Plan: | Herinrichting Sportvelden Twijzel |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0059.BPTwHerSportvelden-ON01 |
Ten noorden van de Mounewei in Twijzel ligt een sportveldcomplex. Het sportveldcomplex wordt heringericht. Voor de financiering van deze herinrichting wordt het oostelijk gelegen korfbalveld verkocht ten behoeve van woningbouw. Op deze locatie zijn 8 woningen voorzien. Op basis van de geldende beheersverordening is op deze locatie geen woningbouw mogelijk. Dit bestemmingsplan voorziet in een juridisch-planologische regeling waarbinnen de voorgestelde woningbouw wel mogelijk is.
De ontwikkeling vindt plaats op het oostelijk deel van de sportvelden aan de Mounewei. De bestemmingsplanbegrenzing is afgestemd op de noordelijke, oostelijke en zuidelijke kadastrale perceelsgrenzen. De westelijke grens ligt globaal langs de oostzijde van de kantine. De ligging en begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1 De ligging van het plangebied
Het plangebied is momenteel geregeld in de beheersverordening 'Dorpen Achtkarspelen', die is vastgesteld op 16 juni 2016. Op de kaart behorende bij besluitvlak Twijzel is het plangebied bestemd geregeld voor 'sportdoeleinden'. De groenstrook rondom de sportvelden is bestemd als 'groenvoorziening'. Binnen de regeling 'sportdoeleinden' wordt niet voorzien in woningbouw. De plannen zijn daarom in strijd met de beheersverordening.
Een fragment van de kaart behorende bij de beheersverordening is weergegeven in figuur 1.2.
Figuur 1.2 Fragment kaart beheersverordening
Na deze inleiding beschrijft hoofdstuk 2 de huidige situatie van het plangebied en de gewenste ontwikkelingen. In hoofdstuk 3 worden de ontwikkelingen getoetst aan het relevante beleid. Hier wordt ingegaan op het rijks-, provinciaal en het gemeentelijk beleid. Vervolgens gaat hoofdstuk 4 in op de verschillende van toepassing zijnde milieu- en omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting op het juridisch systeem en op de bestemmingen gegeven. Hoofdstuk 6 geeft inzicht in zowel de maatschappelijke als de economische uitvoerbaarheid.
De sportveldencomplex ligt ten westen van het dorp, tussen de Mounewei en de Boppelannen. De Mounewei is de doorgaande weg naar Twijzelerheide, de ontsluiting van de sportvelden takt hierop aan. Rondom de sportvelden ligt een woongebied met daarin enkele voorzieningen, waaronder een basisschool en het dorpshuis. Ten westen grenst het sportveldcomplex aan het buitengebied.
Het sportcomplex bestaat uit een voetbalveld en een naastgelegen trainingsveld en, ten oosten hiervan, een korfbalveld. Centraal tussen de velden, aan de zuidzijde, staat de kantine. De sportvelden zijn in het woongebied ingepast door middel van een boomsingel.
Het plangebied van dit bestemmingsplan betreft een groot deel van het oostelijk gelegen trainingsveld. Een luchtfoto van het plangebied en de omgeving is weergegeven in figuur 2.1.
Figuur 2.1 Luchtfoto van de indeling van het plangebied
Door de aanleg van een kunstgrasveld voor zowel voetbal als korfbal is deze locatie niet meer nodig voor het uitoefenen van sportactiviteiten. Daarom wordt het oostelijk gelegen korfbalveld verkocht ten behoeve van woningbouw.
Er is nog geen concreet bouwplan voor de nieuwe woningen. Op basis van uitgangspunten van de gemeente is een schetsplan opgesteld. Dit schetsplan gaat uit van maximaal 8 woningen. Deze worden aan de oostzijde van het plangebied mogelijk gemaakt. Qua goot- en bouwhoogte wordt aangesloten bij de bestaande woningen in de omgeving, namelijk twee bouwlagen met kap (maximaal 6, respectievelijk 11 meter). De woningen zijn georiënteerd op een nieuw aan te leggen verkeer- en verblijfsgebied aan de westzijde. De ontsluiting hiervan ligt aan de noordzijde en takt aan op de Boppelânne. Een indicatieve inrichtingsschets van het plan is weergegeven in figuur 2.2.
Figuur 2.2 Indicatieve inrichtingsschets
De nieuwe woningen voegen zich in de stedenbouwkundige opzet van de woonwijk, waarin deze zijn geprojecteerd. De verkaveling volgt de bestaande regelmatige verkavelingspatroon. Het programma vormt hierin een hofje dat is ingepast in de bestaande boomsingels. Ook qua volume wordt aangesloten bij de bestaande woningen in de wijk ten zuiden en oosten van het plangebied. De beoogde beeldkwaliteit wordt behaald door de welstandscriteria die voor het bestaande woongebied gelden ook van toepassing te verklaren op het plangebied (zie paragraaf 3.3).
De openbare ruimte krijgt een groen karakter met de mogelijkheid voor een sport- of spelvoorzieningen. Hier wordt ook het parkeren en de noodzakelijke watercompensatie opgelost. Deze zone vormt tevens een buffer tussen de sportvelden en de nieuwe woningen.
Verkeersgeneratie en -afwikkeling
De verkeersgeneratie is gebaseerd CROW publicatie 317 ''Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'' uit 2012. De kencijfers uit deze publicatie worden gespecificeerd op basis van het type functie en de ligging van de functie. Bij het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is het gemiddelde autobezit en adressendichtheid in de gemeente Achtkarspelen opgevraagd. Op basis van de adressendichtheid blijkt dat de gemeente Achtkarspelen onder stedelijkheidsgraad 'niet stedelijk' valt. Het gemiddelde autobezit sluit aan op het landelijk gemiddelde, daarom is het gemiddelde kencijfer toegepast. Voor alle ontwikkelingen is uitgegaan van een ligging in de 'rest bebouwde kom'.
Voor de 8 woningen is de verkeersgeneratie op basis van het voorgaande bepaald op 45 motorvoertuigen per etmaal op een werkdag. Het plangebied is gelegen binnen een 30 km/uur zone. De ontsluiting op de hoofdinfrastructuur vindt plaats via de Boppelannen en de Piterpôle. Deze vallen onder de wegcategorie 'erftoegangsweg'. De omgeving is ingericht als woonbuurt en zal deze verkeersgeneratie aankunnen.
Parkeren
Voor parkeren geldt het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan van de gemeente Achtkarspelen.Het aantal parkeerplekken welke gerealiseerd dienen te worden is afhankelijk van het woonprogramma wat gerealiseerd wordt.. Deze parkeerplekken (met een omvang van 2,5 bij 5 meter) worden binnen het plangebied aangelegd. Hier is de benodigde ruimte voor in het plangebied.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Duurzame verstedelijking
In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Het artikel is op 12 mei 2017 gewijzigd. Deze wijziging treedt op 1 juli 2017 in werking. Voor dit plan wordt getoetst aan deze nieuwe regeling, die inhoudt dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
De realisatie van 8 woningen is op basis van jurisprudentie geen stedelijk ontwikkeling. Het plangebied ligt bovendien binnen het bestaand stedelijk gebied. De behoefte voor de woningen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt vloeit voort uit het woningbouwprogramma, dat is beschreven in paragraaf 3.3. Dit programma is op basis van recente prognoses bijgesteld. De woningen passen kwantitatief binnen het bijgestelde programma en sluiten kwalitatief aan op de uitgangspunten van het woonbeleid.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden en aangevuld op 1 oktober 2012. Het Barro stelt niet alleen regels over de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen.
Het plangebied raakt geen van de rijksbelangen. Er zijn dan ook geen rijksbelangen in het geding.
Streekplan Fryslân 2007
Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân 2007 'Om de kwaliteit van de romte', vastgesteld op 13 december 2006. Het Streekplan zet in op de versterking van stedelijke gebieden, onder andere door het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en een duurzaam ruimtegebruik. Dit plan maakt een inbreidingsproject mogelijk, dat wordt uitgevoerd in het kader van het verbeteren van aanwezige sportvoorzieningen. Dit is een duidelijke vorm van duurzaam ruimtegebruik.
Verordening Romte Fryslân
Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor bestemmingsplannen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen het landelijk gebied en het stedelijk gebied. Volgens de provinciale begrenzing ligt het plangebied in het stedelijk gebied.
De verordening stelt regels aan onder andere het aspect woningbouw. Een ruimtelijk plan kan mogelijkheden voor woningbouw bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. De ontwikkeling die dit plan mogelijk maakt is in het gemeentelijke woningbouwprogramma opgenomen. Hierop wordt in paragraaf 3.3 nader ingegaan. Daarmee is deze ontwikkeling passend conform de Verordening Romte.
Structuurvisie 'Samen leven in Achtkarspelen'
Op 24 januari 2013 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie 'Samen leven in Achtkarspelen' vastgesteld. Deze visie blikt vooruit op de ontwikkelingen in de dorpskernen voor de komende 15 jaar. De leefbaarheid en het samen leven in de dorpen staan centraal in de Structuurvisie. Dit centrale thema is uitgewerkt in verschillende onderwerpen zoals wonen, werken en voorzieningen.
Achtkarspelen wil zich verder ontwikkelen als aantrekkelijke woongemeente. Er moeten voldoende woningbouwmogelijkheden komen om de voor de komende jaren voorspelde woningvraag op te vangen. De herontwikkeling van de sportvelden en daarmee samenhangende woningbouw op het korfbalveld is specifiek benoemd in de structuurvisie. Dit bestemmingsplan geeft hieraan uitvoeringsmogelijkheden en is in overeenstemming met de structuurvisie.
Woonvisie en Woningbouwprogramma
De Woonvisie 'Wonen voor jong en oud' helpt de gemeente regie te voeren over de woningbouwontwikkeling en ontwikkelingen in de bestaande woningvoorraad. In de woonvisie wordt ingezet op een kwaliteitsverbetering van leegstaande en braakliggende locaties en binnenstedelijk bouwen. Gekoppeld aan de Woonvisie is het woningbouwprogramma 2014-2020 vastgesteld.
In 2008 heeft de woonregio Noordoost met de provincie Fryslân afspraken gemaakt over het regionaal richtgetal woningbouw. In dit kader zijn afspraken gemaakt over zowel de aantallen woningen als de kwaliteit van de woningbouw. Er is afgesproken dat het richtgetal voor Achtkarspelen 435 woningen zou bedragen tot het jaar 2016. Dit aantal is gebaseerd op de prognoses van de bevolking- en huishoudenontwikkeling. Het huidige richtgetal zou in eerste instantie tot het jaar 2016 gelden. Echter recente prognoses omtrent de woningbehoefte hebben voor de provincie Fryslân aanleiding gegeven om met ingang van 2016 geen nieuwe regionale woningbouwafspraken te maken en het huidige richtgetal door te schuiven naar 2020. De prognoses geven aan dat de bevolkingsgroei sneller stagneert dan verwacht. Hierdoor zal de behoefte aan extra woningen teruglopen. Het nog besteedbaar richtgetal wil de gemeente inzetten voor woningbouwplannen die een bijdrage leveren aan de doelstellingen van de Woonvisie Achtkarspelen.
Ruim tweederde van de plannen in het woningbouwprogramma bevinden zich in binnenstedelijk gebied. Het gaat hier veelal om lege plekken in de bebouwde kom die zijn ontstaan door het vertrek van bedrijvigheid. Invulling met woningbouw heeft tot doel om de uitstraling en ruimtelijke kwaliteit van de locaties te versterken. De korfbalvelden in Twijzel zijn ook opgenomen in het woningbouwprogramma. Deze locatie heeft 10 woningen toebedeeld gekregen.
Het plan maakt de bouw van 8 woningen mogelijk. Dit programma sluit zowel kwalitatief als kwantitatief aan bij de uitgangspunten van de woonvisie en past ruim binnen het actuele woningbouwprogramma.
Welstandsbeleid
In 2008 hebben de gemeenten Achtkarspelen, Dantumadeel, Dongeradeel en Kollumerland een gezamenlijke welstandsnota opgesteld. Dit betreft een herziening van de nota uit 2004. Het welstandsbeleid van de vier gemeenten is opgesteld vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het belang van een aantrekkelijke bebouwde omgeving dient te behartigen. De gevels van gebouwen en andere bouwwerken vormen samen de dagelijkse leefomgeving van de mensen in de gemeenten. De verschijningsvorm van een bouwwerk wordt daarom niet beschouwd als een zaak van de eigenaar alleen; elke voorbijganger wordt ermee geconfronteerd. Het doel van het welstandstoezicht is dan ook om, in alle openheid, een positieve bijdrage te leveren aan de belevingswaarde van de vier gemeenten.
Het plangebied valt in de Welstandsnota onder gebiedstype 11 'sport- en groenvoorzieningen'. Dit welstandskader vormt geen adequaat toetsingskader voor woningbouwplannen. Daarom worden voor het plangebied de welstandscriteria van gebiedstype 9 'seriematige bouw' van toepassing verklaard. Deze gelden ook voor het omliggende woongebied van het plangebied en sluiten het beste aan op de voorgestelde ontwikkeling.
Voor de seriematige bouw is een regulier ambitieniveau van kracht. De nadruk ligt op het respecteren van de bestaande basiskwaliteit. Incidentele veranderingen worden mogelijk geacht, mits deze respect tonen voor het reeds aanwezige bebouwingsbeeld. De bouwplannen voor de woningen worden getoetst aan de welstandscriteria voor seriematige bouw.
Prostitutiebeleid
Op 29 juni 2000 heeft de raad besloten om prostitutiebeleid vast te stellen en de APV te wijzigen door middel van het vaststellen van het hoofdstuk ‘Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.’. Vanuit het belang van openbare orde en ter bescherming van de kwaliteit van woon- en leefomgeving is er voor gekozen om ten aanzien van de exploitatie van seksinrichtingen te kiezen voor een restrictief beleid. Het maximum aantal vergunningen dat kan worden verleend is dan ook vastgesteld op één voor de hele gemeente. Verder is er voor gekozen om de straat- en raamprostitutie, daar deze indringende nadelige effecten op de openbare orde kunnen hebben, geheel onder de verbodsbepalingen van de APV te brengen. In de APV is voorts de mogelijkheid geopend voor B&W om gebieden of delen van de gemeente aan te wijzen waar het verboden is om een seksinrichting te exploiteren. De bebouwde kommen van alle dorpen van de gemeente zijn aangewezen als gebied waar vestiging van een seksinrichting verboden is. Achterliggende gedachte is dat de negatieve effecten van de vestiging van een seksinrichting (verkeersaantrekkende werking, mogelijke overlast) in het ‘buitengebied’ veel minder sterk ervaren zal worden. In het bestemmingsplan is dit juridisch geborgd.
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan de wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. Het gaat hierbij om het minimaliseren van de invloeden vanuit het plangebied op de omgeving en omgekeerd. Dat zijn milieu aspecten (bedrijvigheid, geluid, bodem) en water, archeologie, cultuurhistorie, ecologie, luchtkwaliteit, externe veiligheid en kabels en leidingen.
Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom spoorwegen en wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur en wettelijk gezoneerde bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als er geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen.
De omgeving van het plangebied is aangewezen als 30 km/uur zone. De woningen worden daardoor niet in de wettelijke geluidzones van wegen mogelijk gemaakt. Het is vanuit de Wgh niet nodig om de geluidbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai te bepalen. Wel moet beoordeeld worden of ter plaatse van de nieuwe woningen sprake is van een goed woonklimaat.
De woningen worden mogelijk gemaakt binnen een bestaand woongebied. De meeste wegen rondom het plangebied hebben ook geen functie voor doorgaand verkeer, maar zijn erftoegangswegen. Alleen de Mounewei is een doorgaand verkeersroute. Tussen deze weg en de nieuwe woningen is tussenliggende woonbebouwing aanwezig. Daarom wordt geconcludeerd dat ter plaatse van de woningen geen sprake is van onevenredige hinder door verkeerslawaai. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën. Per bedrijfsvorm is voor de hinderfactoren: geluid, gevaar, stof en geur een aan te houden afstand bepaalt. De grootste afstand vorm de richtafstand en bepaald de milieucategorie.
De omgeving van het plangebied wordt gekenmerkt als een rustig woongebied. Een sportveldcomplex met verlichting valt in milieucategorie 3.1. Hierbij geldt een richtafstand van 50 meter. De bepalende factor hierin is geluidhinder. In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De bijbehorende rapportage is opgenomen in Bijlage 2. Uit het onderzoek blijkt dat een afstand van 40 meter voldoende is om hinder te voorkomen. Voor een optimale afstemming tussen het sportcomplex en de woningen, zijn de woningen zover mogelijk in het oosten gesitueerd. Hierdoor liggen ze op minimaal 40 meter vanaf de feitelijke sportfuncties. Gelet op de ligging van de sportvelden op korte afstand van bestaande functies en de relatief beperkte omvang van het sportcomplex wordt deze situatie aanvaardbaar geacht en zijn er vanuit de milieuzonering geen belemmeringen te verwachten.
Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.
In het kader van de herontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De bijbehorende rapportage is opgenomen in Bijlage 1. In het onderzoek wordt geconcludeerd dat voor geen van de onderzochte stoffen de waarde voor nader onderzoek wordt overschreden. De aangetroffen licht verhoogde gehalten in het grondwater vormen geen belemmering voor het toekomstige gebruik. De gehele onderzoekslocatie kan op basis van het vooronderzoek als niet-verdacht worden beschouwd.
Op basis hiervan wordt geconcludeerd worden dat de bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied toereikend is voor het nieuwe gebruik. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het plan.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Uit de risicokaart blijkt dat er in de omgeving van het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn. Ook ligt het plangebied niet in het invloedsgebied van risicobronnen die op grotere afstand liggen. Ook worden er geen risicobronnen, zoals opslag van gevaarlijke stoffen, voorgesteld. Als gevolg van dit plan ontstaan dus geen externe risico's. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.
In Fryslân zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten blijkt dat er in Twijzel en omgeving sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit. Voor veel initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Kleinere woningbouwlocaties (minder dan 1500 woningen), vallen onder deze regeling. Vanuit de luchtkwaliteit bestaan dus geen belemmeringen voor het plan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Gebiedsbescherming gaat om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. In de provinciale verordening worden gebieden die van belang zijn voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), nu Natuurnetwerk Nederland (NNN) beschermd. De bescherming van gebieden en de bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Wet natuurbescherming.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt in een binnenstedelijk gebied op ruime afstand van beschermde natuurgebieden. De ontwikkeling heeft, mede gelet op de aard en omvang van de ontwikkeling, geen negatieve effecten op natuurwaarden die op grotere afstand liggen.
Soortenbescherming
Binnen het plangebied vinden ingrepen plaats die mogelijk effecten hebben op beschermde soorten. Het gaat met name om ingrepen in de beplanting rondom het plangebied. Deze ingrepen zijn in beginsel uitvoerbaar, mits rekening wordt gehouden met broedende vogels en met de zorgplicht. Voor een concreet inzicht in de (potentiële) aanwezigheid van beschermde soorten binnen het plangebied wordt momenteel een ecologische quickscan uitgevoerd. Dit onderzoek wordt in de vervolgfase van dit bestemmingsplan verwerkt.
Deze 'waterparagraaf' bevat de wettelijk verankerde watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. In de Leidraad Watertoets van het Wetterskip staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.
Watertoetsproces
Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap (kenmerk: 20170706-2-15610). Hieruit blijkt dat de invloed van het plan mogelijk zodanig is dat de normale procedure van de watertoets van toepassing is. Reden hiervoor is de toename aan verharding. Het waterschap heeft hiervoor een wateradvies opgesteld. Dit is opgenomen in Bijlage 3.
Veilig
Meerlaagse veiligheid en klimaatadaptie: Voor het aspect 'veilig' gaat het over overstromingsrisico's. Het plangebied grenst niet aan een regionale waterkering. Ook ligt het niet vrij voor de boezem. Ook is er geen sprake van een gebied met een verhoogd overstromingsrisico.
Voldoende
Peilbeheer: Er dient rekening gehouden te worden met voldoende drooglegging. Dit is de afstand tussen het grondwaterpeil en de aanleghoogte van bebouwing. Uit de informatie uit het wateradvies blijkt dat het plangebied voldoet aan de droogleggingsnorm. Wel moet bij de uitvoering rekening worden gehouden met voldoende ontwateringsdiepte.
Compensatie: Het waterschap hanteert als uitgangspunt dat de toename verhard oppervlak voor een deel (10%) wordt gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater of waterberging. Het dempen water watergangen moet volledig gecompenseerd worden. Deze compensatie is bedoeld om wateroverlast door het versneld afvoeren van hemelwater vanaf de verhardingen te voorkomen. Compensatie is nodig bij een toename aan verharding van meer dan 200 m2 in het buitengebied.
Als gevolg van het plan neemt het verhard oppervlakte toe met circa 2.310 m2. Dit is als volgt berekend:
De compensatie opgave hiervoor is 231 m2. Door de aanleg van een waterberging aan de zuidoost- en westzijde wordt (gedeeltelijk) voorzien in de benodigde waterberging in het gebied. Tussen de bestaande woningen en het nieuwbouwplan is een greppel geprojecteerd, die in verbinding staat met de sloot rondom het plangebied waarmee het water wordt afgevoerd. Daarnaast wordt onderzocht of bij de inrichting van de weg gebruik kan worden gemaakt van een waterdoorlatend wegdek. Dit zou een pilot voor de gemeente Achtkarspelen zijn. Over de benodigde watercompensatie wordt separaat overleg gevoerd met het Wetterskip. Bij de uitvoering van de plannen wordt rekening gehouden met de compensatie-eis.
Schoon
Afvalwater en regenwatersysteem: Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. In dit geval wordt rioolwater via een rioleringsstelsel aangesloten op het gemeentelijk riool. Schoon hemelwater wordt afgekoppeld en afgevoerd op de watergangen in de omgeving.
Waterkwaliteit: De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn om verontreiniging van het water te voorkomen. In dit geval zal gebruik worden gemaakt van milieuvriendelijke (bouw)materialen.
Vervolg
Waterwet: Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.
Procedure: Het wateradvies wordt gecommuniceerd met de ontwikkelaar en geldt als uitgangspunt voor de uitvoering van het plan. De watertoets is hiermee afgerond.
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.
Voor Achtkarspelen wordt gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) van de provincie. Uit de kaarten blijkt dat er in het plangebied een kleine kans is op de aanwezigheid archeologische resten uit de ijzertijd tot de middeleeuwen. Onderzoek is nodig bij ingrepen van meer dan 5.000 m2.
Onder de omvang van de ingreep wordt verstaan: de oppervlakte die mogelijk door het plan wordt verstoord. Het plangebied van dit bestemmingsplan heeft een oppervlakte van 6.000 m2, waarvan circa 2.600 m2 wordt ingevuld als uitgeefbare woonkavels. In het overig deel vinden geen grote en diepe bodemingrepen plaats. Geconcludeerd wordt dat als gevolg van dit plan geen ingrepen groter dan 5.000 m2 aan de orde zijn. Het is daarom niet nodig om archeologisch onderzoek uit te voeren.
Wanneer bij de werkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen, moet hiervan direct melding gemaakt worden bij de bevoegde overheid (gemeente Achtkarspelen).
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
Voor het aspect cultuurhistorie is de Cultuurhistorische kaart van de provincie Fryslân geraadpleegd. Binnen het plangebied zijn geen specifieke cultuurhistorische waarden aanwezen. Het is daarom niet noodzakelijk om nadere eisen ten aanzien van de bescherming van cultuurhistorische waarden te stellen.
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.
In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied.
In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen.
In bijlagen D van het Besluit m.e.r. (D11) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject genoemd. Als drempelwaarden gelden een oppervlakte van 100 hectare of meer, 2.000 of meer woningen of een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 200.000 m2.
De ontwikkeling vindt niet plaats in een gevoelig gebied. Het is gezien de omvang en kenmerken van het plan niet noodzakelijk om een mer-beoordeling of planmer uit te voeren. De voorgaande paragrafen hebben aangetoond dat de ontwikkeling geen belangrijke effecten op het milieu heeft. Hierdoor is er geen aanleiding om een volledige mer-beoordeling uit te voeren.
Systematiek
Het bestemmingsplan voldoet aan de vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
Additionele voorzieningen
In het plan zijn de al dan niet in directe relatie met een bestemming staande voorzieningen, zoals ondergrondse leidingen, wegen, paden, parkeervoorzieningen, bermen, geluidwerende voorzieningen, centrale installaties ten behoeve van de energievoorziening, voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing in de vorm van watergangen, duikers, waterkeringen en dergelijke in de bestemming begrepen, zonder dat dit uitdrukkelijk is vermeld.
Criteria bij nadere eis, wijziging en afwijken bij omgevingsvergunning
In de regels zijn criteria opgenomen die als toetsingskader dienen bij de in het plan opgenomen nadere eisen, wijzigingsbevoegdheden en afwijkingen bij omgevingsvergunning. Het gaat dan met name om kwalitatieve criteria als de woonsituatie (onder andere privacy), de milieusituatie (onder andere hinder voor omwonenden en verkeersaantrekkende werking), de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid (onder andere voorkomen van onoverzichtelijke, onherkenbare en niet sociaal controleerbare ruimtelijke situaties), de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het straat en bebouwingsbeeld. Bij dit laatste criterium moet worden gedacht aan een goede verhouding tussen bouwmassa en openbare ruimte, een goede hoogte/breedte-verhouding tussen bebouwing onderling, een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is. Afhankelijk van de betreffende bepaling met betrekking tot een afwijking bij omgevingsvergunning, wijzigingsbevoegdheid of nadere eis zijn één of meer van deze criteria opgenomen.
De wijze van bestemmen is afgestemd op de algemene systematiek van de gemeente Achtkarspelen, zoals opgenomen in de meest recente actualisatieplannen van de dorpen. Binnen het plangebied komen de volgende bestemmingen voor:
Groen
De groenstroken rondom het in te richten gebied zijn bestemd als 'Groen'. Deze bestemming is van toepassing op het structuurbepalend groen in de dorpen.
Tuin
De gronden zijn bestemd als 'Tuin'. In- / uitritten zijn toegestaan. Binnen deze bestemming mogen in verband met de kwaliteit van het straat- en bebouwingsbeeld, geen gebouwen worden gebouwd en beperkt bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Verkeer - Verblijfsgebied
Het nog nader uit te werken openbaar gebied is geregeld in de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Dit is een brede bestemming, waarbinnen straten en parkeervoorzieningen, maar ook groen- en speelvoorzieningen en waterpartijen mogelijk zijn. Binnen de bestemming kan een passende invulling worden gegeven aan de openbare ruimte.
Wonen
Het bouwen van woningen en bijbehorende bouwwerken is mogelijk binnen de bestemming 'Wonen'. Er is gebruik gemaakt van een bouwstrook, waarbinnen 8 woningen gebouwd mogen worden. Het exacte programma hierbinnen is flexibel. Voor de woningen geldt een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 11 meter. Voor bijbehorende bouwwerken geldt de algemene bijgebouwenregeling van de gemeente.
Naast het wonen is in ondergeschikte mate ruimte voor aan huis verbonden beroepen of bedrijven, waaronder de verkoop van goederen via internet. Voor deze activiteiten is een aantal voorwaarden opgenomen om te waarborgen dat deze passend zijn binnen het woongebied.
De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft. De ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, zijn breed gedragen in dorp. In de dorpsvisie van Twijzel ('t ondernemende dorp) is hierover al notie gemaakt. Het wordt daarom niet noodzakelijk geacht om informatiebijeekomsten te organiseren. Omwonenden zijn op de hoogte van de plannen en kunnen in de formele procedure reageren op de plannen.
Inspraak en overleg
Over het voorontwerp van het bestemmingsplan is, overeenkomstig de gemeentelijke Inspraakverordening, gelegenheid tot inspraak geboden. Het voorontwerpbestemmingsplan is tevens voorgelegd aan de betrokken diensten en instanties als bedoeld in het Overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
De ingekomen reacties zijn samengevat en beantwoord in het verslag inspraak en overleg. Dit is opgenomen in Bijlage 4. De inspraak en overlegreacties geven geen aanleiding om het bestemmingsplan inhoudelijk aan te passen. Wel is de voorgestelde inrichting en daarmee de verbeelding van het bestemmingsplan ambtshalve aangepast. Ook dit aspect wordt behandeld in het verslag.
Vervolg procedure
Vervolgens ligt het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage voor zienswijzen (artikel 3.8 Wro). Eenieder kan tijdens deze periode een zienswijze indienen.
Eventueel ingekomen zienswijzen worden al dan niet verwerkt in het bestemmingsplan. Na ter inzage legging besluit de gemeenteraad over de eventuele zienswijzen en de vaststelling van het plan. De indieners van de zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld. Uiteindelijk is tegen het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
De ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt vormt een onderdeel van de begroting van een herinrichtingsopgave van de sportvelden. De verkoop van de gronden genereert financiële om deze tot uitvoering te brengen. De ontwikkelaar geeft het programma zodanig vorm, dat deze financieel uitvoerbaar zijn.
Grondexploitatie
Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure.
Omdat de gronden in eigendom zijn van de gemeente, is het in dit geval niet nodig om kosten te verhalen. De gemeente levert bouwrijpe kavels aan de ontwikkelende partij en richt de openbare ruimte zelf in. Met de ontwikkelende partij worden afspraken gemaakt over de kostenverdeling.