direct naar inhoud van Toelichting
Plan: herontwikkeling locatie Maskelyn Augustinusga
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0059.PHAgMaskelyn2019-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de W.B. van der Kooiwei 36 was voorheen de OBS De Maskelyn gevestigd. Inmiddels is deze school gefuseerd met een andere school en is de bebouwing aan de W.B. van der Kooiwei 36 gesloopt. In samenspraak met het dorp en omwonenden is een nieuwe invulling van de locatie gevonden. Het voornemen is om twee levensloopbestendige woningen en een groenvoorziening te realiseren op het perceel. Dit is echter niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingplan.

Om juridisch-planologisch toch mogelijk te maken is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied betreft het perceel W.B. van der Kooiwei 36, in het zuiden van Augustinusga. De begrenzing van het plangebied is afgestemd op de kadastrale grenzen van het perceel en de bestemmingsgrenzen uit het vigerende bestemmingsplan. In figuur 1.1 is de globale ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.PHAgMaskelyn2019-VG01_0001.jpeg" Figuur 1.1 Globale ligging van het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.PHAgMaskelyn2019-VG01_0002.jpeg" Figuur 1.2 Begrenzing van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Voor het plangebied geldt de beheersverordening 'dorpen Achtkarspelen', dat is vastgesteld op 16 juni 2016. In figuur 1.2 is een uitsnede van de illustratie behorende bij de beheersverordening weergegeven.

Het plangebied heeft binnen de geldende beheersverordening de bestemming 'Maatschappelijke doeleinden'. Ter plaatse zijn de gronden bestemd voor gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen, dienstwoningen en aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij dienstwoningen. Een gebouw dient uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd.

Het oprichten van twee levensloopbestendige woningen past niet binnen de huidige regeling en is daarmee is strijd met de geldende beheersverordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.PHAgMaskelyn2019-VG01_0003.png"

Figuur 1.3 Uitsnede beheersverordening dorpen Achtkarspelen.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt het initiatief nader beschreven. Daarbij komt de huidige situatie aan bod en wordt vervolgens ingegaan op de toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 schetst het relevante beleidskader voor het plan. Daarbij wordt ingegaan op het relevante rijks-, provinciaal, en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 worden de omgevingsaspecten behandeld, waaraan de beoogde ontwikkeling wordt getoetst. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische aspecten van het plan. In hoofdstuk 6 worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan toegelicht.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Het plangebied betreft de gronden van het perceel W.B. van der Kooiwei 36 te Augustinusga. Voorheen was hier de openbare basisschool De Maskelyn gevestigd. Door een fusie van deze school met een andere school in het dorp, is het plangebied niet langer in gebruik ten behoeve van de school. De school is inmiddels gesloopt.

In het centrum van het plangebied stond het schoolgebouw. Ten zuiden van de bebouwing was het terrein verhard ten behoeve van het schoolplein. De school werd ontsloten aan de Boskkamp in het zuidoosten van het plangebied. Het schoolgebouw bestond uit één bouwlaag met een plat dak. In het oosten staan twee bomen. In figuur 2.1 is een luchtfoto van de voormalige situatie in het plangebied weergegeven. Inmiddels is de bebouwing en verharding uit het plangebied verwijderd, om ruimte te maken voor het voorgenomen initiatief.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.PHAgMaskelyn2019-VG01_0004.png" Figuur 2.1 Voorgaande situatie in het plangebied

Het plangebied wordt aan de noordelijke, oostelijke en zuidelijke zijde omringd door woningen. Ten westen van het plangebied staat een sportzaal met daarachter de schoollocatie waar de fusieschool inmiddels gevestigd is. Het plangebied maakt daarmee onderdeel uit van een woonwijk. In de huidige situatie is in het plangebied en omgeving bij hevige regenval sprake van wateroverlast.

2.2 Voorgenomen initiatief

beschrijving initiatief

Het voornemen is om ter plaatse van de voormalige basisschool twee levensloopbestendige woningen in het westen van het plangebied te realiseren, gericht op de Boskkamp. Het oostelijke deel van het plangebied wordt ingericht als groenzone, waar een wadi wordt aangelegd, zodat een oplossing wordt geboden voor de wateroverlast die in het gebied optreedt bij hevige regenval. In figuur 2.2 is de voorgenomen inrichting van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.PHAgMaskelyn2019-VG01_0005.png"

Figuur 2.2 Voorgenomen inrichting van het plangebied

De woningen zullen bestaan uit één bouwlaag met een kap. De vormgeving en materialisering van de bebouwing ondersteunen het landelijke karakter van het bebouwingslint en zullen in samenhang met elkaar ontworpen worden.

Ruimtelijke inpassing

Het plangebied maakt deel uit van een woonwijk. Functioneel sluit het voornemen daarom goed aan op de omgeving. Door de woningen te voorzien van één bouwlaag met een kap wordt aangesloten bij de woningen ten zuiden van het plangebied, die eveneens uit één bouwlaag met een kap bestaan. De voorgenomen woningen betreffen een nieuw concept in de omgeving, omdat in de huidige situatie nog geen sprake is van dergelijke levensloopbestendige woningen. In de omgeving is voornamelijk sprake van seriematige bouw. De twee woningen zullen hier zoveel mogelijk bij aansluiten.

Door aan te sluiten bij de bestaande functies in de wijk doet het voornemen geen afbreuk aan de ruimtelijke structuren in de omgeving van het plangebied.

Verkeer en parkeren

Verkeersstructuur

Het plangebied wordt middels eigen opritten bij de woningen ontsloten vanaf de Boskkamp. Deze straat sluit aan op de W.B. van der Kooiwei, die via de Skoallikkers richting de uitvalswegen van Augustinusga leidt. Op deze wijze is het plangebied op een goede manier ontsloten.

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

In de huidige situatie zijn op basis van de geldende planologische regeling binnen het plangebied maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Hier was in de voorgaande situatie een basisschool gevestigd. In de toekomstige situatie zullen slechts twee levensloopbestendige woningen in het plangebied zijn toegestaan. Gezien de functieverandering kan worden gesteld dat de verkeersgeneratie als gevolg van deze ontwikkeling afneemt. Omdat er minder verkeersbewegingen zullen plaatsvinden is geen sprake van negatieve gevolgen voor de verkeersafwikkeling vanuit het plangebied.

Parkeren

Op basis van het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan van de gemeente Achtkarspelen geldt voor deze woningen een parkeerbehoefte van 3 parkeerplaatsen. In de voorgaande situatie was een basisschool in het plangebied gevestigd. Hiervoor geldt een hogere parkeerbehoefte, waarin volledig in de openbare ruimte werd voorzien. Op de percelen zal één parkeerplaats per woning worden aangelegd. In de openbare ruimte is voldoende ruimte voor de overige parkeerplaats Hiermee wordt voldaan aan de parkeerbehoefte. De parkeerdruk voor de omgeving neemt door het voornemen ten opzichte van de voorgaande situatie flink af.

Conclusie

De ontsluiting van het plangebied is goed. De nieuwe ontwikkeling zal niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling en parkeren. Het aspect verkeer staat het plan dan ook niet in de weg.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijk beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen draagt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

De beoogde ontwikkelingen binnen het plangebied raken geen van de rijksbelangen. Het Rijksbeleid geeft hierdoor geen uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is als een procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied mogelijk is, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking

In het plangebied worden twee levensloopbestendige woningen gebouwd. Op basis van jurisprudentie is op de ontwikkeling van slechts twee woningen de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing. Daarom hoeft toetsing aan de ladder niet plaats te vinden. Desondanks ligt het plangebied binnen bestaand bebouwd gebied en is er behoefte aan de twee woningen. De behoefte wordt onderbouwd aan de hand van het gemeentelijke woningbouwbeleid in paragraaf 3.3.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân 2007

Het Streekplan Fryslân 2007 is op 13 december 2006 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Streekplan wordt het provinciaal omgevingsbeleid verwoord. Bij de ruimtelijke inpassing van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Dit kan door efficiënt ruimtegebruik, bijvoorbeeld door de mogelijkheden van herstructurering te onderzoeken. Ook zijn een goede beeldkwaliteit en een zorgvuldige landschappelijke inpassing van groot belang. De provincie kiest primair voor een concentratie van wonen, werken en voorzieningen in stedelijke bundelingsgebieden, maar wil ook ruimte voor plaatselijke woningbehoefte in kleine kernen vrijhouden.

In het Streekplan is daarnaast benoemd dat woningen zoveel mogelijk eerst in bestaand bebouwd gebied van kernen moeten worden opgevangen. Door dit gebied optimaal te benutten wordt bijgedragen aan efficiënt ruimtegebruik en daarmee aan een duurzame ruimtelijke inrichting. Het plangebied is gelegen in het bestaand bebouwd gebied, op een locatie die vrijkomt doordat de huidige school uit het plangebied is vertrokken. Met dit plan wordt voorzien in plaatselijke woningbehoefte. Hiermee is het voornemen in overeenstemming met het beleid uit het Streekplan Fryslân.

Verordening Romte Fryslân

De Verordening Romte Fryslân 2014 (vastgesteld op 25 juni 2014) stelt regels aan ruimtelijke plannen en projecten. Volgens de begrenzing tussen het buitengebied en het bestaand bebouwd gebied ligt het plangebied in het bestaand bebouwd gebied. In artikel 3.1.1 is opgenomen dat een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw kan bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan. In het Woningbouwprogramma 2014-2020 is ruimte opgenomen voor incidentele woningbouw. In paragraaf 3.3 is uiteengezet dat het voornemen daarin past.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Achtkarspelen

De Structuurvisie 'Samen leven in Achtkarspelen' van de gemeente Achtkarspelen, vastgesteld op 24 januari 2013, biedt een vooruitblik naar de komende 15 a 20 jaar en heeft met name betrekking op de ontwikkeling van de verschillende kernen in de regio. De structuurvisie heeft betrekking op verschillende thema's. Per thema zijn doelstellingen, beleidsuitgangspunten en projecten uiteengezet.

Wat betreft wonen wil de gemeente Achtkarspelen zich verder ontwikkelen als aantrekkelijke woongemeente. Op het gebied van wonen voor ouderen in combinatie met zorg is het streven van de gemeente om ouderen zo lang mogelijk zelfstandig in hun huis te laten wonen. Door levensloopbestendige woningen in het plangebied te realiseren wordt dit streven ondersteund. Binnen de bebouwde kom is overeengekomen dat plafondloos bouwen geldt. Hiermee wordt gestimuleerd om woningbouw binnen de bebouwde kom te realiseren. Het voorgenomen plan vindt eveneens binnen de bebouwde kom plaats.

Woonvisie Gemeente Achtkarspelen: 'Wonen voor jong en oud' en Woningbouwprogramma 2014-2020

De woonvisie van de gemeente Achtkarspelen helpt de gemeente regie te voeren over de woningbouwontwikkeling en ontwikkelingen in de bestaande woningvoorraad. De woonvisie is een pragmatische visie en brengt de ontwikkelingen en trends op het gebied van wonen in beeld.

In de woonvisie worden verschillende opgaven en beleidsvoornemens uiteengezet. Eén daarvan is het inspelen op de vergrijzing. Om de vergrijzing op te vangen, ligt de nadruk op het realiseren van zorggeschikte woningen zowel in de nieuwbouw als in de bestaande voorraad. Het zo lang mogelijk zelfstandig wonen faciliteert de gemeente in elk dorp. Door levensloopbestendige woningen te realiseren, wordt aangesloten bij dit voornemen en is de ontwikkeling in overeenstemming met de woonvisie.

In het woningbouwprogramma 2014-2020 is het voornemen niet expliciet opgenomen. Wel is ruimte gereserveerd voor incidentele binnenstedelijke woningbouwplannen. Ondanks dat er in Augustinusga geen behoefte is aan (grote aantallen) extra woningen, is er wel sprake van een kwalitatieve woningbehoefte. Er heeft de afgelopen jaren weinig vernieuwing plaatsgevonden in Augustinusga. Daarnaast is er, gemeente breed, in toenemende mate behoefte aan seniorgeschikte woningen. Door in te zetten op maximaal twee levensloopgeschikte woningen, wordt een bijdrage geleverd aan het vernieuwen van de woningvoorraad, en wordt ingespeeld op de kwalitatieve woningbehoefte van meerdere doelgroepen. De woningen zijn namelijk geschikt voor zowel ouderen, volwassen die willen anticiperen op het ouder worden (zogenaamde empty nesters) als kleine gezinnen of gezinnen zonder kinderen. Daarnaast kan met het toevoegen van twee woningen enige doorstroming op de woningmarkt kan worden gerealiseerd.

Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan (GVV) Achtkarspelen

Het gemeentelijk verkeer- en vervoerplan bevat de geactualiseerde gemeentelijke visie op het gebied van verkeer en vervoer en maakt inzichtelijk op welke manier hier de komende jaren inhoud aan wordt gegeven. Het GVVP biedt kaders waaraan ontwikkelingen binnen de verschillende beleidsvelden getoetst kunnen worden. Ook geeft het aan hoe het landelijke en provinciale verkeersbeleid doorvertaald wordt naar de gemeente. Met een GVVP wordt ook invulling gegeven aan de wettelijke eis om een zichtbaar samenhangend, eenduidig en uitvoeringsgericht verkeer- en vervoerbeleid te voeren.

In paragraaf 2.2 is opgenomen dat op het gebied van verkeer en parkeren geen belemmeringen ontstaan als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling. Er zullen in de voorgenomen situatie minder verkeersbewegingen van en naar het plangebied plaatsvinden en er wordt voldaan aan de parkeerbehoefte.

Welstandsnota gemeente Achtkarspelen

Het welstandsbeleid van de gemeente Achtkarspelen is opgesteld in samenwerking met de voormalige gemeenten Dantumadeel, Dongeradeel en Kollumerland c.a. Het doel van het welstandsbeleid is om in alle openheid een positieve bijdrage te leveren aan de belevingswaarde van de vier gemeenten. Het welstandsbeleid geeft de gemeente de mogelijkheid om de cultuurhistorische stedenbouwkundige en architectonische waarden die in een bepaald gebied aanwezig zijn te benoemen en een rol te laten spelen bij de ontwikkeling en de beoordeling van bouwplannen.

De locatie ligt nu binnen het bestaande welstandskader 9: seriematige bouw. Ten behoeve van het voornemen zijn stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld. Deze vormt het welstandskader voor de nieuwe situatie. Het Beeldkwaliteitplan is opgenomen als bijlage 1. De stedenbouwkundige randvoorwaarden zullen worden vastgesteld door de gemeenteraad. Het voornemen zal vervolgens getoetst worden aan deze randvoorwaarden. Tevens worden de randvoorwaarden, waar nodig, verwerkt in de bouwregels van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Voor de beoogde ontwikkeling is het van belang dat tijdens de uitvoering en in de nieuwe situatie sprake is van een goede omgevingssituatie. Deze omgevingstoets gaat in op de relevante milieuaspecten (bodem, water, milieuzonering en externe veiligheid) en om andere sectorale regelgeving (bijvoorbeeld archeologie en cultuurhistorie, ecologie).

4.1 Bodemkwaliteit

Toetsingskader

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemkwaliteit in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de functie. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd.

Het Bouwstoffenbesluit en het Besluit Bodemkwaliteit stellen verder regels hoe om te gaan met vrijkomende grond- en materiaalstromen en hoe deze toe te passen.

Toetsing

In de huidige situatie is het plangebied bestemd voor maatschappelijke doeleinden. In de voorgenomen situatie wordt het plangebied (deels) bestemd ten behoeve van de woonfunctie. Omdat dit een gevoeligere functie betreft, is in het kader van dit voornemen een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat ter plaatse van het plangebied een licht verhoogde concentratie barium aangetroffen. De gemeten licht verhoogde concentratie geeft echter geen aanleiding tot aanvullend onderzoek en vormt geen milieuhygiënische beperking voor de voorgenomen transactie en bestemmingswijziging van het plangebied. Het verkennend bodemonderzoek is opgenomen als bijlage 2.

4.2 Water

Toetsingskader

De initiatiefnemers van een ruimtelijke ontwikkeling behoren in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen worden toegelaten die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Wetterskip Fryslân, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij onderhavige procedure wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf.

Toetsing

Het plan is via de digitale watertoets (kenmerk: 20190129-2-19741 ) kenbaar gemaakt aan Wetterskip Fryslân. Hieruit is naar voren gekomen dat de korte procedure gevolgd moet worden. Het plan heeft een beperkte invloed op de wateraspecten die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke plannen. Dit betekent dat de beperkte invloed van het plan kan worden opgevangen met standaard maatregelen die vermeld staan in de leidraad watertoets. Het resultaat van de watertoets is opgenomen als bijlage 3.

Veilig

Meerlaagse veiligheid en klimaatadaptie: Voor het aspect 'veilig' gaat het over overstromingsrisico's. Het plangebied grenst niet aan een regionale waterkering. Ook ligt het niet vrij voor de boezem. Ook is er geen sprake van een gebied met een verhoogd overstromingsrisico. In het kader van klimaatadaptatie wordt in het plangebied een wadi aangelegd. Op deze manier kan in geval van hevige regenval, overtollig regenwater worden opgevangen.

Voldoende

Peilbeheer: Er dient rekening gehouden te worden met voldoende drooglegging. Dit is de afstand tussen het grondwaterpeil en de aanleghoogte van bebouwing. Uit de informatie uit het wateradvies blijkt dat het plangebied voldoet aan de droogleggingsnorm. Wel moet bij de uitvoering rekening worden gehouden met voldoende ontwateringsdiepte.

Compensatie: Het waterschap hanteert als uitgangspunt dat de toename verhard oppervlak voor een deel (10%) wordt gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater of waterberging. Het dempen water watergangen moet volledig gecompenseerd worden. Deze compensatie is bedoeld om wateroverlast door het versneld afvoeren van hemelwater vanaf de verhardingen te voorkomen.

Als gevolg van het plan neemt de verharding ten opzichte van de voorgaande situatie af. Daarom is geen watercompensatie noodzakelijk.

Schoon

Afvalwater en regenwatersysteem: Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. In dit geval wordt rioolwater via een rioleringsstelsel aangesloten op het gemeentelijk riool. Schoon hemelwater wordt afgekoppeld en afgevoerd op de watergangen in de omgeving. Daarnaast wordt in het plangebied een wadi gerealiseerd, waarin overtollig regenwater kan worden opgevangen.

Waterkwaliteit: De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn om verontreiniging van het water te voorkomen. In dit geval zal gebruik worden gemaakt van milieuvriendelijke (bouw)materialen.

Vervolg

Waterwet: Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.

Procedure: Het wateradvies wordt gecommuniceerd met de ontwikkelaar en geldt als uitgangspunt voor de uitvoering van het plan. De watertoets is hiermee afgerond.

4.3 Ecologie

Toetsingskader

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. in de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Daarnaast is in elke provinciale verordening een uitwerking van de Wnb opgenomen. In de provincie Fryslân wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage I bij deze verordening. Per soort worden de handelingen, middelen en methoden genoemd die mogen worden toegepast, slechts voor zover er geen andere bevredigende oplossing bestaat.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuurnetwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.

Toetsing

Het plangebied van dit bestemmingsplan bevindt zich in de bebouwde kom van Augustinusga en is omgeven door woningen en maatschappelijke voorzieningen. Het plangebied en de directe omgeving maken geen deel uit van Natura 2000- en NNN-gebied. Gezien de aard en omvang van het project, waarbij in plaats van maatschappelijke voorzieningen nog slechts twee woningen mogelijk worden gemaakt, is geen sprake van negatieve gevolgen voor beschermde natuurgebieden.

Inpassing Wet natuurbescherming (stikstofdepositie)

Voor de inpassing voor het onderdeel natuur is het van belang te beoordelen of het project niet leidt tot een bijdrage aan stikstofdepositie op omliggende Natura 2000 gebieden. Projecten die namelijk leiden tot een bijdrage aan stikstofdepositie kunnen vanwege een recentelijke uitspraak van de Raad van State (op dit moment) namelijk niet worden ingepast. De RvS heeft geoordeeld dat het Programmatische Aanpak Stikstof niet langer mag worden toegepast als toestemmingsbasis.

Voor de planontwikkeling is inzichtelijk gemaakt welke stikstofdepositie daarvan afkomstig zal zijn. Met het berekeningsprogramma Aerius Calculator (versie 16-09-2019) is berekend wat de effecten van deze ontwikkelingen zijn op de omliggende Natura 2000 gebieden.

Het inpassen van deze woningen en groenvoorziening betreft een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling. In de berekening is de depositie van de planontwikkeling en het gebruik van de woningen meegenomen. Daarbij is er nog vanuit gegaan (worst-case) dat deze woningen aangesloten zullen worden verwarmd middels aardgas.

Uit de berekening blijkt dat de ontwikkelingen niet leiden tot een bijdrage aan stikstofdepositie op omliggende Natura 2000 gebieden, er zijn geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jr. De activiteiten kunnen voor het onderdeel natuur dan ook worden ingepast. De uitgevoerde berekening is opgenomen in de bijlage 4.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.

Toetsing

Het plangebied ligt midden in een woonwijk, aan een doorgaande weg die onder meer naar een basisschool leidt. Bovendien was het plangebied tot voor kort bebouwd ten behoeve van een school. Deze bebouwing is inmiddels al verwijderd. De kans dat hier beschermde soorten aanwezig zijn is redelijkerwijs als nihil in te schatten. Nader onderzoek naar beschermde soorten is daarom niet noodzakelijk.

Naar de twee bomen aan de oostzijde van het plangebied is wel een inventarisatie gedaan. Deze twee eiken zijn als waardevol beoordeeld en krijgen ook in de nieuwe situatie een plek.

4.4 Milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals bijvoorbeeld woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en (nieuwe) milieugevoelige functies in voldoende mate mee te nemen, wordt in deze toelichting gebruikgemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor de richtafstanden wordt onderscheidt gemaakt tussen rustige woongebieden/rustige buitengebieden en gemengde gebieden

Toetsing

Het plangebied ligt in een woonwijk en wordt overwegend omringd door woningen. De voorgenomen woningen in het plangebied zijn hier goed mee verenigbaar. Naast de locatie, ten oosten, is sprake van een sportzaal met jeugdsoos en een speelveldje. Conform de VNG-brochure 'bedrijven en milieuzonering' geldt hiervoor een richtafstand van 30 meter. Aan deze richtafstand wordt voldaan. Daarom is geen nader onderzoek noodzakelijk.

4.5 Geluid

Toetsingskader

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken'', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.

Toetsing

De woningen worden binnen een 30 km/uur-zone gerealiseerd. Voor de wegen direct rondom het plangebied geldt dat deze niet onderzoeksplichtig zijn. De woningen komen nog wel binnen de geluidzone van de Skoallikkers en de Efterwei te liggen. Deze wegen liggen op minimaal 120 meter afstand van de woningen. Daarnaast is er sprake van een hoge mate aan tussenliggende bebouwing in de vorm van woningen. Deze tussenliggende bebouwing heeft een afschermend effect wat betreft het wegverkeerslawaai afkomstig van deze wegen op de woningen. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

4.6 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang.

Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:

  • woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
  • kantoorlocaties met een vloeroppervlak van minder dan 100.000 m2;
  • projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3.

Toetsing

Met dit plan wordt het aantal woningen in het plangebied uitgebreid met twee, maar verdwijnt de maatschappelijke functie uit het plangebied. Het aantal verkeersbewegingen zal door de functiewijziging afnemen. Daarom is geen sprake van een verslechtering van de luchtkwaliteit, maar heeft dit plan juist een positieve invloed hierop. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

4.7 Archeologie

Toetsingskader

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmings- en wijzigingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Toetsing

Om te onderzoeken of sprake is van archeologische waarden in het plangebied is het FAMKE geraadpleegd. Op basis van het FAMKE geldt voor de advieskaart Ijzertijd - Middeleeuwen 'karterend onderzoek 3', wat betekent dat bij ingrepen vanaf 5.000 m² onderzoek noodzakelijk is. Voor de advieskaart Steentijd - Bronstijd geldt 'onderzoek bij grote ingrepen' wat betekent dat bij ingrepen van meer dan 2,5 ha archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Het perceel heeft een oppervlakte van circa 1.700 m². De ingreep komt daarmee niet aan de grenswaarden waarvoor archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

4.8 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

Toetsing

Om te onderzoeken of sprake is van cultuurhistorische waarden in het plangebied is de Cultuurhistorische kaar Fryslân. Hieruit komen geen specifieke bijzonderheden naar voren. Wel is het zo dat in noord-zuidrichting in de oude richting van de sloten en houtwallen, vroeger sprake was van een pad aan de oostzijde van kavel, dat naar de kerk toe liep. Ter hoogte van de locatie is dit pad in de huidige situatie nauwelijks meer te herkennen. In de ligging van de Jensmastrjitte en een deel van de Boskamp is de structuur van dit oude pad nog wel herkenbaar. In het stedenbouwkundig ontwerp voor de locatie wordt de route nadrukkelijker teruggebracht. Op die manier wordt voldoende rekening gehouden met de cultuurhistorische waarden in het plangebied. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

4.9 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik. de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Toetsing

Uit de risicokaart blijkt dat er in de nabije omgeving geen sprake is van risicovolle inrichtingen, buisleidingen en transportroutes die van invloed zijn op de ontwikkeling in het plangebied. Er is geen nader onderzoek naar externe veiligheid noodzakelijk.

4.10 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

Toetsing

In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied. Omdat binnen het plangebied geen hoofdleidingen en -kabels liggen en er geen relevante zones over het plangebied liggen, vormt het aspect kabels en leidingen geen belemmering voor dit plan.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Inleiding

In voorgaande hoofdstukken zijn de aanwezige functies, de ontwikkelingen daarbinnen en de uitgangspunten ten aanzien daarvan aan de orde geweest. Dit beleid krijgt zijn juridische vertaling in bestemmingen. Deze regelen de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden. Het bestemmingsplan geeft aan voor welke doeleinden de gronden zijn bestemd.

5.2 RO standaarden 2012

Het bestemmingsplan voldoet aan de RO standaarden 2012. Het bestemmingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan. Deze digitale versie is bedoeld om de burger "online" informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere instanties. Het bestemmingsplan is naar aanleiding van de Wet ruimtelijke ordening opgesteld volgens de landelijke Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2012), met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), die op 1 oktober 2010 in werking is getreden.

5.3 Wet ruimtelijke ordening

De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier delen.

In de 'Inleidende regels' zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten. Door deze vaste omschrijving van de begrippen én van de wijze van meten, wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot.

In de 'Bestemmingsregels' zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd.

In de 'Algemene regels' staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende gebruiksregels en de algemeen geldende afwijkingsregels.

In de 'Overgangs- en slotregels' is het overgangsrecht conform het bepaalde in artikel 3.2.1 en 3.2.2 van het Bro. Daarnaast bevatten de regels een slotregel met daarin de citeertitel van het bestemmingsplan.

5.4 Toelichting op de bestemmingen

Op grond van de informatie zoals genoemd in paragraaf 2.2 is een inventarisatie uitgevoerd naar de aanwezige functies in het plangebied. De situering en hoogte van deze functies is vertaald naar de diverse bestemmingen in het plangebied. Onderstaand wordt een verantwoording van de keuzes van bestemmingen weergegeven.

Het plangebied kent vier enkelbestemmingen:

Groen

De gronden aan de oostzijde van het plangebied zijn bestemd als 'Groen'. Deze gronden worden als groenvoorziening ingericht. Tevens zijn binnen de bestemming wadi's toegestaan. Hiermee wordt de voorgenomen wadi-functie van het gebied planologisch geregeld.

Verkeer - Verblijf

De bestemming 'Verkeer - Verblijf' is opgenomen ter plaatse van de openbare voetpaden die binnen het plangebied vallen. Dit is een brede bestemming, waarbinnen straten en parkeervoorzieningen, maar ook groen- en speelvoorzieningen en waterpartijen mogelijk zijn. Binnen de bestemming kan een passende invulling worden gegeven aan de openbare ruimte.

Wonen

Ter plaatse van de woningen, bijgebouwen en patio's geldt de bestemming 'Wonen'. De maximum goot- en bouwhoogte bedragen 4 en 8 meter en zijn afgestemd op de voorgenomen woningen, die zullen bestaan uit één bouwlaag met een kap. Tevens zijn aan-huis-gebonden beroepen toegestaan. Hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak gebouwd te worden. Daarbij is opgenomen dat gebouwen en bouwwerken in de naar de weg gekeerde rooilijnen gebouwd moeten worden. Het bouwvlak mag voor 80 % volgebouwd worden.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Voorbereiding

Om tot een andere invullingen van de locatie te komen is op 24 juli 2018 een bijeenkomst geweest met de direct omwonenden waarin de bewoners zelf aan de slag zijn gegaan om hun ideeën en wensen uit te wisselen. Dit heeft geresulteerd in drie conclusies, op basis waarvan het plan verder is uitgewerkt.

  • 1. de locatie invullen met een aantal woningen voor met name ouderen;
  • 2. de locatie invullen als groenvoorzieningen met enige vorm van spelen in combinatie met waterberging;
  • 3. het oude schoolpand zo snel mogelijk slopen, leegstand geeft overlast. Het pand is vervolgens in november 2018 gesloopt.

Inspraak en overleg

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg voor een periode van vier weken ter inzage gelegd. In deze periode was het eenieder mogelijk een inspraakreactie kenbaar te maken. Ook is het plan naar de betrokken overlegpartners gestuurd. Tijdens deze periode is slechts één overlegreactie ingediend, door de Provincie Fryslân (bijlage 5). Hierin heeft de provincie laten weten dat de provinciale belangen op een juiste wijze zijn verwerkt en er verder geen opmerkingen zijn.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan is vervolgens voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. In deze periode werd eenieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze kenbaar te maken (artikel 3.8 Wro). Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

Vaststelling

Het bestemmingsplan wordt vervolgens, al dan niet gewijzigd, vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het initiatief betreft de ontwikkeling van twee levensloopbestendige woningen in Augustinusga. De initiatiefnemer heeft aangetoond over voldoende financiële middelen te beschikken voor de uitvoering van dit plan.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

Het perceel is eigendom van de gemeente. De twee woningbouwkavels worden voor particuliere woningbouw uitgegeven. De openbare ruimte, waaronder het groenparkje, blijven eigendom van de gemeente.

De gemeente heeft een grondexploitatiebegroting uitgewerkt. De grondexploitatiebegroting is de financiële vertaling van het ruimtelijk plan en bevat een omschrijving van de werken en de werkzaamheden voor het bouwrijp maken, de aanleg van nutsvoorzieningen, het inrichten van de openbare ruimte en de uitgifte van de te realiseren bouwkavels. Ook het risico op planschade is hierin meegenomen. Het resultaat van de grondexploitatie is een verlies van € 81.000, hiervoor wordt een voorziening getroffen.