelijke landschappelijke inpassing.


De locatie naast De Singel 43 is één van de vijf locaties die in deze notitie explicitiet benoemd is tot geschikte locatie. Als argumenten worden genoemd dat een woning op deze locatie geen hinder ondervindt van bedrijven, aansluit op het bestaande bebouwingsbeeld en landschappelijk verantwoord is.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken'', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.


Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.

De woning die in het plangebied gerealiseerd wordt, is aan te merken als een geluidsgevoelig object. De woning komt op de rand van de bebouwde kom te staan. Hier is sprake van een overgang van een 30 km/uurweg naar een 60 km/uur weg. Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd om aan te tonen of er geluidwerende materialen moeten worden gebruikt bij de realisatie van de woning.

In het onderzoek is ter plaatse van de nieuwe woning de geluidsbelasting als gevolg van het verkeer op De Singel berekend. Uit deze berekeningen blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden. Het volledige onderzoek met resultaten is opgenomen in Bijlage 1. Vanuit het omgevingsaspect geluid zijn er dan ook geen belemmeringen voor de bouw van een woning in het plangebied.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

In de omgeving van het plangebied zijn verschillende bedrijven gesitueerd. Allereerst is aan De Singel 35 een tandarts gevestigd. Dit bedrijf heeft geen negatieve invloed op het plangebied of andersom. Verder is aan De Singel 49 een hoveniersbedrijf gevestigd. In de VNG-brochure zijn deze werkzaamheden beoordeeld naar de oppervlakte van het bedrijf. Voor een bedrijf met een oppervlakte van meer dan 500 m2 geldt een richtafstand van 50 meter. De afstand van het bouwvlak in het plangebied tot aan de bedrijfsbestemming ten aanzien van het Hoveniersbedrijf is precies 50 meter. Daar komt bij dat de bedrijfswoning dichterbij het plangebied staat dan de bedrijfsbebouwing. De afstand tot aan het bedrijf is dus groter. Geconcludeerd kan worden dat de woning in het plangebied geen hinder of overlast van dit bedrijf zal ondervinden of andersom.

Verder is een agrarisch bedrijf gevestigd. Op basis van de brochure geldt doorgaans een richtafstand van 100 meter. Het gaat hier om een intensieve veehouderij op een afstand van 140 meter ten opzichte van het plangebied. Om er zeker van te zijn dat de gewenste woning geen geuroverlast zal ondervinden van dit bedrijf, is onderstaand onderzoek uitgevoerd.

Voor veehouderijen met een milieuvergunning geldt de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). In deze wet zijn voor bepaalde typen dieren geurnormen opgenomen. Ten aanzien van dieren waarvoor geen geurnorm is vastgesteld, gelden afstanden. Op grond van een gemeentelijke geurverordening is binnen een bepaalde bandbreedte afwijking van deze normen en afstanden mogelijk.

De Wgv schrijft voor hoe het bevoegd gezag de geurhinder van dierenverblijven beoordeelt wanneer een veehouder een vergunning aanvraagt. Er moet dan aan bepaalde geurnormen voldaan worden (in de Wgv vastgesteld op 2 ou/m3 en 8 ou/m3 voor respectievelijk de bebouwde kom en het buitengebied, het bevoegd gezag kan met een geurverordening eigen normen vastleggen). Indirect heeft de Wgv ook gevolgen voor het realiseren van nieuwe geurgevoelige objecten in de omgeving van veehouderijen die in strijd zijn met het bestemmingsplan. Dit wordt de 'omgekeerde werking' genoemd. De geurnorm is bedoeld om mensen te beschermen tegen overmatige geurhinder, omgekeerd moet het bevoegd gezag (bij een besluit om planologisch af te wijken) dan ook niet toestaan dat mensen zichzelf blootstellen aan die overmatige hinder. Bij een afwijking moet het bevoegd gezag aantonen dat het plan voldoet aan een goede ruimtelijke ordening, hierbij kan onder andere een toets op de omgekeerde werking een rol spelen.


In de huidige situatie ligt het perceel in het bestemmingsplan Buitengebied en buiten de contour BSG van de provincie. De geurnorm die geldt, in verband met de intensieve veehouderij aan De Singel 40, zou dan 8 ou/m3 bedragen. De woning zal echter qua straat- en bebouwingsbeeld deel uitmaken van de bebouwde kom en bij woningen tegenover deze locatie (plan De Singel) is gerekend met de norm voor bebouwde kommen. Vanuit een goede ruimtelijke ordening is het daarom van belang om voor deze locatie de geurnorm van 2 ou/m3 voor de bebouwde kom als maatgevend te hanteren. Met behulp van het programma V-Stacks Vergunning is de individuele geurbelasting van de kalvermesterij aan De Singel 40, de voorgrondbelasting, op de geprojecteerde woning berekend. De voorgrondbelasting bedraagt 1,5 ou/m3. Hiermee wordt aan de geurnormen uit de Wgv voldaan. Vanuit milieu-oogpunt zijn er dus geen belemmeringen om de woning te realiseren. Vanuit een goede ruimtelijke ordening moet ook een toets op de omgekeerde werking plaatsvinden. Het voldoen aan de geurnorm betekent niet automatisch dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gewaarborgd is. Het bevoegd gezag moet dit per geval inzichtelijk maken en daarbij de cumulatie van geurhinder van alle omliggende veehouderijen meenemen.


Om te kunnen beoordelen of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is voor de geprojecteerde woonlocatie de achtergrondbelasting berekend met het programma V-Stacks Gebied. Dit betreft de cumulatieve geurbelasting van alle intensieve veehouderijen in de omgeving van de woning. De achtergrondwaarde bedraagt 4,8 ou/m3.


Om te bepalen wat het woon- en leefklimaat voor de locatie is, moet eerst bepaald worden of de voorgrond- of de achtergrondbelasting maatgevend is voor de geurhinder. Hiervoor geldt de vuistregel: de voorgrondbelasting is maatgevend, als die minstens de helft is van de achtergrondbelasting. Omdat de voorgrondbelasting (1,5 ou/m3) minder dan de helft is van de achtergrondbelasting (4,8 ou/m3), is de achtergrondbelasting bepalend voor de hinder. Aan de hand van tabellen in de bijlage van de Wgv is bepaald dat een achtergrondbelasting van 4,8 ou/m3 overeenkomt met 11-12% geurgehinderden .


Het RIVM hanteert voor dit percentage geurgehinderden (bandbreedte 10-15%) het woon- en leefklimaat 'redelijk goed'. Dit woon- en leefklimaat kan aanvaardbaar worden geacht. Tegenover het gewenste bouwperceel is aan De Singel 30b een woning aanwezig (onderdeel uitbreiding De Singel 1e fase). Deze woning ligt hemelsbreed dichter bij de gewenste woning. De gemeente vindt het ook daarom redelijk om ook aan onderhavig verzoek medewerking te verlenen.


Voor een zorgvuldige besluitvorming moet de gemeente nagaan of een partij niet onevenredig in haar belangen wordt geschaad; de rechtspositie van de betrokkenen moet in stand blijven. In dit geval moet rekening gehouden worden met de belangen van de kalvermesterij aan De Singel 40. Om dit te beoordelen moet worden uitgegaan van de maximale ontwikkelingsmogelijkheden die de kalvermesterij nu heeft binnen het bouwvlak zoals opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. Daarvoor is het emissiepunt fictief op de rand van het bouwvlak gelegd. Uit de berekeningen (met V-stacks Vergunning) komt een individuele geurbelasting van 1,5 ou/m3 voort. Omdat dit de norm van 2 ou/m3 niet overschrijdt wordt de agrariër niet in zijn belangen geschaad. Woningen aan De Singel die dichterbij de kalvermesterij liggen hebben een voorgrondbelasting van bijna 2 ou/m3 en zijn daarmee al bepalend voor de veehouderij. Het is dus redelijkerwijs niet te verwachten dat de kalvermesterij binnen de huidige ontwikkelingsmogelijkheden zodanig meer geurbelasting kan creëren dat de voorgrondwaarde op de gewenste woning naast De Singel 43 meer dan 2 ou/m3 zal bedragen. De kalvermesterij wordt niet in zijn belangen geschaad en er is op dit punt dus geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.3 Luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) daarbij vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling Niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:

  • woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
  • kantoorlocaties met een vloeroppervlak van minder dan 100.000 m2;
  • projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3.

In dit bestemmingsplan staat de realisatie van één woning centraal. Deze ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op de luchtkwaliteit. Uit het onderzoek blijkt dat een aantal licht beschermde vaatplanten en zoogdieren voorkomen.

4.4 Water

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.

De digitale watertoets is ingevuld. Hieruit blijkt dat de normale procedure gevolgd moet worden. Wetterskip Fryslan stelt een wateradvies op. PM.

4.5 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op beschermenswaardige natuurwaarden, rekening worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming.


Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS). Ten aanzien van ontwikkelingen binnen de EHS geldt het 'nee, tenzij-principe'.

In de omgeving van het plangebied is geen sprake van beschermde gebieden. Wel is er sprake van beheergebieden en natuur die buiten de EHS valt. De toevoeging van één woning die grenst aan het BBG heeft geen negatieve invloed op beschermde gebieden.

Soortenbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

Er is een ecologisch onderzoek uitgevoerd om uit te kunnen sluiten dat er beschermde soorten aanwezig zijn in het plangebied. Daarnaast zijn er algemene soorten aanwezig. Het onderzoek heeft hiervoor de volgende effecten opgesteld, naar aanleiding van de beoogde bouwwerkzaamheden :

  • 1. Er verdwijnt grasland als leefgebied van algemene soorten planten en dieren. Algemene planten diersoorten worden verstoord, beschadigd, verwond of gedood door de werkzaamheden in het plangebied;
  • 2. De werkzaamheden overlappen waarschijnlijk met de broedperiode van vogels. Hierdoor kan verstoring optreden. Jaarrond beschermde nesten worden niet vernietigd of verstoord;
  • 3. Effecten op vleermuizen zijn uitgesloten omdat het grasland een te verwaarlozen deel van het leefgebied uitmaakt en de elzensingel als geleidende structuur in stand blijft;
  • 4. De werkzaamheden hebben een beperkte lokale uitstraling. Effecten op beschermde natuurgebieden worden uitgesloten.

Naar aanleiding van de in kaart gebrachte effecten is een advies opgesteld. De werkzaamheden zijn in het voorjaar van 2016 gepland, dit overlapt de broedperiode. Geadviseerd wordt om voor 15 maart te beginnen, zodat de kans op het vestigen van soorten in de broedperiode kleiner wordt.

Vanuit de Flora en faunawet geldt een algemene zorgplicht. Het verstoren, verwonden of doden van dieren (en planten) moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Wanneer er bijvoorbeeld amfibieën worden aangetroffen op de bouwplaats kunnen deze het beste worden opgepakt en verplaatst naar een plek in de omgeving, buiten de invloedssfeer van de werkzaamheden. Verder geldt voor licht beschermde soorten een automatische vrijstelling in het kader van ruimtelijke inrichting en beheer. Voor deze soorten is de aanvraag van een ontheffing niet nodig.

Tot slot wordt geadviseerd om het perceel voorafgaand aan de winter te maaien zodat er in het voorjaar van 2016 geen sprake is van hoge vegetatie. Daarbij wordt ook geadviseerd om puin en hout voor de winter te verwijderen zodat amfibieën zich er niet onder kunnen verschuilen. Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 2. Bij de uitvoering van het plan worden de adviezen uit het onderzoek opgevolgd.

4.6 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

De bodemkwaliteit is op voorhand geen probleem voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Er zijn bij de gemeente geen bodemkwaliteitgegevens bekend. Ook zijn er bij de gemeente geen gegevens bekend waaruit blijkt dat ter plaatse van de gewenste bouwlocatie bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden. Volgens de bodemkwaliteitskaart van Achtkarspelen (Nota bodembeheer gemeente Achtkarspelen vastgesteld op 22 juni 2012) valt het perceel in de kwaliteitszone Landbouw/overig (= grond wat voldoet aan de Achtergrondwaarde). Wel dient, overeenkomstig het Bouwbesluit, een bodemonderzoek te worden uitgevoerd wanneer een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen (van een woning) wordt aangevraagd.

4.7 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Ter implementatie van het Verdrag van Malta, is de Monumentenwet gewijzigd. De kern van Monumentenwet is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Op welke plaatsen archeologisch onderzoek aan de orde is, wordt op grond van gemeentelijk of provinciaal beleid bepaald.

Op de Fryske Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) is voor twee tijdperken weergegeven of archeologisch onderzoek nodig is. Het gaat om de Ijzertijd-middeleeuwen en de Steentijd-bronstijd. Voor de eerste is in het plangebied geen onderzoek nodig. Beide de tweede is alleen onderzoek nodig bij grote ingrepen. Hieronder wordt verstaan een ingreep groter dan 2,50 hectare. Dit is in dit geval niet aan de orde. Geconcludeerd kan worden dat het bestemmingsplan uitvoerbaar wordt geacht binnen het kader van de Monumentenwet. Indien bij bodemingrepen toch archeologische resten worden aangetroffen geldt op grond van artikel 53 van de Monumentenwet een meldingsplicht.

Cultuurhistorie

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van bestemmingsplannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

Op basis van de Cultuurhistorische kaart van de provincie Fryslan (CHK2) zijn in het plangebied de volgende waarden aangemerkt: Verkaveling type 'opstrekkende kavel, grootschalige regelmaat' en Geomorfologie type 'overig'. Zoals blijkt uit paragraaf 2.3 doet het plan geen afbreuk aan deze de structuren en waarden van de omgeving.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over "externe veiligheid" om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).


Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) ) en het groepsrisico (GR) ). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Uit de risicokaart blijkt dat er in en rondom Harkema geen sprake is van factoren die invloed hebben op de externe veiligheid. Qua externe veiligheid bestaan er dan ook geen belemmeringen voor de realisatie van de woning die in dit bestemmingsplan centraal staat.

4.9 Kabels en leidingen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied zijn geen kabels of leidingen aanwezig die invloed hebben op de ontwikkelingen in het plangebied ofwel voorzien moeten worden van een planologische regeling.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

5.1 Het juridische systeem

5.1.1 Systematiek

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimte-lijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepa-lingen omgevingsrecht (Wabo). Het voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestem-mingsplannen (SVBP) 2012.


Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.1.2 Additionele voorzieningen

In het plan zijn de al dan niet in directe relatie met een bestemming staande voorzieningen, zoals ondergrondse leidingen, wegen, paden, parkeervoorzieningen, bermen, geluidwerende voorzieningen, centrale installaties ten behoeve van de energievoorziening, voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing in de vorm van watergangen, duikers, waterkeringen en dergelijke in de bestemming begrepen, zonder dat dit uitdrukkelijk is vermeld.

5.1.3 Parkeren

Door de inwerkingtreding van de 'Reparatiewet BZK 2014' (Staatsblad 2014, 458) per 29 november 2014 is de bouwverordening voor dit bestemmingsplan niet meer van toepassing. De regeling van parkeerbepaling in de bouwverordening is daarom opgenomen in dit bestemmingsplan. Bij de beoordeling van de parkeergelegenheid wordt in de regels verwezen naar de parkeerkencijfers zoals opgenomen in het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan (GVVP) van de gemeente Achtkarspelen, vastgesteld in januari 2015.

5.2 Toelichting op de bestemming

Per bestemming is bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden. In dit bestemmingsplan is er sprake van twee bestemmingen, namelijk 'Wonen' en 'Tuin'.

Binnen de bestemming 'Wonen' mag het hoofdgebouw, de woning, alleen in het bouwvlak worden gebouwd. Deze eis is niet gesteld voor de aan-, uit- en bijgebouwen. Er zijn wel regels opgenomen omtrent de maximale oppervlakte van de bijgebouwen. Deze worden afhankelijk gesteld van een percentage van de oppervlakte van het perceel.

De maximale bouwhoogte van de woning is 11 meter. De goothoogte mag maximaal 6 meter hoog zijn . de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw. De bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw is maximaal 6 meter. Hiermee wordt aangesloten op andere woningen aan de Singel. Hier staan woningen met één of twee bouwlagen met kap.

Onder de bestemming 'Tuin' vallen het voor-, zij- en achtererf bij een hoofdgebouw. In dit geval de woning. Binnen de bestemming 'Tuin' mogen geen gebouwen worden gebouw. Erkers zijn wel toegestaan tot een breedte van ten hoogste 50% van de breedte van de gevel met een diepte van maximaal 1 meter. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn ook niet toegestaan met uitzondering van omgevingsvrije bouwwerken en vlaggenmasten met een hoogte van maximaal 8 meter.

Voor de opzet van het bestemmingsplan is zoveel mogelijk aangesloten bij een van de meest recente bestemmingsplannen van de gemeente Achtkarspelen, het bestemmingsplan Kootstertille.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient ten aanzien van een bestemmingsplanprocedure vroegtijdig overleg plaats te vinden met de betrokken adviespartners en overheden. Daarnaast wordt, overeenkomstig de gemeentelijke inspraakverordening, het voorontwerpbestemmingsplan voor eenieder ter inzage gelegd.


Eventuele inspraak- en overlegreacties worden verwerkt tijdens de voorbereiding van het ontwerpbestemmingsplan. Dit ontwerpplan wordt vervolgens gedurende 6 weken ter inzage gelegd, waarbij eenieder in de gelegenheid wordt gebracht zienswijzen in te dienen. Deze zienswijzen worden vervolgens betrokken in de vaststellingsfase. Het plan wordt uiteindelijk door de gemeenteraad (al dan niet gewijzigd) vastgesteld.

6.2 Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken, planschade en kosten voor het opstellen van een bestemmingsplan. Indien sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente in beginsel een exploitatieplan vast te stellen. Hier kan van worden afgezien als voornoemde kosten 'anderszins verzekerd' zijn en het stellen van eisen met betrekking tot kwaliteit en fasering niet noodzakelijk wordt geacht.

In dit bestemmingsplan wordt de realisatie van een woonhuis mogelijk gemaakt. Deze ontwikkeling wordt aangemerkt als een bouwplan in de zin van het Bro. Tussen de initiatiefnemer en de gemeente zal een overeenkomst worden gesloten waarin het verhaal van overige kosten, zoals eventuele planschade, privaatrechtelijk geregeld is. Doordat het kostenverhaal 'anderszins' geregeld is en er geen locatie-eisen of eisen aan de fasering hoeven te worden gesteld, wordt de gemeenteraad voorgesteld geen exploitatieplan vast te stellen.

6.3 Economische uitvoerbaarheid

Het plan betreft een particulier initiatief. De initiatiefnemer kan voldoende financiële middelen genereren om de bouw van één woning mogelijk te maken. Daarmee is de financiële uitvoerbaarheid voldoende aangetoond.