Plan: | Surhuisterveen - Groningerstraat 6 |
---|---|
Status: | voorontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0059.BPSvGronstr6-VO01 |
Aan de Groningerstraat 6 te Surhuisterveen bevindt zich momenteel een woonhuis. Achter dit woonhuis is een parkeerterrein gevestigd ten behoeve van detailhandelvestigingen ten noorden hiervan. De initiatiefnemer heeft het voornemen om een extra uitrijmogelijkheid voor gemotoriseerd vervoer (exclusief vrachtverkeer) met extra parkeerplaatsen aan de zijde van de Groningerstraat te realiseren. Ten behoeve daarvan wordt de bestaande woning gesloopt en wordt de bestaande uitrit verbreed.
Dit voornemen past niet binnen de planologische regeling uit de beheersverordening Dorpen Achtkarspelen. Ter plaatse van het perceel Groningerstraat 6 geldt dat centrumfuncties zijn toegestaan en in hoofdzaak geen verkeersfuncties. Om de gewenste ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken, is het opstellen van een bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.
Het plangebied betreft het perceel aan de Groningerstraat 6. Op dit perceel is de beheersverordening Dorpen Achtkarspelen van toepassing. De ligging van het plangebied is aangegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1 Ligging van het plangebied
Het plangebied is geregeld in de beheersverordening Dorpen Achtkarspelen, dat is vastgesteld op 16 juni 2016. Het perceel is bestemd voor 'Centrumdoeleinden'. Ter plaatse van deze bestemming zijn woningen toegestaan, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf en verkoop van goederen via internet. Verder zijn deze gronden bestemd voor gebouwen ten behoeve van detailhandel, dienstverlenende bedrijven en/of instellingen en maatschappelijke voorzieningen, kantoren en bedrijven onder milieucategorie 1 en 2 van de bij de regels behorende bijlage met eventueel daarbij behorende bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen. Onderschikt zijn wegen en paden, groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen toegestaan. In figuur 1.2 is een uitsnede van de geldende beheersverordening opgenomen.
Figuur 1.2 Uitsnede beheersverordening ter plaatse van het plangebied
De voorgenomen ontwikkeling past niet in de geldende beheersverordening omdat wegen en paden daarin een ondergeschikte functie hebben. De gronden krijgen in de toekomstige situatie de hoofdfunctie Verkeer-Verblijf.
In hoofdstuk 2 wordt het initiatief nader beschreven. Daarbij komt de huidige situatie aan bod en wordt vervolgens ingegaan op de toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 schetst het relevante beleidskader voor het plan. Daarbij wordt ingegaan op het relevante rijks-, provinciaal, en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 worden de omgevingsaspecten behandeld, waaraan de beoogde ontwikkeling wordt getoetst. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische aspecten van het plan. In hoofdstuk 6 worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan toegelicht.
In de huidige situatie is het perceel ingericht als woonperceel. Er staat een woning bestaand uit één bouwlaag met kap. Naast het perceel bevindt zich een doorgang die uitkomt op het parkeerterrein. Deze doorgang is momenteel alleen geschikt voor ongemotoriseerd verkeer. Aan het parkeerterrein grenzen onder andere een Jumbo, een Mitra en een Expert. Het woonperceel is gelegen aan de Groningerstraat die wordt ontsloten op de N358. In figuur 2.1 is een luchtfoto weergeven van het plangebied.
Figuur 2.1 Plangebied met luchtfoto van de huidige situatie
De Groningerstraat betreft een aanloopstraat naar het kernwinkelgebied van Surhuisterveen. Aan deze straat zijn tevens meerdere centrumfuncties gevestigd, waaronder detailhandel en een snackbar.
Beschrijving initiatief
Het voornemen is om een extra uitrit ten behoeve van het naastgelegen parkeerterrein te realiseren. Ten behoeve daarvan wordt de woning aan de Groningerstraat 6 gesloopt. De bestaande uitrit voor ongemotoriseerd verkeer wordt verbreed tot een volwaardige uitrit voor gemotoriseerd verkeer. Het betreft een eenrichtingsweg, die alleen uitrijdend verkeer toelaat. Het parkeerterrein kan via deze nieuwe uitrit niet betreden worden. Daarvoor blijft de bestaande toerit gehandhaafd. Tevens is deze uitrit niet bestemd voor vrachtverkeer. Dat blijft nog steeds gebruik maken van de huidige in- en uitrit van het parkeerterrein. Daarnaast worden er extra plaatsen aangelegd ter plaatse van de voormalige woning. Het voorgenomen initiatief heeft als doel het verbeteren van de doorstroming van het huidige parkeerterrein en de realisatie van extra parkeerplaatsen. In figuur 2.2 is een schets van de voorgenomen situatie opgenomen.
Figuur 2.2 Schets voorgenomen situatie
Aan de zuidzijde van de inrit wordt een groenwand gerealiseerd. Deze want geldt ter afscherming van de uitrit voor de naastgelegen woning. Op deze manier wordt het geluid van verkeer dat gebruik maakt van de uitrit gedempt en tevens zorgt dit voor minder inkijk op dit perceel.
Door het realiseren van de uitrit wordt de Groningerstraat meer bij het centrumgebied betrokken. Het verkeer zal, door gebruik te maken van de uitrit, nu ook meer de Groningerstraat aandoen, wat leidt tot meer publiek voor de centrumfuncties die in deze straat aanwezig zijn. Zo ontstaat een samenhangend geheel.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.
Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.
Opgaven
Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:
Uitvoering
De NOVI gaat vergezeld van een uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. In de Uitvoeringsagenda zijn onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen te vinden. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.
De voorgenomen ontwikkeling in het plangebied is relatief klein in omvang. Het bestaande woonhuis wordt gesloopt en er wordt een extra uitrijmogelijkheid gecreëerd ten behoeve van het aangrenzende parkeerterrein. Deze ontwikkeling raakt geen opgaven die zijn opgenomen in de NOVI.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Dit plan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' als procesvereiste opgenomen. In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.
Dit bestemmingsplan realiseert een extra uitrijmogelijkheid van een bestaand parkeerterrein. Er is hier geen sprake van een stedelijke ontwikkeling, toetsing hieraan is verder niet noodzakelijk.
Omgevingsvisie Provincie Fryslân 'De romte diele'
De hoofdambitie van de provincie voor de Friese leefomgeving is brede welvaart in een vitaal, veerkrachtig, karakteristiek en gezond Fryslân. In de Omgevingsvisie werkt de provincie de provinciale ambities, opgaven, doelen en werkwijze voor de komende jaren uit. De werkwijze is gestoeld op negen principes:
Inhoudelijke principes
Samenwerkingsprincipes
Dit is vertaald naar vier urgente opgaven die de provincie wil aanpakken:
Toetsing
Het voorgenomen initiatief vindt plaats binnen bestaand bebouwd gebied en maak de realisatie van een extra uitrijmogelijkheid en extra parkeerplaatsen mogelijk. Dit sluit aan bij de doelstelling om Fryslân bereikbaar te houden. Dit komt ten goede aan de centrumvoorzieningen rondom het parkeerterrein en draagt zo bij aan de leefbaarheid van het centrum.
Gezien bovenstaande toetsing wordt aangesloten bij het beleid als uiteengezet in de Omgevingsvisie Provincie Fryslân en is het voornemen in overeenstemming met het provinciaal beleid.
Verordening romte Fryslân 2014
In de Verordening Romte Fryslân 2014 is het provinciale beleid vertaald naar regels. Stedelijke ontwikkelingen dienen conform de verordening zoveel mogelijk binnen bestaand bebouwd gebied plaats te vinden. Hier is in het plangebied sprake van. De verordening wordt naar verwachting eind 2021 vervangen door de nieuwe omgevingsverordening.
Samen leven in Achtkarspelen (2013)
Op 24 januari 2013 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie 'Samen leven in Achtkarspelen' vastgesteld. Deze visie blikt vooruit op de ontwikkelingen in de dorpskernen voor de komende 15 jaar. De leefbaarheid en het samen leven in de dorpen staan centraal in de Structuurvisie. Dit centrale thema is uitgewerkt in verschillende onderwerpen zoals wonen, werken en voorzieningen.
Het voorzieningenniveau binnen de dorpen is van groot belang voor de leefbaarheid. Creativiteit van zowel de gemeente als de ondernemers en bewoners zal nodig zijn om een breed aanbod van voorzieningen zo goed mogelijk bereikbaar te houden. Een van de doelstellingen is dan ook het behoud van een breed aanbod aan voorzieningen, dat zo goed mogelijk bereikbaar is voor de verschillende bevolkingsgroepen. Om deze reden is het gemeentelijke beleid gericht op bovenevenredige groei van de regionale centra en investeert de gemeente in opwaardering en herstructurering van deze centra. De ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt met dit bestemmingsplan past binnen deze visie.
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de in en rond het plangebied voorkomende relevante milieu- en omgevingsaspecten.
Beleid en Normstelling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Toetsing
Het creëren van een extra uitrijmogelijkheid, in de vorm zoals onderhavig plan beschrijft, wordt niet genoemd in onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Het is daarom geen plan-m.e.r.-plichtige, project-m.e.r.-plichtige of m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit. Dit bestemmingsplan maakt de realisatie van een uitweg mogelijk. Gezien de relatieve kleinschaligheid van dit plan is het ook niet noodzakelijk om een vormvrije m.e.r.-notitie op te stellen.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals bijvoorbeeld woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en (nieuwe) milieugevoelige functies in voldoende mate mee te nemen, wordt in deze toelichting gebruikgemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor de richtafstanden wordt onderscheidt gemaakt tussen rustige woongebieden/rustige buitengebieden en gemengde gebieden
Toetsing
Het plangebied ligt in gemengd gebied. Om het plangebied liggen voornamelijk centrumfuncties. Aangrenzend aan het plangebied ligt een doorgaande weg. Binnen het plangebied wordt geen bedrijf gerealiseerd hierdoor is er geen sprake van externe werking op het gebied van milieuzonering. Daarbij wordt er binnen het plangebied ook geen bedrijfshindergevoelig object gerealiseerd.
Wel wordt een uitrit van een parkeerterrein aangelegd. Het parkeerterrein is openbaar en wordt voornamelijk gebruikt ten behoeve van de nabijgelegen centrumfuncties. Om te onderzoeken of het gebruik van de uitrit leidt tot overlast op nabijgelegen woningen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd, dat is opgenomen in bijlage 1. Uit de berekeningen blijkt dat het geluid vanwege de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling voldoet aan de richt- en grenswaarden voor een 'gemengd gebied'. Randvoorwaardelijk is wel dat de nieuwe parkeervakken in de avondperiode niet worden gebruikt. Gezien de uitgevoerde tellingen is dat een realistisch uitgangspunt. Daarnaast dient er ten westen van de uitrit een groenwand te worden gerealiseerd, met een afschermende werking van het geluid richting de woningen hierachter.
Samenvattend kan geconcludeerd worden dat het aspect geluid geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Dit bestemmingsplan is opgesteld ten behoeve van het realiseren van een extra uitrijmogelijkheid van een bestaand parkeerterrein. Het parkeerterrein zelf wordt ook vergroot met een klein aantal parkeerplaatsen. Daarbij wordt een extra uitrit mogelijk gemaakt waarmee de afwikkeling van het verkeer, afkomstig van het parkeerterrein verbeterd wordt. Deze ontwikkeling zorgt voor een dusdanig klein aantal extra verkeersbewegingen dat dit op gaat in het huidige verkeersbeeld en niet voor belemmeringen zorgt. Met de realisatie van het voorgenomen initiatief worden meer parkeerplaatsen gerealiseerd ten behoeve van de nabijgelegen centrumfuncties. Hiermee wordt de bestaande parkeerbehoefte deels opgevangen. Er is sprake van een positieve ontwikkeling. Wel krijgt de afwikkeling een andere route dan in de bestaande situatie. Het verkeer wordt nu afgewikkeld via de Groningerstraat die in westelijke richting aansluit op De Kolk, via deze route kan het verkeer zonder belemmeringen wordt afgewikkeld. Daarmee is er geen noodzaak tot het uitvoeren van een onderzoek.
Toetsingskader
Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. In de Wgh wordt onderscheid gemaakt tussen geluidgevoelige functies enerzijds en niet-geluidsgevoelige functies anderzijds. Indien een geluidsgevoelige functie mogelijk wordt gemaakt en binnen de zone van een weg, spoorweg of een industriegebied ligt, moet onderzocht worden of voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde.
Toetsing
In dit geval worden er geen geluidgevoelige objecten gerealiseerd binnen het plangebied. Daarmee hoeft dan ook geen toetsing aan de Wet geluidhinder plaats te vinden. Er is geen belemmering voor wat betreft het aspect 'geluid'.
Toetsingskader
Van groot belang in de ruimtelijke ordeningspraktijk is de vroegtijdige afstemming met het betreffende waterschap. Het projectgebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Doorgaans wordt hiervoor de wettelijk verplichte 'watertoets' doorlopen, als procesinstrument waarmee wordt gewaarborgd dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen.
Toetsing
Het voornemen is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het Wetterskip Fryslân (kenmerk: 20210608-2-26746). Hieruit is naar voren gekomen dat het voornemen een beperkte invloed heeft op de wateraspecten die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke plannen. Het resultaat van de watertoets is opgenomen in Bijlage 2. In deze paragraaf wordt ingegaan op de verschillende aspecten die uit de watertoets naar voren zijn gekomen.
Toename verharding
Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden indien de grenswaarde hiervoor overschreden wordt. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is.
Binnen het plangebied wordt per saldo circa 120 m2 aan verharding toegevoegd. Hiermee blijft de verhardingstoename onder de grenswaarde van 200 m2 en is watercompensatie niet noodzakelijk.
Ruimtelijke adaptatie
Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Het is belangrijk kansen te benutten om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming.
Bij de inrichting van het plangebied kan hier op geanticipeerd worden door bijvoorbeeld groen toe te voegen aan de zijden van de uitrit. In de inrichtingstekening is dit ook opgenomen.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Toetsingskader
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Uitgangspunt ten aanzien van de bodemkwaliteit is dat deze bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zodanig goed moet zijn dat er geen risico's voor de volksgezondheid bestaan bij het gebruik van het plangebied.
Toetsing
Ter plaatse van het plangebied is de grond in de huidige situatie geschikt bevonden voor centrumdoeleinden. De transformatie naar de bestemming 'Verkeer- Verblijfsgebied' betekent dat de grond geen bodemgevoelige functie krijgt in de toekomstige situatie. De grond is bij voorbaat geschikt voor deze bestemming. Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2022 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.
Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd - bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.).
Toetsing
Conform de advieskaart IJzertijd - middeleeuwen valt het plangebied het adviesgebied: karterend onderzoek 3. Hier geldt dat bij ingrepen van meer dan 5.000 m² door de provincie wordt aanbevolen een karterend (boor)onderzoek uit te voeren. Conform de advieskaart Steentijd - Bronstijd valt het plangebied in advies 2. Van deze gebieden wordt vermoed, op basis van eerder onderzoek dat eventuele aanwezige archeologische resten uit de steentijd al ernstig verstoord zijn. Bij zeer omvangrijk ingrepen van meer dan 2,5 hectare is daarom een karterend proefsleuvenonderzoek nodig.
In dit geval overstijgt de voorgenomen ontwikkeling de grenswaarden niet. De oppervlakte van het plangebied is minder dan 5.000 m2. Daarnaast zijn de gronden ter plaatse van de woning aan de Groningerstraat 6 al verstoord door de aanleg van de woning. Daarom is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Toetsingskader
De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.
Toetsing
Op de Cultuurhistorische Kaart Fryslân zijn geen cultuurhistorische waarden aangeduid ter plaatse van het plangebied. Daarmee is geen onderzoek noodzakelijk.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur). De bescherming van Natura 2000-gebieden en soorten is geregeld in de Wet natuurbescherming.
Toetsing
Gebiedsbescherming
Natura 2000- gebieden
De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Wet Natuurbescherming. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het rijksbeleid voor de Natuur Netwerk Nederland (NNN) (voorheen Ecologisch Hoofdstructuur).
Het plangebied maakt geen deel uit van Natura-2000 gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is de Bakkeveense Duinen op ongeveer 14 kilometer afstand. Daarbij ligt het plangebied in binnenstedelijk gebied. Gezien de afstand, aard en de schaal van de ontwikkeling kan gesteld worden dat er geen directe effecten op Natura- 2000 gebieden zal plaatsvinden.
Stikstofdepositie
In Nederland staan veel Natura 2000-gebieden onder druk door een overbelasting van stikstofdepositie. Dit geldt ook voor het Natura- 2000 gebied de Bakkeveense Duinen. Gezien het relatief kleinschalige karakter van de voorgenomen ontwikkeling is het niet te verwachten dat de ontwikkelingen in het plangebied negatieve effecten hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Een plan mag geen activiteiten en ontwikkelingen mogelijk maken, die leiden tot significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van de NNN. Het plangebied maakt geen deel uit van het NNN. Omdat geen ingrepen in de NNN worden voorgesteld en van toename van depositie van stikstof geen sprake is, is van aantasting geen sprake en zijn er vanuit de NNN geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.
Soortenbescherming
De soortenbescherming vindt primair plaats via de nieuwe Wet natuurbescherming. Op grond van deze wet mogen geen beschermde planten en dieren (en hun verblijfplaatsen), die in de wet zijn aangewezen, worden verstoord. Voor soorten die vermeld staan op Bijlage IV, zoals vleermuizen, van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst soorten is een zware bescherming opgenomen. De verblijfplaatsen van beschermde soorten mogen niet negatief worden beïnvloed door bijvoorbeeld bouwactiviteiten.
In dit geval worden de bestaande woning en bijgebouwen in het plangebied gesloopt. Voor deze gebouwen geldt dat ze qua constructie zo zijn gebouwd dat er vrijwel geen mogelijkheden worden geboden voor beschermde soorten om zich er te vestigen. Daarnaast wordt het plangebied intensief gebruikt voor bewoning en bevindt zich aangrenzend een drukbezocht parkeerterrein. Gezien deze activiteiten en drukte in en rondom het plangebied is het eveneens zeer onwaarschijnlijk dat zich beschermde soorten ophouden in het plangebied. Vanwege deze zeer kleine kans is het niet noodzakelijk een quickscan flora en fauna uit te voeren.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Toetsing
Uit de professionele risicokaart blijkt in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen of bijzondere vervoersroutes van gevaarlijke stoffen liggen. Ook ligt het plangebied niet binnen het invloedsgebied van buisleidingen. Er is geen sprake van externe veiligheidsrisico's. Uit oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | ||
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Toetsing
In Fryslân zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten blijkt dat in Surhuisterveen en omgeving sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit.
Met de beoogde ontwikkeling betreft het realiseren van een extra uitrijmogelijkheid. Gezien de zeer kleine omvang is op voorhand te bepalen aan de hand van het besluit niet in betekenende mate, dat dit plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Er is geen nader onderzoek noodzakelijk.
Toetsingskader
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.
Toetsing
In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied. Voor het bestemmingsplan gelden ten aanzien van kabels, leidingen en zoneringen geen belemmeringen.
In dit hoofdstuk wordt een motivatie gegeven van de gehanteerde bestemmingen en de daarbij behorende uitgangspunten van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Bro en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare manier zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding is de bestemming vastgelegd, in de regels de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
Het plangebied is voorzien van de enkelbestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Hierbij is aangesloten bij de gemeentelijke standaard. Er is voor deze bestemming gekozen omdat het voorgenomen initiatief de realisatie van een uitrijmogelijkheid wil bewerkstelligen. Deze bestemming maakt dit mogelijk. Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een bestemmingsplan en de grondexploitatie. Bij de uitvoerbaarheid wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken. Hieronder volgt een nadere toelichting.
Participatie
Op 11 mei 2021 is er een bewonersbijeenkomst georganiseerd waarbij de plannen zijn voorgelegd aan omwonenden en belanghebbenden. Zij zijn op deze wijze voorafgaand aan de ruimtelijke procedure meegenomen in de planvorming en tijdig op de hoogte van het voornemen gebracht.
Overleg
Het voorontwerpbestemmingsplan wordt in het kader van het vooroverleg voor een periode van vier weken ter inzage gelegd.
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan volgt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure die is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het ontwerpplan wordt gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Eenieder wordt daarbij in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling zienswijzen op het plan naar voren te brengen.
Vaststellingsfase
Het bestemmingsplan wordt vervolgens, al dan niet gewijzigd, vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.
Economische uitvoerbaarheid
De ontwikkeling is een particulier initiatief. De kosten voor het realiseren van de ontwikkelingen op het recreatiepark worden gedragen door de initiatiefnemer.
Grondexploitatie
Het doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal, waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. In dit bestemmingsplan is geen sprake van een bouwplan waardoor het niet noodzakelijk is om een grondexploitatieplan op te stellen.