Inhoudsopgave
Artikel 3 Agrarisch met waarden - Besloten gebied
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het Bestemmingsplan bedrijventerrein Lauwerskwartier 2e fase met identificatienummer NL.IMRO.0059.BPSvbtlauwskw2e18- VG01 van de gemeente Achtkarspelen;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.6 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.7 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.8 bestaand
het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, krachtens een bouwvergunning (vóór 1 oktober 2010)/omgevingsvergunning voor het bouwen (ná 1 oktober 2010);
1.9 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.10 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.11 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.12 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.13 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.14 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.15 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.16 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.17 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.18 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.19 cultuurgrond
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;
1.20 cultuurhistorische waarden
waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;
1.21 dagrecreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, een vissteiger, een picknickplaats, parkeervoorziening of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik en waarbij geen sprake is van nachtverblijf;
1.22 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.23 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.24 erf
een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
1.25 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.26 geluidzoneringsplichtige inrichtingen
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
1.27 houtteelt
de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet, zoals die gold op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.28 kampeermiddel
een mobiel en/of demontabel kampeermiddel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.29 kap
een dakafdekking van een gebouw met een geheel of gedeeltelijk hellend dakvlak;
1.30 kunstwerk
een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
1.31 landschappelijke waarden
de cultuurhistorische en visuele waarden van het landschap;
1.32 meetverschil
een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een op de kaart aangegeven bestemmings- of bouwgrens;
1.33 milieusituatie
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;
1.34 mobiel en-of demontabele kampeermiddel
-
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
-
enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, op een (kleinschalig) kampeerterrein gedurende een periode ten hoogste 3 aansluitende maanden per kampeerseizoen;
1.35 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.36 overkapping
elk bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
1.37 paardenbak
niet-overdekte rijbaan voorzien van natuurlijk bodemmateriaal ten behoeve van (hobbymatig) paardrijden;
1.38 peil
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
-
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
-
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.39 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.40 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.41 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.42 vast kampeermiddel
een stacaravan, trekkershut of ander recreatief verblijf, welke naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en al dan niet direct steun vindt in of op de grond en daardoor als bouwwerk is aan te merken;
1.43 detailhandel in meubelen en woninginrichtingsartikelen
detailhandel in meubelen en woninginrichtingsartikelen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;
1.44 detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van de verkoop van - detailhandel in auto’s, boten, caravans en tenten, keukens, badkamers, meubelen, bouwmaterialen, landbouwwerktuigen, tuincentra, plant- en dierbenodigdheden, autoaccessoires en naar de aard daarmee gelijk te stellen artikelen, met uitzondering van supermarkten en de verkoop van fietsen
1.45 beperkt kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden
1.46 kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.47 risicovolle inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toe-laten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.48 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot , c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch met waarden - Besloten gebied
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Besloten gebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
agrarische cultuurgrond;
-
de instandhouding van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden;
-
water;
met daaraan ondergeschikt:
-
dagrecreatief medegebruik;
-
infrastructurele voorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
sloten, waterpartijen en daarmee gelijk te stellen waterlopen,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
tuinen, erven en terreinen,
3.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:
-
op of in de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden;
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
-
het gebruik van gronden voor grasbaanraces en/of modelvliegtuigsport;
-
het gebruik van gronden en gebouwen voor de stalling en/of opslag van voer-, vaar- en vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan;
-
het plaatsen van en/of het gebruik van (sta)caravans en (zee)containers of naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen goederen;
-
het gebruik als opslag-, stort-, lozings-, of bergplaats van voorwerpen, stoffen en materialen op onbebouwde terreinen;
-
het gebruik van gronden voor mestopslag en voeropslag;
-
het gebruik van gronden ten behoeve van houtteelt;
-
het gebruik van gronden voor een paardenbak en/of andere voorzieningen ten behoeve van het houden van paarden;
-
het wijzigen van de verkavelingsstructuur die mede wordt bepaald door het slotenpatroon en door de houtsingels en houtwallen, met dien verstande dat:
-
onder wijzigen wordt begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtwallen;
-
onder wijzigen wordt begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtsingels en het al dan niet in samenhang daarmee dempen, verbreden, verdiepen of aanleggen van watergangen langs houtsingels;
-
tot een strijdig gebruik met deze bestemming niet wordt aangemerkt het wijzigen van de verkavelingsstructuur die op grond van lid 3.5, al dan niet door middel van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, is toegestaan.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
-
het kappen en/of verwijderen van bomen en struiken;
-
het aanbrengen van oppervlakte verhardingen tot een aaneengesloten oppervlakte van meer dan 100 m²;
-
het dempen van sloten/veedrinkgaten;
-
de aanleg en/of aanpassing van voet-, fiets- en ruiterpaden;
-
de aanleg en/of aanpassing van ontsluitingswegen;
-
de aanleg van dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van picknickplaatsen, aanlegplaatsen, parkeervoorzieningen, visoevers, vaarwater en dergelijke;
-
het uitvoeren van seismologisch onderzoek;
-
het ophogen, afgraven of afschuiven van gronden;
-
het aanleggen van ondergrondse leidingen;
-
het wijzigen van de verkavelingsstructuur die mede wordt bepaald door het slotenpatroon en door de houtsingels.
-
Het bepaalde in sub a geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
-
plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud;
-
al in uitvoering waren op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden;
-
de archeologische waarden.
-
Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden omgevingsvergunningen worden gevraagd en deze in één plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
Artikel 4 Bedrijventerrein
4.1 Bestemmingsbeschrijving
De voor ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van:
-
bedrijven zoals genoemd in categorie 1, 2 en 3.1 van de bij deze regels behorende bijlage 1 ‘Staat van bedrijven’;
-
productiegebonden detailhandel en detailhandel als ondergeschikt bestanddeel van een bedrijf in goederen die qua aard rechtstreeks verband houden met de bedrijfsuitoefening;
-
kantoren als ondergeschikt bestanddeel van een bedrijf die qua aard rechtstreeks verband houden met de bedrijfsuitoefening,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
wegen, straten en paden;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van de in lid 4.1, onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
-
een gebouw dient uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
-
van het bouwperceel mag ten hoogste worden bebouwd het aangegeven percentage ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage”, met dien verstande dat de oppervlakte van een bouwperceel niet meer dan 5.000 m² mag bedragen;
-
de afstand van elke gevel van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens, dan wel de achtergrens van een perceel mag niet minder dan 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de aangegeven bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding “maximum bouwhoogte (m)” bedragen;
-
de dakhelling van een gebouw mag niet minder dan 20° en niet meer dan 45° bedragen;
-
er mogen geen bedrijfswoningen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de verkeerssituatie en een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de in lid 4.2 onder b. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2, sub a, onder 2 en toestaan dat de oppervlakte van een bouwperceel wordt vergoot tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 10.000 m2, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen voor bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan bedoeld in lid 4.1 sub a. onder 2.;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een zelfstandig kantoor, een risicovolle inrichting, een seksinrichting of een geluidzoneringsplichtige inrichting;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die zijn genoemd in de voor de gronden toegestane categorieën van de bij deze regels behorende bijlage 1 ‘Staat van Bedrijven’.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
-
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de milieusituatie, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en/of de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de voor de gronden toegestane categorieën van de bij deze regels behorende bijlage 1 ‘Staat van Bedrijven’.
-
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 en lid 4.4 ten behoeve van detailhandel in volumineuze goederen, niet zijnde bouwmarkten en detailhandel in meubelen en woninginrichtingsartikelen, met dien verstande dat:
-
er dient te worden voorzien in voldoende parkeervoorzieningen;
-
de vestiging van genoemde bedrijven geen onevenredige afbreuk doet aan het kernwinkelgebied van Surhuisterveen.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat de afmeting, situering en vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd met dien verstande dat:
-
het bouwvlak ten hoogste met 20% wordt vergroot;
-
de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 3 m bedraagt, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
-
de bouwregels voor deze bestemming voor het overige onverkort van toepassing blijven;
-
op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 4.6 is de in artikel 10 genoemde procedure van toepassing.
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen;
-
bermen en beplanting;
-
paden, waaronder recreatieve voet- en fietspaden;
-
waterlopen en waterpartijen,
met daaraan ondergeschikt:
-
verhardingen;
-
toegangspaden,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het kappen of rooien van opgaand houtgewas;
-
het dempen van waterlopen.
-
De onder a. bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor normaal onderhoud en beheer.
-
De onder a. bedoelde omgevingsvergunning mag worden verleend, indien door uitvoering van het werk of de werkzaamheden niet onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarde van de elzensingels, houtwallen en waterlopen.
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woonstraten;
-
paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
water,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
8.1 Voorwaardelijke bepaling watercompensatie
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het toegestane gebruik als bedoeld in de bestemmingen opgenomen in 'Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels' zonder dat aantoonbaar afstemming met Cluster Plannen van Wetterskip Fryslân over te nemen compensatiemaatregelen in de vorm van 4850 m2 aan watercompensatie heeft plaatsgevonden en de watercompensatie is gerealiseerd en in stand wordt gehouden dan wel dat de te nemen compensatiemaatregelen in de vorm van 4850 m2 aan watercompensatie als afgestemd met het Wetterskip Fryslân krachtens een voorschrift verbonden aan een omgevingsvergunning voldoende is verzekerd, met dien verstande dat de gehele watercompensatie binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van dit plan is gerealiseerd en vervolgens in stand wordt gehouden.
8.2 Voorwaardelijke bepaling landschappelijke inpassing
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het toegestane gebruik als bedoeld in de bestemmingen 'Bedrijventerrein' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' zonder dat de landschappelijke inpassing als opgenomen in bijlage 2 bij deze regels is gerealiseerd en in stand wordt gehouden, met dien verstande dat de landschappelijke inpassing als opgenomen in bijlage 2 bij deze regels binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van dit plan is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
9.1 overige zone - beschermde nestlocatie
9.1.1 Aanduidingsomschrijving
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding "overige zone - beschermde nestlocatie" geldt, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming), tevens de bescherming van de bestaande nestplaats, zoals bedoeld in het Advies natuurwaarden Lauwerskwartier 2e fase opgenomen als bijlage 3 bij de toelichting van dit plan.
De gronden ter plaatse van de aanduiding "overige zone - beschermde nestlocatie" kunnen, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming), tijdens het broedseizoen voor de boomvalk of ransuil uitsluitend gebruikt en bebouwd worden wanneer:
-
door een deskundige op het gebied van ecologie is vastgesteld dat in de bestaande nestplaats zoals bedoeld in het Advies natuurwaarden Lauwerskwartier 2e fase opgenomen als bijlage 3 bij de toelichting van dit plan niet wordt genesteld door een ransuil of een boomvalk, dan wel
-
indien door een deskundige op het gebied van ecologie is geconstateerd dat de bestaande nestplaats in gebruik is als nestplaats door een ransuil of een boomvalk, de onderstaande voorwaarden worden nageleefd en/ of krachtens voorschrift aan een omgevingsvergunning zijn verbonden:
-
Het nest staat aan de rand van de aan te leggen groenstrook ter plaatse van de bestemming 'Groen' en blijft behouden voor zover in gebruik als nestlocatie door ransuil of boomvalk.
-
De groenstrook ter plaatse van de bestemming 'Groen' tussen het te realiseren bedrijventerrein ter plaatse van de bestemming 'Bedrijventerrein' en het nest is ten minste10 meter breed.
-
Ter plaatse van de aanduiding "overige zone - beschermde nestlocatie" vindt na realisatie van de aan de gronden toegekende bestemming(en) geen menselijke activiteit plaats, met uitzondering van bouwwerkzaamheden ten behoeve van de basisbestemming buiten het broedseizoen van de boomvalk of ransuil.
-
Ter plaatse van de aanduiding "overige zone - beschermde nestlocatie" is bebouwing toegestaan met de voorwaarde dat aan de nestzijde geen ruimte aanwezig is waar mensen komen, met uitzondering tijdens (bouw)werkzaamheden ten behoeve van de basisbestemming buiten het broedseizoen van de boomvalk of ransuil.
-
Ter plaatse van de aanduiding "overige zone - beschermde nestlocatie" heeft bebouwing aan de nestzijde een blinde muur.
-
Ter plaatse van de aanduiding "overige zone - beschermde nestlocatie" is alleen verlichting met naar beneden gerichte armaturen gebruikt die geen lichtuitstraling naar zij- en bovenzijde veroorzaakt.
-
Ter plaatse van de aanduiding "overige zone - beschermde nestlocatie" wordt bebouwing gerealiseerd buiten de kwetsbare periode van boomvalk en ransuil (d.w.z. buiten de periode maart t/m september van elk kalenderjaar).
In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
9.2 overige zone - uitvoeringsvereiste verlichting
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding "overige zone - uitvoeringsvereiste verlichting" geldt, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming) tevens aangeduid voor het voorkomen van lichthinder op een essentiële vliegroute van vleermuizen zoals bedoeld in het Advies natuurwaarden Lauwerskwartier 2e fase opgenomen als bijlage 3 bij de toelichting van dit plan.
9.2.1 Voorwaardelijke bepaling verlichting (bij artikel 4 Bedrijventerrein)
Voor de gronden te plaatse van de aanduiding "overige zone - uitvoeringsvereiste verlichting" geldt de volgende aanvullende regel:
-
tot een strijdig gebruik wordt gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het toegestane gebruik als bedoeld in de bestemming 'Bedrijventerrein' op gronden ter plaatse van de aanduiding "overige zone - uitvoeringsvereiste verlichting" indien verlichting nabij de zuidelijke elzensingel wordt aangebracht zonder dat deze wordt gerealiseerd met naar beneden gerichte armaturen en deze naar beneden gerichte armaturen in stand worden gehouden dan wel dat te realiseren en in stand te houden verlichting met naar beneden gerichte armaturen krachtens een voorschrift verbonden aan een omgevingsvergunning voldoende is verzekerd.
9.3 overige zone - wijzigingsbevoegdheid voor bedrijventerrein vervalt
De wijzigingsbevoegdheid opgenomen in artikel 14, lid 1 in het bestemmingsplan “bestemmingsplan Harkema bedrijventerrein Quakkenburg” van de gemeente Achtkarspelen met identificatienummer NL.IMRO.00590000HarkemaQuakkenb-, vastgesteld door de gemeenteraad op 7 september 2006 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 4 december 2006 is ter plaatse van de aanduiding "overige zone - wijzigingsbevoegdheid voor bedrijventerrein vervalt" als volgt gewijzigd:
-
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd de bestemming agrarische doeleinden en de bestemmingen tuin en woondoeleinden te wijzigen in de bestemming bedrijfsdoeleinden als bedoeld in artikel 4, dan wel de bestemming water als bedoeld in artikel 9, dan wel de bestemming groenvoorzieningen, opgaande beplanting als bedoeld in artikel 7. De wijzigingsbevoegdheid wordt alleen toegepast:
-
indien de concrete behoefte van bedrijfsvestiging is aangetoond;
-
indien de bedrijfsvestiging passend is qua aard en schaal, waarbij rekening wordt gehouden met de al aanwezige bedrijvenconcentraties en de daaraan gekoppelde werkfuncties van Harkema en afstemming plaatsvindt met de werkfuncties in Surhuisterveen, in die zin dat Harkema hierbij een aanvullende functie kan vervullen;
-
indien de oppervlakte van een kavel per bedrijfsvestiging niet meer dan 2.500 m² bedraagt. In uitzonderlijke situaties mag de kavelgrootte van een bijzonder soort bedrijf, dat op zichzelf naar aard en schaal wel passend is bij de plattelandskern Harkema ten hoogste 3.500 m² bedragen;
-
indien uit een ecologisch, bodemkundig en archeologisch onderzoek blijkt dat de bedrijfsvestiging verantwoord is;
-
indien geen nieuwe bedrijfswoning deel uit zal maken van het nieuwe bedrijf, voorzover er niet reeds een woning aanwezig is;
-
indien het overleg met het Wetterskip resulteert in een goede oplossing voor de nieuwe situatie van de waterhuishouding;
-
indien de initiatiefnemer bereid is een overeenkomst aan te gaan met de gemeente, waarin wordt vastgelegd dat betrokkene dan wel diens rechtsopvolger verantwoordelijk is voor de aanleg en instandhouding van opgaande beplanting en voldoende waterberging; in de overeenkomst worden o.a. de volgende zaken geregeld: tijdstip van eventuele aanleg beplanting/waterberging, omvang daarvan en soort beplanting, instandhoudingsplicht, ketting- en boetebeding, eventuele overlegging bankgarantie. De voorwaarde is alleen van toepassing ten aanzien van de gronden langs de oostelijke en zuidelijke rand van het plangebied.
De agrarische bestemming ten noorden van de Farwyk wordt pas gewijzigd, nadat een ontsluiting op de Farwyk gegarandeerd is.
De met rood en doorhalen aangegeven teksten uit het “bestemmingsplan Harkema bedrijventerrein Quakkenburg” van de gemeente Achtkarspelen met identificatienummer NL.IMRO.00590000HarkemaQuakkenb- zijn vervallen.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden verhoogd dan wel gebouwd tot een hoogte van niet meer dan 10 m;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van antennemasten worden verhoogd dan wel gebouwd tot een hoogte van niet meer dan 15 m, met dien verstande dat antennemasten uitsluitend op meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel, dan wel achter het verlengde daarvan, mogen worden gebouwd;
-
het bepaalde in het plan ten en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van lichtmasten, antennemasten ten behoeve van mobiele telecommunicatie en/of sirenemasten worden verhoogd dan wel gebouwd tot een hoogte van niet meer dan 40 m;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen worden verhoogd dan wel gebouwd, mits de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
-
het bepaalde in het plan ten aanzien van de dakhelling en toestaan dat afwijkende dakvormen als mansardedaken, gebogen dakvormen en platte daken worden gerealiseerd;
-
het bepaalde in het plan ten aanzien van de oppervlakte van aan- en uitbouwen bij woningen, dienstwoningen en bedrijfswoningen en toestaan dat de oppervlakte van aan- en uitbouwen ten behoeve van gehandicapten en mindervaliden wordt vergroot met niet meer dan 25 m².
Artikel 11 Algemene procedureregels
11.1 Nadere eisen
Op de voorbereiding van toepassen van nadere eisen op grond van de Wet ruimtelijke ordening is de volgende procedure van toepassing:
-
een ontwerp-besluit tot nadere eis , waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening, ligt, met bijhorende stukken, gedurende 2 weken op het gemeentehuis ter inzage;
-
Burgemeester en Wethouders maken de terinzagelegging van te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, op de gemeentelijke website en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend;
-
de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
-
gedurende de in sub a. genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij Burgemeester en Wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp-besluit tot nadere eis.
11.2 Afwijken bij omgevingsvergunning
Op de voorbereiding van een besluit tot afwijking bij een omgevingsvergunning is de in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht genoemde procedure van toepassing.
11.3 Wijzigingsbevoegdheden
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging is de in de Wet ruimtelijke ordening genoemde procedure van toepassing.
Artikel 12 Overige regels
12.1 Parkeren
-
De gronden zoals aangewezen in de verschillende bestemmingsplannen mogen slechts worden bebouwd of gebruikt onder de voorwaarde dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden alsmede voor het laden en lossen van goederen voldoende voorzieningen worden getroffen op eigen terrein.
-
Bij omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeernormen in de GVVP (vastgesteld 2015) of sprake is van voldoende parkeergelegenheid met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
-
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
-
de eis dat parkeren en/of laden en lossen op eigen terrein dient plaats te vinden; en
-
de parkeernormen zoals opgenomen in de GVVP (vastgesteld 2015),
mits wordt voldaan aan de in de GVVP opgenomen regels en voorwaarden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
‘Regels van het
Bestemmingsplan bedrijventerrein Lauwerskwartier 2e fase’.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 6 september 2018