direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Westkern 6 Kootstertille
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0059.BPKtWestkern62018-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het bedrijventerrein Westkern ligt ten zuidwesten van de kern Kootstertille, aan de overzijde van de provinciale weg N369. Op het bedrijventerrein is relatief zware industrie mogelijk. In het geldende bestemmingsplan is een differentiatie toegepast in de maximale milieucategorieën van bedrijven die toelaatbaar zijn ten opzichte van woningen in het dorp. UES B.V. heeft de locatie Westkern 6 van de gemeente gekocht om hier een biovergister te realiseren. In 2009 tot en met 2011 zijn verschillende vergunningen verleend voor het realiseren van deze biovergister en bijbehorende (opslag)voorzieningen. Het doel van de vergister is het produceren van groen gas als alternatief voor het fossiele aardgas.

Vanuit het dorp Kootstertille en de omgeving zijn er veel bezwaren tegen de vergistingsinstallatie op deze locatie, met name gezien de afstand tot het dorp. De locatie ligt op ongeveer 150 meter vanaf de eerste bebouwing aan de overzijde van de N369 en op ruim 200 meter vanaf het lint aan de Tillebuorren. Gemeente en UES B.V. hebben naar aanleiding van de bezwaren een half jaar de tijd genomen om te onderzoeken of er een alternatieve locatie te vinden is voor een biovergister. Er zijn verschillende locaties onderzocht. Met een verplaatsing zijn financiële middelen gemoeid. Op 19 april 2018 heeft de gemeenteraad besloten deze middelen niet beschikbaar te stellen.

De biovergister past binnen het geldende bestemmingsplan en de benodigde vergunningen zijn verleend. In het kader van de vergunningverlening zijn de effecten van de installatie op de omgeving afgewogen en is geconcludeerd dat het verlenen van de vergunning niet tot een onaanvaardbare omgevingssituatie leidt. Binnenkort zal gestart worden met de bouw van de vergistingsinstallatie.

Naar aanleiding van de bezwaren en om te voorkomen dat er eventueel een uitbreiding van de biovergister zal plaatsvinden heeft de gemeenteraad, tijdens de raadsvergadering van 19 oktober 2017, een motie aangenomen. Hierin wordt het college verzocht het bestemmingsplan aan te passen, zodanig dat de contouren van de verstrekte vergunning exact worden gevolgd en om richting de ondernemer aan te geven dat de gemeente exact toezicht houdt op deze contouren. Ter voorbereiding op dit nieuwe bestemmingsplan heeft gemeenteraad op 25 januari 2018 een voorbereidingsbesluit genomen.

Het voorliggende bestemmingsplan heeft als doel het vastleggen van de contouren van de verstrekte vergunning en het uitsluiten van uitbreiding of op een andere wijze realiseren van vergistingsinstallaties op de locatie Westkern 6 te Kootstertille.

1.2 Begrenzing plangebied

Het plangebied omvat het perceel Westkern 6 te Kootstertille. Dit perceel ligt aan de noordelijke rand van het bedrijventerrein. De begrenzing is afgestemd op de kadastrale perceelsgrens (en tevens het besluitgebied van het voorbereidingsbesluit). De ligging en begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.BPKtWestkern62018-ON01_0001.png"

Figuur 1.1 De ligging van het plangebied

1.3 Geldende regeling

Het plangebied valt in het bestemmingsplan Kootstertille, dat is vastgesteld op 16 mei 2013. Het heeft hierin de bestemming 'Bedrijventerrein' met de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2'. Verder zijn er bouwvlakken van toepassing, waarbinnen gebouwen gerealiseerd moeten worden. Er geldt een maximum bebouwingspercentage van 60% per bouwperceel en een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

Het bestemmingsplan maakt het mogelijk voor bedrijven tot en met milieucategorie 3.2, zoals opgenomen in de staat van bedrijven die als bijlage bij het plan is gevoegd, om zich te vestigen. De productie en distributie van stroom en gas, waaronder covergisting van mest, slib, GFT, restromen van de voedingsindustrie en overige biomassa, vallen hieronder.

Zoals reeds genoemd in paragraaf 1.1 heeft de gemeenteraad een voorbereidingsbesluit genomen om verdere uitbreiding van de biovergister, ten opzichte van de reeds verleende vergunning, uit te sluiten binnen het plangebied. Dit bestemmingsplan is opgesteld om hier toepassing aan te geven.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding beschrijft hoofdstuk 2 de huidige situatie van het plangebied en de gewenste ontwikkelingen. In hoofdstuk 3 worden de ontwikkelingen getoetst aan het relevante beleid. Hier wordt ingegaan op het rijks-, provinciaal en het gemeentelijk beleid. Vervolgens gaat hoofdstuk 4 in op de verschillende van toepassing zijnde milieu- en omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting op het juridisch systeem en op de bestemmingen gegeven. Hoofdstuk 6 geeft inzicht in zowel de maatschappelijke als de economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 De situatie

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op een kavel aan de noordzijde van de straat Westkern, gelegen op het bedrijventerrein Westkern bij Kootstertille. Dit bedrijventerrein is sinds de jaren '60 ontwikkeld langs het Prinses Margrietkanaal. Het terrein is ontsloten op de N369, ter hoogte van de aansluiting van de Jisteboerewei. Het dorp Kootstertille ligt ten opzichte van het bedrijventerrein aan de overzijde van de N369. Aan die overzijde ligt het bedrijf Biddle . De dichtstbijzijnde woningen liggen in het lint dat achter dit bedrijf ligt, aan de Tillebuorren en de Alde Hamsterwei. Voor het bepalen van de planologische mogelijkheden voor bedrijven op het bedrijventerrein is rekening gehouden met de aanwezigheid van deze woningen. Aan de kant van het dorp zijn bedrijven uit milieucategorie 3.2 toegestaan. Verder van het dorp is zwaardere bedrijvigheid uit milieucategorie 4.2 toegelaten.

Wereldwijd worden duurzaamheidsdoelen vastgesteld. Men is het er over eens dat fossiele energiebronnen opraken, dat CO2 uitstoot verminderd moet worden en dat de oplossing moet worden gevonden in duurzame energiebronnen. Achtkarspelen heeft de wens om stappen te maken op het gebied van duurzame energie. In de regio Noordoost Fryslân is het de doelstelling om 40% van de energie duurzaam op te wekken in 2025. In dit kader en de mogelijkheden die het voorheen geldende bestemmingsplan bood (en het nu geldende bestemmingsplan biedt) is een vergistingsinstallatie met bijbehorende voorzieningen vergund.

De actuele milieuvergunning biedt mogelijkheden voor een vergistingsinstallatie voor het opwekken van 12,5 miljoen m3 biogas . De vergunde inrichting van het terrein is weergegeven in figuur 2.1. In de ronde silo's vindt de daadwerkelijke vergisting plaats en wordt het groen gas opgeslagen. De grootste ronde silo's worden gebruikt voor naopslag van digistaat. De andere gebouwen en bouwwerken worden gebruikt voor de opslag van mest en andere biomassa, digestaat (vergist materiaal), hulpstoffen voor het opwerken van biogas tot aardgaskwaliteit, het afvoeren van gas en omzetten van het gas in elektriciteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.BPKtWestkern62018-ON01_0002.png" Figuur 2.1 Vergunde inrichting vergistingsinstallatie

Ondanks het feit dat de milieueffecten van de vergistingsinstallatie in het kader van de vergunningverlening goed zijn onderzocht en afgewogen en de effecten voor mensen binnen alle normen blijven, zijn er vanuit het dorp veel bezwaren geuit. Deze richten zich met name op de gevaren, de luchtvervuiling en de toename van verkeer. Naar aanleiding hiervan zijn alternatieven onderzocht, bijvoorbeeld vestiging van de installatie op een locatie op hetzelfde bedrijventerrein, maar verder van het dorp. Gezien de extra kosten die dit met zich mee zou brengen is dit uiteindelijk niet in redelijkheid haalbaar gebleken. De vergistingsinstallatie wordt op basis van de verleende vergunning op korte termijn gerealiseerd. Wel wil de gemeenteraad tegemoet komen aan de bezwaren, door de te waarborgen dat de vergistingsinstallatie ten opzichte van de huidige vergunning niet verder kan uitbreiden.

2.2 Uitgangspunten

Het doel van dit bestemmingsplan is het voorkomen van een eventuele verdere uitbreiding van de vergunde biovergistingsinstallatie. De regels uit het geldende bestemmingsplan (voor de bestemming 'Bedrijventerrein') zijn hierbij als uitgangspunt gehanteerd, maar dan exclusief de mogelijkheid voor het realiseren of qua gebruik uitbreiden van biovergistingsinstallaties. De huidige omgevingsvergunning milieu is als uitzondering opgenomen, zodat de bedrijfsvoering van de installatie richting de toekomst niet wordt belemmerd.

Voor dit bestemmingsplan zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • De locatie Westkern 6 krijgt de bestemming Bedrijventerrein met de gebruiksmogelijkheden overeenkomend met de huidige bestemming (bedrijven tot en met categorie 3.2), exclusief de mogelijkheid voor het realiseren bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 Mwe:
    • 1. covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie;
    • 2. vergisting, verbranding, en vergassing van overige biomasssa;
  • De reeds op het moment van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan onherroepelijke vergunning voor een biovergistingsinstallatie is van de voorgaande bepaling uitgezonderd. De vergunde biovergistigingsinstallatie mag niet worden verplaatst, vergroot en/of worden uitgebreid;
  • Bouwwerken ten behoeve van de biovergister, zoals een overkapping over een opslagvoorziening, zijn wel mogelijk, omdat dit een verbetering voor de omgeving kan opleveren;
  • De maximale bouwhoogte voor gebouwen bedraagt, net zoals in het geldende bestemmingsplan, 10 meter. Voor de vergunde hogere bouwhoogte, zoals bijvoorbeeld het gebouw met de pompinstallatie en een aantal tanks, is een specifieke aanduiding opgenomen met een hogere maximale bouwhoogte;
  • Het maximale bebouwingspercentage van 60% is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan.
  • De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan (erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 meter, overige bouwwerken geen gebouwen zijn buiten het bouwvlak maximaal 5,5 meter en binnen het bouwvlak maximaal 15 meter);
  • De geluidszones, uit het geldende bestemmingsplan Kootstertille, zijn overgenomen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan maakt ten opzichte van het geldende bestemmingsplan Kootstertille geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het plan is uitsluitend bedoeld voor het wegnemen van de uitbreidingsmogelijkheden van een vergistingsinstallatie binnen het plangebied. De mogelijkheden die het bestemmingsplan wel blijft bieden, zijn reeds afgewogen in het kader van het geldende bestemmingsplan. Voor de beleidsoverweging hiervan wordt verwezen naar dat bestemmingsplan.

Dit hoofdstuk gaat kort in op de beleidsregels die waaraan nieuwe bestemmingsplannen zich moeten conformeren.

3.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden en aangevuld op 1 oktober 2012. Het Barro stelt niet alleen regels over de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen.

Het plangebied raakt geen van de rijksbelangen. Er zijn dan ook geen rijksbelangen in het geding.

3.3 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân en Verordening Romte Fryslân

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân 2007 'Om de kwaliteit van de romte', vastgesteld op 13 december 2006. Het Streekplan zet in op de versterking van stedelijke gebieden, onder andere door het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en een duurzaam ruimtegebruik.

Op 18 juni 2014 is de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld (laatste wijziging: 21-02-2018). In de verordening zijn regels opgenomen die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen.

Voor dit plan zijn alleen de bepalingen uit hoofdstuk 4 relevant. Dit hoofdstuk gaat in op het bieden van, (nieuwe) mogelijkheden voor bedrijven per type kern. Kootstertille is een overige kern, waar in principe alleen (nieuwe) kleinschalige bedrijven uit milieucategorie 1 en 2 zijn toegestaan. Hiervan kan worden afgeweken voor een incidenteel bedrijf, mits in de plantoelichting is onderbouwd dat aard en schaal van de functie aansluiten bij aard en schaal van de betreffende kern.

Op het bedrijventerrein Westkern bij Kootstertille werden en worden al grotere en zwaardere bedrijven (tot milieucategorie 4.2) toegestaan. Bij het toestaan hiervan is rekening gehouden met de belangen van bewoners van het dorp, door de milieuzonering af te stemmen op de woningen in het dorp. Het behoud van de mogelijkheden van bedrijven tot en met milieucategorie 3.2 is daarom passend bij de aard en schaal van de kern. Daarmee is dit bestemmingsplan in overeenstemming met de Verordening Romte.

3.4 Gemeentelijk beleid

Er zijn ten opzichte van het beleid zoals verwoord in het bestemmingsplan Kootstertille geen nieuwe beleidsregels bepaald die relevant zijn voor dit bestemmingsplan.

Wel heeft de gemeenteraad op 13 oktober 2014 de Duurzaamheidsnota 2014 - 2018 vastgesteld (Achtkarspelen Duorsum en Belutsen). Hierin stelt de gemeente in 2018 in de top 10 van meest duurzame gemeentes van Fryslân te willen staan. De gemeente stelt hierin nieuwe initiatieven op het gebied van slim hergebruik van grondstoffen en het opwekken van hernieuwbare energie binnen de gemeente te stimuleren. Vergisting van biomassa wordt hierbij als voorbeeld genoemd.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Algemeen

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan de wet- en regelgeving voor de verschillende milieu- en omgevingsaspecten. Het gaat hierbij om het aantonen dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening, waarbij een aanvaardbaar woon- en leefklimaat wordt gegarandeerd, bedrijvigheid niet onevenredig wordt gehinderd en de waarden van de omgeving worden gerespecteerd. Er wordt getoetst aan de milieuaspecten (luchtkwaliteit , geluid, bodem, externe veiligheid) en de omgevingsaspecten bedrijvigheid water, archeologie, cultuurhistorie, ecologie en kabels en leidingen.

Voor het bestemmingsplan geldt dat er geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Het plan is juist bedoeld om de uitbreidingsmogelijkheden voor een vergistingsinstallatie weg te nemen. In het bestemmingsplan Kootstertille is reeds een ruimtelijke afweging gemaakt voor de vestigingsmogelijkheden van bedrijven op het bedrijventerrein Westkern. Bovendien is bij de vergunningverlening van de vergistingsinstallatie een milieutechnische afweging gemaakt in de vorm van een m.e.r. beoordeling. Aan de hand daarvan is geconcludeerd dat de realisatie en in gebruik name van de vergistingsinstallatie geen belangrijke negatieve milieueffecten met zich meebrengt.

Dit hoofdstuk gaat kort in op de voor dit bestemmingsplan relevant ruimtelijk aspecten, om aan te tonen dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

4.2 Geluid

Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom spoorwegen en wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur en wettelijk gezoneerde bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als er geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen.

Voor dit plan is alleen de geluidszone vanwege industrielawaai relevant. Op bedrijventerrein Westkern zijn zogenaamde grote lawaaimakers toegestaan. Rondom het terrein is een geluidszone op grond van de Wgh van kracht. De woningen in het dorp liggen buiten deze geluidszone. De woning op het perceel Jistboerewei 3 ligt in de geluidszone, hiervoor is een hogere waarde vastgesteld.

Voor geluidsgezoneerde bedrijventerreinen geldt dat er door het bevoegd gezag een zonebeheersmodel wordt beheerd, waarin alle vergunningen van de bedrijven zijn opgenomen. Die bedrijven moeten gezamenlijk (cumulatief) voldoen aan de geluidsbelasting van maximaal 50 dB(A) aan de grens van de geluidszone. De geluidszone bepaalt zo de beschikbare 'geluidsruimte' op het terrein.

In de omgevingsvergunning (9 september 2010) voor de biovergistingsinstallatie is al rekening gehouden met de inpasbaarheid van het geluid in het zonebeheersmodel voor het bedrijventerrein Westkern. Hiermee is aangetoond dat de inrichting past in de beschikbare geluidsruimte op het terrein. Daarmee is direct aangetoond dat ter plaatse van de woningen geen sprake is van onevenredige geluidhinder. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.3 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

In Fryslân zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten blijkt dat er in de omgeving sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit.

In het kader van de vergunningverlening zijn de effecten op de luchtkwaliteit beoordeeld. Dit plan maakt ten opzichte van de vergunde situatie geen nieuwe planologische ontwikkeling mogelijk. Vanuit de luchtkwaliteit bestaan dus geen belemmeringen voor het plan.

4.4 Milieuzonering

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. De richtafstanden hebben betrekking op geur, stof, geluid en gevaar. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën. Per bedrijfsvorm is voor de hinderfactoren: geluid, gevaar, stof en geur een aan te houden afstand bepaalt. De grootste afstand vorm de richtafstand en bepaald de milieucategorie.

De richtafstanden voor de vergistingsinstallatie zijn opgenomen in de tabel in figuur 4.1. Dit is een fragment uit de bedrijvenlijst behorende bij het bestemmingsplan Kootstertille. De vergistingsinstallatie heeft een richtafstand van 100 meter tot woningen in een rustige woonomgeving. Die afstand zou gehalveerd kunnen worden voor woningen in een gemengde omgeving, zoals het lint aan de Tilllebuorren. Bepalend voor de richtafstand zijn de aspecten geur en geluid. De aspecten zijn beoordeeld en afwogen in het kader van de vergunningverlening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.BPKtWestkern62018-ON01_0003.png"

Figuur 4.1 Richtafstanden vergistingsinstallatie

De woningen in het dorp staan op meer dan 200 meter afstand vanaf de inrichting van de vergistingsinstallatie. Daarmee wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstanden en kan voor dit bestemmingsplan geconcludeerd worden dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Geurhinder

In het kader van de vergunning verlening is getoetst aan de wettelijke normen en in de vergunde situatie is aangegeven dat er maatregelen moeten worden genomen om geuremmissie te beperken. Na realisatie is het aan het bevoegd gezag om te controleren of ook daadwerkelijk wordt voldaan.

4.5 Bodem

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

In het plangebied zijn verschillende verkennende bodemonderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn uitgevoerd in het kader van de grondoverdracht. De bijbehorende rapportages zijn opgenomen in Bijlage 1 (zuidelijk deel) en Bijlage 2 (noordelijk deel). Beide onderzoeken concluderen dat de onderzoekslocatie niet geheel vrij is van verontreinigingen, maar dat de gemeten gehalten en concentraties geen aanleiding tot aanvullend onderzoek geven en geen milieuhygiënische beperkingen voor het gebruik van het terrein vormen.

4.6 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

De vergistingsinstallatie heeft geen letale effecten buiten een afstand van 50 meter en is daarom niet aangemerkt als risicovolle inrichting. De vergistingsinstallatie is opgenomen op de risicokaart. Een fragment hiervan is weergegeven in figuur 4.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.BPKtWestkern62018-ON01_0004.png"

Figuur 4.2 Fragment risicokaart

Op het terrein komen vier vergisters, behorende bij dezelfde installatie. Drie van de vier vergunde vergisters hebben een plaatsgebonden risicocontour van 51 meter. Voor de navergister is dit 64 meter. Het gaat om de zwarte cirkels die in figuur 4.2. zijn weergeven. Hieruit blijkt dat deze contouren nauwelijks tot buiten de inrichtingsgrenzen reiken. Voor de vergisters geldt een effectafstand van 90 meter en voor de navergisters 115 meter. De dichtstbijzijnde kwetsbare bestemmingen liggen op een afstand van circa 210 meter. Woningen liggen buiten de effectafstand en voor de bedrijven rondom het plangebied is de situatie reeds verantwoord bevonden.

Langs de noordzijde van de installatie, op minimaal 40 meter vanaf de vergisters liggen enkele hogedruk aardgastransportleidingen, waarvan de grootste een diameter van 60 cm heeft en een werkdruk van 80 bar. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de volgende hogedruk aardgastransportleidingen: A -596 -KR, A -604 -KR, A-612, A -629 -KR, A -603 -KR, A-601- 03, A-541-17 en A -602 -KR. Aangezien het plan niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen, heeft dit geen gevolgen voor het groepsrisico van deze buisleidingen zoals dat is berekend ten behoeve van het bestemmingsplan "Kootstertille", vastgesteld op 16 mei 2013. Dit geldt ook voor de in de nabijheid aanwezige risicovolle

inrichting van het Gascompressorstation (Westkern 8).

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.7 Verkeer

Vanuit het beginsel van goede ruimtelijke ordening moet beoordeeld worden of een plan leidt tot een aanvaardbare verkeersituatie. De vergistingsinstallatie is reeds vergund en dit bestemmingsplan is erop gericht een verdere uitbreiding hiervan te voorkomen. Daarmee heeft dit plan geen verkeersaantrekkende werking tot gevolg.

Het akoestisch onderzoek behorende bij de vergunning van 9 september 2010 gaat uit van 15 vrachtwagens per dag voor de aanvoer van te vergisten materiaal en 10 vrachtwagens voor de afvoer van digestaat. De afwikkeling hiervan vindt vrijwel direct op de provinciale weg N369 plaats, zonder dat hiervoor woningen gepasseerd worden. De ontsluitende wegen hebben ruim voldoende capaciteit voor de afwikkeling van dit verkeer. Vanuit de verkeerssituatie bestaan zodoende geen belemmeringen voor het plan.

4.8 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Gebiedsbescherming gaat om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. In de provinciale verordening worden gebieden die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN) beschermd. De bescherming van gebieden en de bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Wet natuurbescherming.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt aansluitend op een stedelijk gebied op ruime afstand van beschermde natuurgebieden. In de m.e.r.-beoordeling is ingegaan op de natuurwaarden. Op basis hiervan is door de vergunning op grond van de Wet Milieubeheer verleend. Dit bestemmingsplan heeft op zichzelf geen negatieve effecten op natuurwaarden die op grotere afstand liggen.

Soortenbescherming

Het plangebied betreft nu een kavel grasland aansluitend op een bedrijventerrein. Er is sprake van intensief agrarisch gebruik dat direct aansluit op een sterk verstoorde omgeving. Het is niet aannemelijk dat dit gebied een bijzonder waardevol habitat vormt voor beschermde soorten. In de omgeving blijft bovendien nog veel vergelijkbaar habitat beschikbaar. De lijnvormige boomsingels rondom het plangebied blijven behouden, waardoor deze hun functie voor bijvoorbeeld vliegroutes van vleermuizen niet verliezen. Op deze manier zijn conflicten met de Wet natuurbescherming in redelijkheid uitgesloten. De uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is niet in het geding.

Bij de uitvoering van de werkzaamheden in het plangebied wordt de zorgplicht in acht genomen. Dat bekent dat alles gedaan of juist gelaten moet worden om schade aan (licht beschermde) planten en dieren te voorkomen. Bovendien wordt aanbevolen om de werkzaamheden buiten het broedseizoen aan te vangen, om het verstoren van broedende vogels te voorkomen.

4.9 Water

Deze 'waterparagraaf' bevat de wettelijk verankerde watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. In de Leidraad Watertoets van het Wetterskip staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.

Watertoetsproces

Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap. Hieruit blijkt dat het plan geen invloed heeft op het watersysteem en dat er daarmee geen waterschapsbelangen zijn. Ten opzichte van de huidige planologische en vergunde situatie is er namelijk alleen sprake van een functiebeperking. Verdere afstemming met het waterschap is daarom niet noodzakelijk.

Watersysteem

De belangrijkste elementen van het watersysteem zijn weergegeven op de legger van Wetterskip Fryslân. Een fragment hiervan is weergegeven in figuur 4.3. Het bedrijventerrein Westkern ligt op de scheiding van het boezempeil en het polderpeil. De straat Westkern vormt de regionale waterkering. Het plangebied ligt op polderpeil. Langs de Westkern ligt een schouwwatergang, die een belangrijke functie heeft voor de afwatering van het gebied. Schoon hemelwater vanaf de verhardingen wordt afgekoppeld van de riolering en afgevoerd op deze schouwsloot. Voor lozingen van potentieel verontreinigd water (zoals van het bedrijfsperceel) gelden voorwaarden die zijn opgenomen in de revisievergunning van het bedrijf of in het Activiteitenbesluit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.BPKtWestkern62018-ON01_0005.png"

Figuur 4.3 Fragment legger Wetterskip Fryslân

Vervolg

Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet. Dit bestemmingsplan wordt in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan Wetterskip Fryslân. Indien hieruit nog aanbevelingen volgen, worden die in deze waterparagraaf verwerkt en gecommuniceerd met de drijver van de inrichting. De watertoets is hiermee afgerond.

4.10 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Voor Achtkarspelen wordt gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) van de provincie. Uit de kaarten blijkt dat er in het plangebied een kleine kans is op de aanwezigheid archeologische resten uit de ijzertijd tot de middeleeuwen. Onderzoek is nodig bij ingrepen van meer dan 5.000 m2. Voor de periode steentijd tot en met bronstijd is alleen bij hele grote ingrepen (meer dan 2,5 hectare) onderzoek nodig.

Dit plan maakt geen ingrepen zoals bedoeld in de FAMKE mogelijk. De mogelijkheden die het geldende bestemmingsplan biedt worden overgenomen en er vindt een functionele beperking plaats. Het Steunpunt Monumentenzorg Fryslân is gevraagd om een advies inzake de noodzaak voor archeologisch onderzoek in het plangebied. Dit advies is opgenomen in Bijlage 3. Hieruit blijkt dat de kans op het aantreffen van intacte archeologische resten klein is. De archeoloog van het Steunpunt is adviseert niet om archeologisch onderzoek uit te voeren. Wanneer bij de werkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen, moet hiervan direct melding gemaakt worden bij de bevoegde overheid (gemeente Achtkarspelen).

4.11 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Voor het aspect cultuurhistorie is de Cultuurhistorische kaart van de provincie Fryslân geraadpleegd. Binnen het plangebied zijn geen specifieke cultuurhistorische waarden aanwezen. Het is daarom niet noodzakelijk om nadere eisen ten aanzien van de bescherming van cultuurhistorische waarden te stellen.

4.12 Kabels en leidingen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. De in paragraaf 4.6 genoemde gasleidingen en de daarbij behorende belemmeringenstroken liggen buiten het plangebied. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied.

4.13 Mer-beoordeling

In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen.

Omdat dit bestemmingsplan ten opzichte van het geldende bestemmingsplan geen ontwikkeling mogelijk maakt, maar enkel een beperking opneemt voor de uitbreidingsmogelijkheden van een vergistingsinstallatie, is er geen aanleiding om een mer-beoordeling uit te voeren.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Het juridische systeem

Systematiek

Het bestemmingsplan voldoet aan de vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het voldoet ook aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding is de bestemming vastgelegd en in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Additionele voorzieningen

In het plan zijn de al dan niet in directe relatie met een bestemming staande voorzieningen, zoals ondergrondse leidingen, wegen, paden, parkeervoorzieningen, bermen, geluidwerende voorzieningen, centrale installaties ten behoeve van de energievoorziening, voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing in de vorm van watergangen, duikers, waterkeringen en dergelijke in de bestemming begrepen, zonder dat dit uitdrukkelijk is vermeld.

Criteria bij nadere eis, wijziging en afwijken bij omgevingsvergunning

In de regels zijn criteria opgenomen die als toetsingskader dienen bij de in het plan opgenomen nadere eisen, wijzigingsbevoegdheden en afwijkingen bij omgevingsvergunning. Het gaat dan met name om kwalitatieve criteria als de woonsituatie (onder andere privacy), de milieusituatie (onder andere hinder voor omwonenden en verkeersaantrekkende werking), de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid (onder andere voorkomen van onoverzichtelijke, onherkenbare en niet sociaal controleerbare ruimtelijke situaties), de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het straat en bebouwingsbeeld. Bij dit laatste criterium moet worden gedacht aan een goede verhouding tussen bouwmassa en openbare ruimte, een goede hoogte/breedte-verhouding tussen bebouwing onderling, een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is. Afhankelijk van de betreffende bepaling met betrekking tot een afwijking bij omgevingsvergunning, wijzigingsbevoegdheid of nadere eis zijn één of meer van deze criteria opgenomen.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

De wijze van bestemmen is afgestemd op de algemene systematiek van de gemeente Achtkarspelen, zoals opgenomen in de meest recente actualisatieplannen van de dorpen. Binnen het plangebied komt alleen de bestemming 'Bedrijventerrein' voor. Deze bestemming is inhoudelijk afgestemd op het geldende bestemmingsplan Kootstertille.

In de bestemming zijn in de basis bedrijven tot en met milieucategorie 3.1 zoals opgenomen in de staat van bedrijven mogelijk. Op het plangebied geldt dat de aanduiding 'bedrijven tot en met milieucategorie 3.2' aangeeft dat de ook bedrijven met milieucategorie 3.2 zijn toegestaan. Het plan laat tevens geluidzoneringsplichtige inrichtingen toe. Daarnaast zijn er mogelijkheden voor beperkte vormen van detailhandel. De hiervoor beschreven mogelijkheden zijn één op één uit het geldende bestemmingsplan overgenomen.

De bouwregels zijn via de verbeelding geregeld. In dit bestemmingsplan is, overeenkomstig de uitgangspunten van het geldende bestemmingsplan en de vergunning voor de installatie, een bouwvlak met een maximum bebouwingspercentage van 60% en een gedifferentieerde maximum bouwhoogte die, waar hoger dan 10 meter, is afgestemd op de vergunning.

In afwijking van de planregels uit het geldende bestemmingsplan is het gebruik van gronden en bouwwerken voor biovergistingsinstallaties uitgesloten, tenzij dit reeds bij de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan is toegestaan op grond van een onherroepelijke vergunning. Verplaatsen, vergroten en/of uitbreiden van de biovergistingsinstallatie is uitgesloten. Het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de vergistingsinstallatie is wel toegestaan, mits dit geen uitbreiding van het gebruik betreft. Er kunnen zo geen nieuwe vergisters worden gebouwd.

Hoofdstuk 6 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft. Dit bestemmingsplan tracht tegemoet te komen aan bezwaren vanuit de omgeving. Deze richten zich op de reeds vergunde vergistingsinstallatie. Dit bestemmingsplan neemt de mogelijkheden voor verdere uitbreiding weg. Plaatselijk Belang Kootstertille en aktiegroep BioNee worden geïnformeerd over de verschillende fases/stappen in de bestemmingsplanprocedure.

Inspraak en overleg

Over het voorontwerp van het bestemmingsplan is, overeenkomstig de gemeentelijke Inspraakverordening, gelegenheid tot inspraak geboden. Het voorontwerpbestemmingsplan is tevens voorgelegd aan de betrokken diensten en instanties als bedoeld in het Overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

De ingekomen reacties zijn samengevat en beantwoord in het verslag inspraak en overleg. Dit is opgenomen in Bijlage 4. De inspraak en overlegreacties geven geen aanleiding om het bestemmingsplan inhoudelijk aan te passen. Wel is het bestemmingsplan ambtshalve aangepast, in die zin dat bio-energieinstallaties uit de bedrijvenlijst zijn geschrapt en dat alleen bestaande of op het moment van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan vergunde biovergistingsinstallaties in artikel 3, lid 3.1 zijn opgenomen. Hiermee wordt benadrukt dat het plan geen mogelijkheden biedt voor nog niet vergunde biovergistingsinstallaties.

Ontwerpbestemmingsplan 

Dit plan wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd voor zienswijzen (artikel 3.8 Wro). De ter inzage legging en de mogelijkheid voor het indienen van zienswijzen worden bekend gemaakt in De Feanster, de Staatscourant en op de gemeentelijke website.

Vaststelling bestemmingsplan

De ingediend zienswijzen worden samen met het vast te stellen bestemmingsplan voorgelegd aan de gemeenteraad. Tegen de vaststelling van het bestemmingsplan staat beroep bij de Raad van State open.

De vaststelling van het bestemmingsplan en de mogelijkheid van beroep worden bekend gemaakt in De Feanster, de Staatscourant en op de gemeentelijke website.

6.2 Economische uitvoerbaarheid en grondexploitatie

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Het gebied waarvoor het bestemmingsplan wordt gemaakt is onderdeel van de actieve bouwgrondexploitatie Oostkern/Westkern Kootstertille. In deze bouwgrondexploitatie worden de gemeentelijke kosten gedekt door de opbrengst van de verkoop van het perceel aan UES B.V.

UES B.V. heeft aangegeven niet de intentie te hebben om de biovergister uit te breiden. In de koopovereenkomst met UES B.V. is opgenomen dat koper bekend is met de voorgenomen bestemmingswijziging waardoor eventuele uitbreiding van de vergunde biovergister planologisch gezien niet meer mogelijk is. Het planschade risico is hierdoor afgedekt.