Inhoudsopgave
Artikel 4 Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het Bestemmingsplan Paardenfokkerij Warreboslaan nabij Surhuisterveen met identificatienummer NL.IMRO.0059.PFBgWarrebph16- ON01 van de gemeente Achtkarspelen;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.6 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
een dienstverlenend beroep of bedrijf, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.7 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
1.8 agrarisch klein bedrijf
een agrarisch bedrijf met een omvang van tenminste 5 hectare en ten hoogste 15 hectare;
1.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.10 bêd & brochje
het bieden door de bewoner van recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt in of bij een woning, waarbij in de ruimte die gebruikt wordt voor bêd & brochje geen zelfstandige kookgelegenheid aanwezig is;
1.11 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.12 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.13 beperkt kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.14 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor werk aan huis c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.15 bestaand
het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, krachtens een bouwvergunning (vóór 1 oktober 2010)/omgevingsvergunning voor het bouwen (ná 1 oktober 2010);
1.16 bestaande stikstofdepositie van een agrarisch (klein)bedrijf
de stikstofdepositie van een agrarisch bedrijf die op het moment van vaststellen van het plan kan worden afgeleid van:
-
de beschikbare Aeriusberekening, zoals opgenomen in bijlage 3 bij de regels;
-
of bij ontbreken van de onder a. bedoelde vergunning, het feitelijk en planologisch legaal gebruik van een agrarisch (klein)bedrijf.
1.17 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.18 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.19 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.20 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.21 boomkwekerij
bedrijf voor de teelt van bomen en heesters;
1.22 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.23 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.24 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.25 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.26 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.27 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.28 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.29 cultuurgrond
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;
1.30 cultuurhistorische waarden
waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;
1.31 dagrecreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, een vissteiger, een picknickplaats, parkeervoorziening of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik en waarbij geen sprake is van nachtverblijf;
1.32 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.33 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.34 erf
een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
1.35 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.36 gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden
de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;
1.37 goede landschappelijk inpassing
Van een goede landschappelijke inpassing is sprake als:
-
de aanwijzingen uit Bijlage 1 Visie Ruimtelijke Kwaliteit Buitengebied Achtkarspelen zijn gevolgd;
-
de uitvoering van de landschappelijke inpassing in het kader van het verlenen van de omgevingsvergunning middels het stellen van voorschriften of het stellen van andere voorwaarden wordt gegarandeerd, waarbij in ieder geval voorschriften of andere voorwaarden worden gesteld omtrent:
-
de termijn waarbinnen de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;
-
de verplichting tot instandhouding van de goede landschappelijke inpassing.
1.38 groepsaccommodatie
een (gedeelte van) een gebouw dat is ingericht voor het verlenen van tijdelijk recreatief nachtverblijf aan steeds wisselende groepen van personen;
1.39 grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, zoals gebruikelijk is voor een melkrundveehouderijbedrijf, een schapenhouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, een vollegronds tuinbouwbedrijf, en naar de aard daarmee gelijk te stellen agrarische bedrijven;
1.40 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is;
1.41 houtteelt
de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet, zoals die gold op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.42 intensieve veehouderij
een agrarisch bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van dierlijke producten door middel van het houden van vee – niet zijnde een wormenkwekerij, viskwekerij of een paardenfokkerij – waarbij geen of in hoofdzaak geen gebruik wordt gemaakt van open grond;
1.43 kampeermiddel
een mobiel en/of demontabel kampeermiddel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.44 kampeerplaats
een al dan niet afgescheiden gedeelte van een kampeerterrein, bedoeld voor de plaatsing van een kampeermiddel al dan niet met een bijzettentje;
1.45 kampeerterrein
een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;
1.46 kap
een dakafdekking van een gebouw met een geheel of gedeeltelijk hellend dakvlak;
1.47 kas
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, groenten, bloemen of planten;
1.48 kunstwerk
een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
1.49 landschappelijke waarden
de cultuurhistorische en visuele waarden van het landschap;
1.50 manege
een bedrijf gericht op het al dan niet in de openlucht uitoefenen van de paardensport, niet zijnde een paardenhouderij of -fokkerij;
1.51 meetverschil
een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een op de kaart aangegeven bestemmings- of bouwgrens;
1.52 milieusituatie
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;
1.53 mobiel en-of demontabele kampeermiddel
-
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
-
enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, op een (kleinschalig) kampeerterrein gedurende een periode ten hoogste 3 aansluitende maanden per kampeerseizoen;
1.54 nevenactiviteiten
activiteiten die uitsluitend uitgeoefend kunnen worden naast een feitelijk aanwezige hoofdfunctie en wat betreft vloeroppervlak en inkomensvorming ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie, waaronder wordt verstaan:
-
een paardenhouderij (inclusief paardenpension, geen manege activiteiten, wel een rijhal), met dien verstande dat op de grondern ter plaatse van de bestemming 'Agrarisch' geen paardenhouderij is toegestaan;
-
niet-agrarische bedrijvigheid, zoals genoemd in categorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende bijlage 2 Staat van Bedrijven;
-
een boerderijwinkel ten behoeve van de verkoop van streekproducten;
-
lichte horeca- en recreatieactiviteiten zoals:
-
bêd & brochje;
-
maximaal 15 recreatieappartementen (inpandig) in de bestaande bebouwing met een oppervlakte van ten hoogste 70 m² vloeroppervlakte per appartement;
-
groepsaccommodatie;
-
theeschenkerij;
-
maatschappelijke en zorgactiviteiten, waarbij woonzorgeenheden alleen in het hoofdgebouw mogen worden gerealiseerd;
1.55 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.56 overkapping
elk bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
1.57 paardenbak
niet-overdekte rijbaan voorzien van natuurlijk bodemmateriaal ten behoeve van (hobbymatig) paardrijden;
1.58 paardenfokkerij
een agrarisch bedrijf dat is gericht op het fokken van paarden en/of pony's, de africhting en verkoop van gefokte paarden en/of pony's, en/of het houden van paarden en/of pony's ten behoeve van de fokkerij, niet zijnde een paardenhouderij;
1.59 paardenhouderij
een bedrijf, niet zijnde een agrarisch bedrijf, dat gericht is op het houden, stallen of africhten van paarden en/of pony's, alsmede de handel in paarden en/of pony's, waar geen manege-activiteiten worden uitgevoerd;
1.60 pand:
de kleinste bij totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.61 peil
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
-
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
-
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.62 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.63 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.64 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.65 straat- en bebouwingsbeeld
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede bouwhoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
1.66 toeristisch seizoen:
het seizoen van 15 maart tot 31 oktober;
1.67 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.68 vast kampeermiddel
een stacaravan, trekkershut of ander recreatief verblijf, welke naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en al dan niet direct steun vindt in of op de grond en daardoor als bouwwerk is aan te merken;
1.69 verkeersveiligheid
de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
1.70 verkoop van goederen via internet
een vorm van detailhandel, dat vanuit een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.71 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
1.72 voorgevelbouwgrens
het naar de weg gekeerde deel van de bouwgrens;
1.73 voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
1.74 windturbine:
een installatie c.q. bouwwerk voor het opwekken van elektrisch of thermisch vermogen uit wind;
1.75 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.76 woonboerderij
een gebouw, zijnde een voormalig agrarisch bedrijf, met één woning, dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden en minimaal 15 m diep is;
1.77 woonsituatie
de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
|
de bouwhoogte van een bouwwerk: |
|
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; |
|
|
|
de bebouwde oppervlakte: |
|
van een bouwperceel, bebouwingsstrook, bebouwingsvlak of ander terrein wordt gemeten buitenwerks en 1 m boven peil, met dien verstande dat de grondoppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken worden opgeteld; |
|
|
|
de bedrijfsvloeropppervlakte (b.v.o.): |
|
wordt gemeten binnenwerks, met dien verstande dat de totale vloeroppervlakte van de bouwlagen ten dienste van kantoren en overige bedrijfsruimten met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten wordt opgeteld; |
|
|
|
de breedte van een gebouw: |
|
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels; |
|
|
|
de dakhelling: |
|
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; |
|
|
|
de goothoogte van een bouwwerk: |
|
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; |
|
|
|
de inhoud van een bouwwerk: |
|
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; |
|
|
|
de oppervlakte van een bouwwerk: |
|
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; |
|
|
|
de masthoogte van een windturbine: |
|
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine. |
Bij de toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een paardenfokkerij, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “paardenfokkerij”;
-
agrarische cultuurgrond;
-
de instandhouding van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden,
met daaraan ondergeschikt:
-
infrastructurele voorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen,
met de daarbij behorende:
-
bedrijfsgebouwen;
-
bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met:
-
ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
-
verkoop van goederen via internet;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
tuinen, erven en terreinen.
3.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
-
er mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen ten behoeve van een paardenfokkerij worden gebouwd;
-
een bedrijfsgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
per bouwvlak mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen ten behoeve van 1 paardenfokkerij worden gebouwd;
-
de oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 500 m²;
-
in afwijking van het gestelde onder 4 kan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw met een oppervlak groter dan 500 m² worden verleend, mits de landschappelijk inpassing, zoals die is vastgelegd in een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan, middels het stellen van voorschriften of het stellen van andere voorwaarden wordt gegarandeerd, waarbij in ieder geval voorschriften of andere voorwaarden worden gesteld omtrent:
-
de termijn waarbinnen de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;
-
de verplichting tot instandhouding van de goede landschappelijke inpassing;
-
de goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 5 m;
-
de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 15 m;
-
de dakhelling van een bedrijfsgebouw mag niet minder bedragen dan 15°, met uitzondering van bedrijfsgebouwen tot een totale oppervlakte van 100 m² en boogstallen.
-
Voor het bouwen van bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mogen worden gebouwd;
-
er mag niet meer dan 1 bedrijfswoning per paardenfokkerij worden gebouwd, dan wel maximaal het bestaande aantal indien dit meer bedraagt;
-
de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
-
de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 9 m;
-
de dakhelling van een bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan 20° en niet meer bedragen dan 60°;
-
de oppervlakte van een niet-inpandige bedrijfswoning, inclusief aan en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de bedrijfswoning, mag niet meer bedragen dan 200 m², met dien verstande dat de oppervlakte van de niet-inpandige bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 150 m²;
-
de goothoogte van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping mag niet meer bedragen dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;
-
de dakhelling van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkappingen mag niet minder bedragen dan 30° met uitzondering van aanbouwen tot een totale oppervlakte van 30 m² per bedrijfswoning;
-
de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
-
de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 6 m;
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van een mestsilo mag niet meer bedragen dan 6 m (exclusief afdekking);
-
de bouwhoogte van een sleufsilo mag niet meer bedragen dan 4 m;
-
de bouwhoogte van een silo, geen sleuf- of mestsilo zijnde, mag niet meer bedragen dan 15 m;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2 m;
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 8 m;
-
het bouwen van windturbines is niet toegestaan;
-
het bouwen van mestvergistingsinstallaties is niet toegestaan, met uitzondering van bestaande mestvergistingsinstallaties.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van waterbeheersing en verkeersdoeleinden mag niet meer bedragen dan 10 m;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen in de vorm van ondergrondse leidingen mag niet meer bedragen dan 5 m;
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden;
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 6 en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot 6 m, met dien verstande dat:
-
de afwijking bij een omgevingsvergunning uitsluitend betrekking heeft op de naar binnen gerichte gootlijn;
-
het bevoegd gezag met het oog op een samenhangend bebouwingsbeeld voorwaarden kan verbinden aan de afmetingen en situering van het gebouw.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van de bestaande terreinen voor kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:
-
er niet meer dan 15 mobiele kampeermiddelen per bestaand terrein voor kleinschalig kamperen zijn toegestaan; en
-
de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;
-
het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak is gesitueerd;
-
mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;
-
vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;
-
het gebruik van bedrijfswoningen voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in strijd met de navolgende regels:
-
ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m² mag voor het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf worden aangewend;
-
alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer is toegestaan;
-
detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik;
-
horecabedrijven en seksinrichtingen zijn niet toegestaan;
-
het gebruik van bedrijfswoningen voor de verkoop van goederen via internet in strijd met de navolgende regels:
-
ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m², mag worden aangewend ten behoeve van de internetverkoop;
-
alleen het gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer, is toegestaan;
-
er geen fysiek klantencontact plaatsvindt;
-
er geen afhaal van goederen plaatsvindt;
-
er ter plaatse geen uitstalling van de koopwaar plaatsvindt;
-
er geen reclame-uitingen bij de woning zijn toegestaan;
-
de bevoorrading gebeurt in de dagperiode (07:00 - 19:00 uur);
-
het gebruik van andere gebouwen dan bedrijfswoningen voor bewoning;
-
het gebruik van gronden voor grasbaanraces en/of modelvliegtuigsport;
-
het gebruik van gronden en gebouwen voor de stalling en/of opslag van voer-, vaar- en vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan;
-
het plaatsen van en/of het gebruik van (sta)caravans en (zee)containers of naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen goederen;
-
het gebruik als opslag-, stort-, lozings-, of bergplaats van voorwerpen, stoffen en materialen op onbebouwde terreinen;
-
het gebruik van gronden voor mestopslag en voeropslag buiten een bouwvlak;
-
het gebruik van gronden ten behoeve van houtteelt;
-
het gebruik van gebouwen voor het houden van dieren op meer dan één bouwlaag;
-
het gebruik van gronden voor een paardenbak, met uitzondering van gronden gelegen binnen een bouwvlak;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het fokken van paarden waarbij de ammoniakemissie van de paardenfokkerij meer bedraagt dan 500,00 kg/j;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken zoals omschreven in lid 3.1, indien de gronden niet zijn ingericht en worden behouden in overeenstemming met de inrichtingsschets opgenomen in paragraaf 2.1 van de toelichting bij dit bestemmingsplanbinnen één jaar na het gereed zijn van de bouwwerkzaamheden op basis van een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken zoals omschreven in lid 3.1, indien de watercompensatie zoals opgenomen in paragraaf 3.2.5 van de toelichting bij dit bestemmingsplan niet is gerealiseerd en wordt behouden binnen één jaar na het gereed zijn van de bouwwerkzaamheden op basis van een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden;
-
de archeologische waarden,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 3.5 sub a en toestaan dat nieuwe terreinen voor kleinschalig kamperen worden opgericht met plaats voor maximaal 15 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;
-
het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;
-
de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 30 m;
-
de afstand tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 30 m;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m, met inachtneming van de regels in lid 3.2;
-
mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;
-
vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;
-
het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20;
-
het bepaalde in lid 3.5 sub a, en toestaan dat nieuwe kleinschalige kampeerterreinen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 25 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,75 ha;
-
het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;
-
de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 50 m;
-
de afstand tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 m;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m, met inachtneming van de regels in lid 3.2;
-
mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;
-
vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;
-
het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20.
-
het bepaalde in lid 3.5, sub k, ten behoeve van houtteelt.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
-
het kappen en/of verwijderen van bomen en struiken;
-
het aanbrengen van oppervlakte verhardingen tot een aaneengesloten oppervlakte van meer dan 100 m²;
-
het dempen van sloten/veedrinkgaten;
-
de aanleg en/of aanpassing van voet-, fiets- en ruiterpaden;
-
de aanleg en/of aanpassing van ontsluitingswegen;
-
de aanleg van dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van picknickplaatsen, aanlegplaatsen, parkeervoorzieningen, visoevers, vaarwater en dergelijke;
-
het uitvoeren van seismologisch onderzoek;
-
het ophogen, afgraven of afschuiven van gronden;
-
het aanleggen van ondergrondse leidingen.
-
Het bepaalde in sub a geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
-
plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud;
-
al in uitvoering waren op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden;
-
de archeologische waarden.
-
Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden omgevingsvergunningen worden gevraagd en deze in één plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
Artikel 4 Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
grondgebonden agrarische kleinbedrijven al dan niet met nevenactiviteiten;
-
agrarische cultuurgrond;
-
de instandhouding van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden,
met daaraan ondergeschikt:
-
dagrecreatief medegebruik;
-
detailhandel als ondergeschikt bestanddeel van een agrarisch kleinbedrijf in goederen die qua aard rechtstreeks verband houden met dat agrarisch kleinbedrijf;
-
infrastructurele voorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen,
met de daarbij behorende:
-
bedrijfsgebouwen;
-
bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met:
-
ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
-
verkoop van goederen via internet;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
tuinen, erven en terreinen.
4.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
-
er mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen ten behoeve van agrarische kleinbedrijven worden gebouwd;
-
een bedrijfsgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
per bouwvlak mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen ten behoeve van 1 agrarisch kleinbedrijf worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 50% per bouwvlak;
-
de oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 500 m²;
-
de totale oppervlakte van kassen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1.000 m²;
-
de bouwhoogte van kassen mag niet meer bedragen dan 3 m;
-
de goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 5 m;
-
de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 15 m;
-
de dakhelling van een bedrijfsgebouw mag niet minder bedragen dan 15 met uitzondering van bedrijfsgebouwen tot een totale oppervlakte van 100 m² en boogstallen.
-
Voor het bouwen van bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd;
-
er mag niet meer dan 1 bedrijfswoning per agrarisch kleinbedrijf worden gebouwd, dan wel maximaal het bestaande aantal indien dit meer bedraagt;
-
de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
-
de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 9 m;
-
de dakhelling van een bedrijfswoning mag, niet minder bedragen dan 20° en niet meer bedragen dan 60°;
-
de oppervlakte van een niet-inpandige bedrijfswoning, inclusief aan en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de bedrijfswoning, mag niet meer bedragen dan 200 m², met dien verstande dat de oppervlakte van de niet-inpandige bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 150 m²;
-
de goothoogte van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping mag niet meer bedragen dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning;
-
de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;
-
de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer bedragen dan 6 m;
-
de dakhelling van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping mag niet minder bedragen dan 30°, dan wel het bestaande aantal graden indien dit minder bedraagt, met uitzondering van aanbouwen tot een totale oppervlakte van 30 m².
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van een mestsilo mag niet meer bedragen dan 6 m (exclusief afdekking);
-
de bouwhoogte van een sleufsilo mag niet meer bedragen dan 4 m;
-
de bouwhoogte van een silo, geen sleuf- of mestsilo zijnde, mag niet meer bedragen dan 15 m;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2 m.
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 8 m;
-
het bouwen van windturbines is niet toegestaan;
-
het bouwen van mestvergistingsinstallaties is niet toegestaan, met uitzondering van bestaande mestvergistingsinstallaties.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 4.2, sub a, onder 5 voor het bouwen van gebouwen met een oppervlakte van meer dan 500 m² per gebouw, binnen een bouwvlak, mits:
-
de landschappelijke inpassing, zoals die is vastgelegd in een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan, middels het stellen van voorschriften of het stellen van andere voorwaarden wordt gegarandeerd, waarbij in ieder geval voorschriften of andere voorwaarden worden gesteld omtrent:
-
de termijn waarbinnen de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;
-
de verplichting tot instandhouding van de goede landschappelijke inpassing;
-
voor het overige de bouwregels van lid 5.2 van overeenkomstige toepassing zijn;
-
het bepaalde in lid 4.2, sub a, onder 8 en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot 6 m, met dien verstande dat:
-
de afwijking bij een omgevingsvergunning uitsluitend betrekking heeft op de naar binnen gerichte gootlijn;
-
het bevoegd gezag met het oog op een samenhangend bebouwingsbeeld voorwaarden kan verbinden aan de afmetingen en situering van het gebouw;
-
het bepaalde in lid 4.2, sub a, onder 8 en 10 en toestaan dat de goothoogte, en dakhelling worden verhoogd ten behoeve van de bouw van een serrestal, met dien verstande dat:
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
het bepaalde in lid 4.2, sub c, onder 7 voor het bouwen van mestvergistingsinstallaties, met dien verstande dat:
-
de installatie met ten minste 50% wordt gevuld met mest die afkomstig is van het eigen bedrijf;
-
de installatie binnen een bouwvlak wordt gebouwd;
-
de PR 10-6-contour binnen het bouwvlak moet vallen, dan wel binnen de PR 10-6-contour geen kwetsbare dan wel beperkt kwetsbare objecten zijn gelegen;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
de bouwregels van lid 5.2 van overeenkomstige toepassing zijn.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van de bestaande terreinen voor kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:
-
er niet meer dan 15 mobiele kampeermiddelen per bestaand terrein voor kleinschalig kamperen zijn toegestaan; en
-
de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;
-
het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak is gesitueerd;
-
mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;
-
vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken voor nevenactiviteiten in strijd met de navolgende regels:
-
ten hoogste 1/3 deel van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag voor de uitoefening van nevenactiviteiten worden gebruikt;
-
ten hoogste 50 m² mag worden gebruikt voor productiegebonden detailhandel;
-
er mag geen buitenopslag van goederen plaatsvinden;
-
het gebruik van bedrijfswoningen voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in strijd met de navolgende regels:
-
ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m² mag voor het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf worden aangewend;
-
alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer is toegestaan;
-
detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik;
-
horecabedrijven en seksinrichtingen zijn niet toegestaan;
-
het gebruik van bedrijfswoningen voor de verkoop van goederen via internet in strijd met de navolgende regels:
-
ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m², mag worden aangewend ten behoeve van de internetverkoop;
-
alleen het gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer, is toegestaan;
-
er geen fysiek klantencontact plaatsvindt;
-
er geen afhaal van goederen plaatsvindt;
-
er ter plaatse geen uitstalling van de koopwaar plaatsvindt;
-
er geen reclame-uitingen bij de woning zijn toegestaan;
-
de bevoorrading gebeurt in de dagperiode (07:00 - 19:00 uur);
-
het gebruik van andere gebouwen dan bedrijfswoningen voor bewoning;
-
het gebruik van gronden voor grasbaanraces en/of modelvliegtuigsport;
-
het gebruik van gronden en gebouwen voor de stalling en/of opslag van machines, voer-, vaar- en vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan op onbebouwde terreinen;
-
het plaatsen van en/of het gebruik van (sta)caravans en (zee)containers of naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen goederen;
-
het gebruik als opslag-, stort-, lozings-, of bergplaats van voorwerpen, stoffen en materialen op onbebouwde terreinen;
-
het gebruik van gronden voor mestopslag en voeropslag buiten een bouwvlak;
-
het gebruik van gronden ten behoeve van houtteelt;
-
het gebruik van gebouwen voor het houden van dieren op meer dan één bouwlaag;
-
het gebruik van gronden voor een paardenbak, met uitzondering van gronden gelegen binnen een bouwvlak dan wel met uitzondering van bestaande paardenbakken buiten een bouwvlak;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken van een agrarisch bedrijf indien dit leidt tot een toename van de bestaande stikstofdepositie van dat bedrijf op een Natura 2000-gebied.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 4.5 sub a en lid 4.5 sub h, en toestaan dat nieuwe terreinen voor kleinschalig kamperen worden opgericht met plaats voor maximaal 15 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;
-
het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;
-
de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 30 m;
-
de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 30 m;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 4.2;
-
mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;
-
vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;
-
het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20;
-
het bepaalde in lid 4.5 sub a en lid 4.5 sub h, en toestaan dat nieuwe kleinschalige kampeerterreinen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 25 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,75 ha;
-
het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;
-
de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 50 m;
-
de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 m;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m, met inachtneming van de regels in lid 4.2;
-
mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;
-
vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;
-
het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20.
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
-
Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
-
het kappen en/of verwijderen van bomen en struiken;
-
het aanbrengen van oppervlakte verhardingen tot een aaneengesloten oppervlakte van meer dan 100 m²;
-
het dempen van sloten/veedrinkgaten;
-
de aanleg en/of aanpassing van voet-, fiets- en ruiterpaden;
-
de aanleg en/of aanpassing van ontsluitingswegen;
-
de aanleg van dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van picknickplaatsen, aanlegplaatsen, parkeervoorzieningen, visoevers, vaarwater en dergelijke;
-
het uitvoeren van seismologisch onderzoek;
-
het ophogen, afgraven of afschuiven van gronden;
-
het aanleggen van ondergrondse leidingen.
-
Het bepaalde in sub a geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
-
plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud;
-
al in uitvoering waren op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden;
-
de archeologische waarden.
-
Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden omgevingsvergunningen worden gevraagd en deze in één plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
4.8 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,
-
de bestemming wijzigen ten behoeve van een boomkwekerij, met dien verstande dat:
-
de bedrijfsactiviteiten in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dienen te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:
-
daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en
-
de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische klein bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;
-
voor het overige de regels van Artikel 4 'Agrarisch met waarden- Boomkwekerij' als opgenomen in bijlage 4 bij deze regels van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen ten behoeve van een paardenhouderij, met dien verstande dat:
-
de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;
-
de bedrijfsactiviteiten in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dienen te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:
-
daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en
-
de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
per bestemmingsvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische klein bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;
-
voor het overige de regels van Artikel 8 'Agrarisch met waarden- Paardenhouderij' als opgenomen in bijlage 4 bij deze regels van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen ten behoeve van bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in de als bijlage 2 onder categorie 1 en 2 bij deze regels opgenomen Staat van bedrijven, met dien verstande dat:
-
de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;
-
de bedrijfsactiviteiten in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dienen te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:
-
daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en
-
de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische klein bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;
-
voor het overige de regels van Artikel 11 'Bedrijf-1' als opgenomen in bijlage 4 bij deze regels van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen ten behoeve van cultuur en ontspanning, met dien verstande dat:
-
de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;
-
de nieuwe functie in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:
-
daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en
-
de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;
-
per bestemmingsvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische klein bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
voor het overige de regels van Artikel 17 'Cultuur en ontspanning' als opgenomen in bijlage 4 bij deze regels van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen ten behoeve van een maatschappelijke voorziening, met dien verstande dat:
-
de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;
-
de maatschappelijke functie in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:
-
daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en
-
de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;
-
per bestemmingsvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische klein bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
voor het overige de regels van Artikel 20 'Maatschappelijk' als opgenomen in bijlage 4 bij deze regels van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen ten behoeve van de bouw van 15 inpandige recreatieappartementen en/of een groepsaccommodatie, met dien verstande dat:
-
de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;
-
de vloeroppervlakte per inpandig recreatieappartement niet meer mag bedragen dan 70 m²;
-
per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;
-
voor het overige de regels van Artikel 24 'Recreatie-Verblijfsrecreatie' als opgenomen in bijlage 4 bij deze regels van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen ten behoeve van wonen', met dien verstande dat:
-
de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;
-
maximaal 1 woning mag worden gerealiseerd;
-
de woning in de voormalige agrarische bedrijfswoning dient te worden gerealiseerd,
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
voor het overige de regels van Artikel 30 'Wonen' als opgenomen in bijlage 4 bij deze regels van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen ten behoeve van een woonboerderij', met dien verstande dat:
-
de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;
-
maximaal 1 woning mag worden gerealiseerd;
-
de woning in het traditionele hoofdgebouw dient te worden gerealiseerd;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing
-
voor het overige de regels van Artikel 31 'Wonen-Woonboerderij' als opgenomen in bijlage 4 bij deze regels van overeenkomstige toepassing zijn.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
Wanneer een bestaand gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde:
-
een grotere goothoogte;
-
een grotere bouwhoogte;
-
een grotere oppervlakte;
-
een grotere dakhelling;
-
een kleinere dakhelling,
heeft dan in de bouwregels in de van toepassing zijnde bestemming is toegestaan, dan mag:
-
de goot- en/of bouwhoogte en/of oppervlakte en/of dakhelling ten hoogste de bestaande goot- en/of bouwhoogte en/of oppervlakte en of dakhelling bedragen;
-
de dakhelling ten minste de bestaande dakhelling bedragen.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
-
Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van gronden voor het (proef)boren naar schaliegas.
-
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het bestemmingsplan en toestaan dat de voor 'Agrarisch' bestemde gronden worden gebruikt voor het realiseren van een paardenbak, met dien verstande dat:
-
de paardenbak direct achter of aansluitend aan een bestaand erf wordt gerealiseerd;
-
de afstand tot de dichtstbijzijnde woning van derden niet minder mag bedragen dan 30 m;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden verhoogd dan wel gebouwd tot een bouwhoogte van niet meer dan 10 m;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van antennemasten worden verhoogd dan wel gebouwd tot een bouwhoogte van niet meer dan 15 m, met dien verstande dat antennemasten uitsluitend op meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel, dan wel achter het verlengde daarvan, mogen worden gebouwd;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van lichtmasten, antennemasten ten behoeve van mobiele telecommunicatie en/of sirenemasten worden verhoogd dan wel gebouwd tot een bouwhoogte van niet meer dan 40 m;
-
het bepaalde in het plan ten aanzien van de oppervlakte van bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan en een grotere oppervlakte hebben dan is toegestaan in de regels, met dien verstande dat bij vervanging van bouwwerken met een grotere oppervlakte dan is toegestaan in de regels er ten hoogste 100% van de gesloopte oppervlakte aan bouwwerken mag worden teruggebouwd en de bouwregels van het overige onverkort van toepassing blijven;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen worden verhoogd dan wel gebouwd, mits de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
-
het bepaalde in het plan ten aanzien van de dakhelling en toestaan dat afwijkende dakvormen als mansardedaken, gebogen dakvormen en platte daken worden gerealiseerd;
-
het bepaalde in het plan ten aanzien van de oppervlakte van aan- en uitbouwen bij woningen, bedrijfswoningen en toestaan dat de oppervlakte van aan- en uitbouwen ten behoeve van gehandicapten en mindervaliden wordt vergroot met niet meer dan 25 m²;
-
het bepaalde in het plan ten aanzien van de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en een aangebouwd bijgebouw en toestaan dat de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bij plat afgedekte hoofdgebouwen bestaande uit 1 bouwlaag ten hoogste gelijk is aan de hoogte van dat hoofdgebouw.
Artikel 9 Algemene procedureregels
9.1 Nadere eisen
Op de voorbereiding van toepassen van nadere eisen op grond van de Wet ruimtelijke ordening is de volgende procedure van toepassing:
-
een ontwerp-besluit tot nadere eis, waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening, ligt, met bijhorende stukken, gedurende 2 weken op het gemeentehuis ter inzage;
-
Burgemeester en Wethouders maken de terinzagelegging van te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, op de gemeentelijke website en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend;
-
de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
-
gedurende de in sub a. genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij Burgemeester en Wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp-besluit tot nadere eis.
9.2 Afwijken bij omgevingsvergunning
Op de voorbereiding van een besluit tot afwijking bij een omgevingsvergunning is de in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht genoemde procedure van toepassing.
9.3 Wijzigingsbevoegdheden
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging is de in de Wet ruimtelijke ordening genoemde procedure van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het Bestemmingsplan Paardenfokkerij Warreboslaan nabij Surhuisterveen”.