direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nijebuorren Harkema
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0059.BPHaNijebuorren18-VO01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op de woningontwikkeling op de voormalige tennisbaan in het dorp Harkema. Stichting Woningbouw Achtkarspelen is voornemens om op deze locatie 17 woningen te realiseren.

De gewenste realisatie van deze woningen is op grond van het vigerende bestemmingsplan niet mogelijk. In dat bestemmingplan zijn de percelen bestemd als enkelbestemmingen 'Sport' en 'Maatschappelijk'. In het geldende bestemmingsplan is voor deze ontwikkeling geen wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Het is noodzakelijk dat er een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld waarmee de bouw van 17 woningen planologisch mogelijk wordt gemaakt. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Plangebied

Het plangebied is voor het grootste deel gelegen op de kadastrale percelen 3216 en 3215 aan de Nijebuorren/Nijkamp in het centrum van het dorp Harkema (binnenstedelijk) in de gemeente Achtkarspelen. In de onderstaande figuur is het plangebied op een luchtfoto geprojecteerd. De exacte begrenzing blijkt uit de verbeelding behorende bij het voorliggende bestemmingsplan.

Het plangebied is het terrein van de voormalige tennisvereniging en de voormalige gymzaal. In de huidige situatie betreft het een braakliggend stuk grond dat grofweg in het midden doorsneden is door een rij struweel, met een doorgang. Het terrein wordt omgeven door groenstroken met opgaande beplanting in de vorm van bomen, struiken en hagen. Aan de noordwestkant grenst de Nijebuorren met daarachter woningen. Aan de zuidoostkant grenzen achtertuinen van de huizen aan de Warmoltsstrjitte. Ten westen liggen woningen en ten oosten de straat Nijkamp. Bebouwing en permanent oppervlaktewater ontbreken in het plangebied. De oppervlakte van het gehele plangebied bedraagt circa 7.800 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.BPHaNijebuorren18-VO01_0001.png"

Figuur 1. De globale begrenzing van het plangebied

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Het vigerende bestemmingsplan is het bestemmingsplan 'Harkema Centrum', dat op 29 september 2011 door de gemeenteraad van Achtkarspelen is vastgesteld. In dit bestemmingsplan zijn de percelen binnen het plangebied bestemd voor 'Sport' en 'Maatschappelijk' (figuur 2). Reguliere woningbouw is op deze bestemmingen op grond van het huidige bestemmingsplan niet mogelijk.

Enkelbestemming 'Sport'

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor sportterreinen en gebouwen ten behoeve van sportieve doeleinden, met de daarbij behorende voorzieningen, zoals een kantine. Woningen en tuinen passen niet binnen de bestemmingsomschrijving en gebruiksmogelijkheden van de bestemming.

Enkelbestemming 'Maatschappelijk'

De gronden met de bestemming 'Maatschappelijk' zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen, dienstwoningen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij dienstwoningen. Woningen en tuinen kunnen op basis van de bouw- en gebruiksregels behorende bij de bestemming 'Maatschappelijk' niet mogelijk gemaakt worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.BPHaNijebuorren18-VO01_0002.png"

Figuur 2. Uitsnede van het geldende bestemmingsplan 'Harkema Centrum' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Ligging

Harkema ligt in het zuidelijke deel van de gemeente Achtkarspelen, in het voor de streek zo kenmerkende coulissenlandschap (de Friese Wouden). Het dorp ligt op slechts enkele kilometers afstand van Surhuisterveen en op een kleine 10 kilometer van Buitenpost. Harkema ligt bovendien slechts op enkele kilometers van Drachten. Ook plaatsen als Leeuwarden en Groningen zijn vanuit Harkema goed bereikbaar. Het plangebied ligt in het centrum van het dorp. In het dorp is een 30 km/uur regime ingesteld. Voor de wegen buiten de bebouwde kom geldt een maximumsnelheid van 60 km/uur. Alleen op de Betonwei geldt een maximumsnelheid van 80 km/uur.

In de zone langs de Nijebuorren zijn vooral woningen gelegen, afgewisseld met maatschappelijke functies. Het is een woongebied met veel groen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.BPHaNijebuorren18-VO01_0003.png"

Figuur 3. Ligging van het plangebied middenin het dorp Harkema

2.2 Planopzet

2.2.1 Toelichting stedenbouwkundige schets

WONINGEN
Het stedenbouwkundig ontwerp (Bijlage 1) bestaat uit de realisatie van 17 woningen rondom een hofje aan de Nijebuorren / Nijkamp te Harkema. Daarvan zijn 13 geschakelde woningen gesitueerd rondom het hofje in drie blokken. Aan de oostzijde, aan de Nijkamp, worden twee twee-onder-een-kap blokken gerealiseerd (4 woningen). De 13 hofjeswoningen zijn allen met de achterkant georiënteerd op de gezamenlijke hoftuin. De twee-onder-een-kap woningen worden van de rest van het plangebied gescheiden door (1) een hoge haag ter plaatse van de achtertuinen en een (2) halfhoge haag aan de voorzijde van de woningen.

TUINEN EN GROEN
De 13 hofjeswoningen hebben een gezamenlijke hoftuin. Het hofje wordt met een heg gescheiden van openbaar gebied. De hofjeswoningen worden zo gesitueerd dat deze allen een open zicht hebben op de gezamenlijke hoftuin.

ONTSLUITING EN PARKEREN
Voor de 13 hofjeswoningen zijn 20 parkeerplaatsen voorzien op de twee parkeerplaatsen binnen het plangebied. Het plangebied wordt ontsloten via twee voor auto's gescheiden paden. Het westelijke pad zorgt voor ontsluiting op de Nijebuorren en het oostelijke pad zorgt voor de ontsluiting op de Nijkamp. Fietsers en voetgangers kunnen door middel van een wandel-/fietsverbinding vanuit het plangebied naar zowel de Nijebuorren als de Nijkamp. Tussen de hofjeswoningen en de twee-onder-een-kap woningen is een nog een extra wandel/fietspad voorzien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.BPHaNijebuorren18-VO01_0004.jpg"

Figuur 4. Stedenbouwkundig ontwerp voor de toekomstige situatie

2.3 Volkshuisvestelijke onderbouwing

2.3.1 Het plan

Het plan omvat 17 woningen. 13 woningen worden opgeleverd in de vorm van een hofje en bestaan uit één bouwlaag . Daarnaast worden er 4 2^1 kap woningen gerealiseerd. De woningen hebben een huurprijs onder de 2e aftoppingsgrens. Alle woningen worden senior- en zorggeschikt uitgevoerd. Dit betekent dat de primaire functies zonder trappen bereikbaar zijn en dat de plattegrond van de woning dusdanig ruim is opgezet om met een rolstoel te kunnen bewegen en om zorg te kunnen verlenen.

2.3.2 Woonvisie en Woningbouwprogramma

In de woonvisie 'Wonen voor jong en oud' van de gemeente Achtkarspelen wordt ingezet op een kwaliteitsverbetering van leegstaande en braakliggende locaties, binnenstedelijk bouwen en het vergroten van de zorggeschikte voorraad. Dit plan sluit aan bij deze visie doordat er sprake is van de herontwikkeling van een ongebruikt perceel ten behoeve van nieuwe, seniorgeschikte, woningen.

Gekoppeld aan de Woonvisie is het woningbouwprogramma 2014-2020 vastgesteld. Hierin is deze ontwikkeling opgenomen met 20 woningen in het huursegment. In het woningbouwprogramma is aangegeven dat er een terughoudende houding wordt aangenomen ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen die niet in het woningbouwprogramma zijn opgenomen, in verband met de verwachte woonbehoefte. Om beter inzichtelijk te krijgen aan welke aantallen en welk type woningen behoefte is in Harkema is in het voorjaar van 2016 een woningbehoefteonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek toont aan dat de beoogde ontwikkeling aansluit bij de woningbehoefte in Harkema. Dit is hieronder verder onderbouwd.

2.3.3 Kwantitatieve behoefte

Onderzoeksbureau KAW heeft specifiek voor de ontwikkeling op deze locatie onderzoek gedaan naar de woningbehoefte in Harkema en op 20 juni 2016 de Woningmarktanalyse Harkema opgeleverd. Dit onderzoek is gebaseerd op de invulling van de tennisbaanlocatie aan de Nijebuorren en gaat daarnaast in op de totale woningbehoefte in Harkema. Hieruit blijkt dat de netto woningbehoefte in Harkema voor de periode 2015-2025 maximaal 20 woningen betreft.

Daarnaast is in 2017 de regionale woningmarktanalyse opgeleverd, die ook een beeld geeft van de behoefte in Harkema aan de hand van 2 prognoses: de prognose van de provincie Fryslân en de Primos prognose. Op basis van de provinciale prognose is er behoefte aan maximaal 45 woningen (periode 2017-2025). De Primos prognose komt op maximaal 65 woningen voor Harkema, waarbij wel de opmerking wordt gemaakt dat deze behoefte hoog is en uitkomst hiervan onwaarschijnlijk is.

In de periode 2017 tot nu zijn 22 woningen gerealiseerd. Daarnaast zijn er 11 woningen bestemd, maar nog niet gebouwd. De harde plancapaciteit bedraagt dus 33 woningen. Daarnaast is een aantal plannen in procedure, of zijn aantallen woningen toegezegd. Het gaat hierbij om een tiental woningen. Kwantitatief gezien is de behoefte aan dit plan dus beperkt, anderzijds is de kwalitatieve behoefte groot. Hierop wordt hierna ingegaan.

2.3.4 Kwalitatieve behoefte

De woningen worden gebouwd in een centrum-dorps woonmilieu. Dit woonmilieu sluit aan bij de woonwensen van senioren, die binnen dit woonmilieu op zoek zijn naar een seniorgeschikte woning. Alleenstaande senioren wonen vaak in een huurappartement. De locatie is gelegen aan de rand van het centrum van Harkema in de nabijheid van voorzieningen. Dit draagt eraan bij dat mensen die minder mobiel zijn (of worden), zoals senioren, langer zelfstandig kunnen wonen. De woningen in het plangebied worden zorggeschikt opgeleverd en zijn dusdanig ruim opgezet dat deze geschikt zijn om in te bewegen met bijvoorbeeld een rollator.

De behoefte aan zorggeschikte woningen zal de komende jaren flink toenemen. Hieraan liggen twee ontwikkelingen ten grondslag:

  • 1. door de vergrijzing zal het aantal senioren fors toenemen bovendien leven mensen steeds langer
  • 2. en door het rijksbeleid op het gebied van scheiden van wonen en zorg zullen mensen langer zelfstandig moeten blijven wonen, ook wanneer zij een zorgvraag krijgen. Hiervoor zijn zorggeschikte woningen nodig.

In de Woonvisie van Achtkarspelen wordt gesignaleerd dat er een grote opgave ligt in het vergroten van het aandeel seniorgeschikte woningen. De opgave is dusdanig van omvang dat de oplossing hiervoor moet gezocht worden in aanpassing van de bestaande voorraad én in nieuwbouw.

2.3.5 Conclusie

De te realiseren appartementen leveren een bijdrage aan het vergroten van de zorggeschikte voorraad. De woningmarktanalyse Harkema laat eenzelfde behoefte zien. Ook op basis van het inkomensprofiel van de inwoners van Achtkarspelen kan verwacht worden dat veel mensen aangewezen zijn op een sociale huurwoning. De overige woningbouwplannen in Harkema spelen in op de particuliere sector, waarmee geconcludeerd kan worden dat met dit plan ingespeeld wordt op zowel een kwantitatieve als kwalitatieve woningbehoefte.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de “Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte” (SVIR) van kracht geworden. Hierin is de visie van het Rijk op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een integraal kader voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker vooropstaat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Het Rijk schenkt vertrouwen in en biedt ruimte aan lagere overheden, burgers en bedrijven om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie en natuur. Ook waterveiligheid en milieukwaliteit (lucht, geluid, bodem, water en externe veiligheid) horen daarbij, evenals de bescherming van het Nederlandse werelderfgoed.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap worden bij de provincies en gemeenten neergelegd. Hiervoor zal de ladder voor duurzame verstedelijking (ook wel SER-ladder) worden gehanteerd. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol.

Voorliggend bestemmingsplan is niet in strijd met dit beleid.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Overheden dienen op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) nieuwe stedelijke ontwikkeling te motiveren op basis van de Ladder voor duurzame verstedelijking. Het is de rijksoverheid te doen om zuinig om te gaan met de beschikbare ruimte en om leegstand te voorkomen. De volgende vragen moeten in dat verband worden beantwoord:

  • Is er een behoefte?
  • Is (een deel van) de behoefte op te vangen binnen het bestaand stedelijk gebied.

Door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is een handreiking opgesteld ('Handreiking ladder voor duurzame verstedelijking') waarin verder is uitgewerkt hoe met de ladder omgegaan moet worden. Voor een verdere uitleg van de ladder duurzame verstedelijking wordt kortheidshalve naar die handreiking verwezen. Voor wonen geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is.

Het planvoornemen betreft de bouw van 17 woningen die zich voegen in de aanwezige bestaande stedenbouwkundige structuur van Harkema. Bij dit voornemen is dan ook sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied. Daarom is een beperkte motiveringsplicht van toepassing, waarbij moet worden aangetoond of er een behoefte is voor de ontwikkeling.

ONDERBOUWING BEHOEFTE
In paragraaf 2.3 is de behoefte voor het woningbouwplan aangetoond. Deze behoefte is gebaseerd op het behoefteonderzoek dat door KAW is uitgevoerd (Bijlage 2) en op het woningbouwprogramma van de gemeente Achtkarspelen. In het woningbouwprogramma wordt de nadruk gelegd op binnenstedelijk bouwen.

Met de beperkte ruimte voor nieuwbouw die er is, wordt een bijdrage geleverd aan de kwaliteitsverbetering van de woningvoorraad. Om deze kans optimaal te benutten, streeft de gemeente Achtkarspelen ernaar dat nieuwbouw duurzaam en levensloop- en/of zorggeschikt wordt uitgevoerd.

BINNEN BESTAAND STEDELIJK GEBIED
Het planvoornemen is in lijn met de Ladder voor duurzame verstedelijking en past bij het beginsel dat ten grondslag ligt aan de Ladder voor duurzame verstedelijking; binnenstedelijke uitbreidingen gaan voor buitenstedelijke uitbreidingen. Ook is met het voorgaande de behoefte voor woningbouw op deze locatie aangetoond.

Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat ten aanzien van dit planvoornemen geen nationale belangen in het geding zijn en het planvoornemen passend is in het ruimtelijke beleid van het Rijk.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Streekplan Fryslân (2007)

Het Streekplan Fryslân 2007 (vastgesteld op 13-12-2006) geeft de visie van Provinciale Staten op het ruimtelijk beleid van de provincie weer. Het streekplan vormt de basis van het provinciale beleid voor de periode tot 2016. Centraal in het streekplan staat het begrip ruimtelijke kwaliteit. Hiermee bedoelt de provincie dat in ruimtelijke plannen, in ontwerpen en in de uitvoering expliciet gebruiks-, belevings- en toekomstwaarde worden toegevoegd aan de omgeving. Deze drie waarden waarborgen op de langere termijn een doelmatig gebruik en herkenbaarheid van de ruimte. Het betekent ook een ruimtelijke inrichting die bijdraagt aan duurzame ontwikkeling. De provincie wil deze doelstellingen koppelen aan een krachtige sociaaleconomische ontwikkeling in een leefbare omgeving.

Het beleid voor het wonen in kernen is gericht op de eigen behoefte. De verdeling van de mogelijkheden voor het bouwen van woningen is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de gemeente.

3.2.2 Provinciale verordening Romte Fryslân

Op 25-06-2014 is de Verordening Romte Fryslân 2014 door het College van Gedeputeerde Staten van Fryslân vastgesteld. Deze verordening betreft een integrale herziening van de eerdere provinciale verordening uit 2011 en is op 01-08-2014 in werking getreden. Op 21 februari 2018 is de wijzigingsverordening 'Verordening Romte Fryslân 2014' vastgesteld. Deze wijzigingsverordening is op 28 maart 2018 in werking getreden.

In de Provinciale verordening Romte Fryslân zijn de provinciale belangen uit het Streekplan Fryslân uitgewerkt in algemene regels. In de Provinciale verordening is aangesloten bij de Ladder voor duurzame verstedelijking. Verschillende regels zijn opgenomen over onderwerpen, in zowel het landelijk als het bestaand stedelijk gebied van Friesland, waar een provinciaal belang mee gemoeid is. Afhankelijk van de ligging van een plangebied zijn de regels uit de verordening al dan niet van toepassing. Het bestaand stedelijk gebied is in het provinciale overheidsbeleid beleidsmatig aangewezen voor verdere verstedelijking.

Op het gebied van bestaand stedelijk gebied geeft de provincie veel vrijheid aan gemeenten. Dit betekent dat er in principe nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk zijn in bestaand stedelijk gebied. Het projectgebied maakt onderdeel uit van de bebouwing in de kern Harkema; het wordt omgeven door bebouwing. Op basis van voorgaande beschrijving maakt het dan ook deel uit van het bestaand stedelijk gebied. De uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt niet belemmerd door provinciale regelgeving als opgenomen in de Verordening Romte Fryslân.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.BPHaNijebuorren18-VO01_0005.png"

Figuur 5. Begrenzing van het bestaand stedelijk gebied

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Achtkarspelen

In de structuurvisie (vastgesteld op 24 januari 2013) wordt de ruimtelijk-functionele ontwikkeling voor de gemeente beschreven. Voor het plangebied zijn vooral de doelstellingen met betrekking tot wonen van belang.

De gemeente beschouwt wonen in het algemeen als potentiële economische impuls. De beleidshorizon van de structuurvisie reikt verder dan die van de regionale woningbouwafspraken. Vooral in de zones Harkema-Surhuisterveen en Kollum-Buitenpost ziet de gemeente mogelijkheden voor bestaande en nieuwe initiatieven.

Voor het dorp Harkema is de planlocatie op de kaart van de structuurvisie nog niet aangemerkt als 'wonen geprojecteerd' of 'studiegebied wonen'. Wel wordt in de structuurvisie ingezet op herstructurering van het centrumgebied en wordt gesproken over de mogelijkheid tot verplaatsen/clustering van de tennisbaan bij andere voorzieningen zodat hier ruimte kan worden gevonden voor woningen.

Het planvoornemen is niet strijdig met de Structuurvisie Achtkarspelen.

3.3.2 Woonvisie Achtkarspelen

De woonvisie brengt de ontwikkelingen en trends op het gebied van wonen in beeld en helpt de gemeente regie te voeren over de woningbouwontwikkeling en ontwikkelingen in de bestaande woningvoorraad. Het woningbouwprogramma is gekoppeld aan de woonvisie.

Het zwaartepunt van de woningbouwplannen ligt in de drie grotere dorpen: Surhuisterveen, Buitenpost en Harkema.

In de woonvisie worden een aantal opgaven in het woonbeleid geformuleerd voor de komende jaren:

  • Achtkarspelen; een aantrekkelijke gemeente om in te wonen;
  • de krimp een stap voor;
  • de bestaande voorraad klaarstomen voor de toekomst;
  • de vergrijzing te baas;
  • samen bereiken we meer.

Verwacht wordt dat de nieuwe woningontwikkeling, die met het voorliggende bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, bijdraagt aan oplossingen voor de genoemde opgaven.

3.3.3 Woningbouwprogramma 2014-2020

Het woningbouwprogramma maakt onderdeel uit van de Woonvisie Achtkarspelen 2014-2020. Hierin worden de beleidsspeerpunten vertaald naar concretere woningbouwprojecten, waarmee deze projecten verder kunnen worden uitgewerkt. Door de provincie Fryslân wordt de woonvisie en het woningbouwprogramma getoetst aan de ruimtelijke doelstellingen die voortvloeien uit het Streekplan en zijn doorvertaald in de provinciale verordening Romte Fryslân.

De nadruk ligt de komende jaren op binnenstedelijk bouwen. De gemeente weegt bij nieuwbouwplannen af of het plan een aanvulling is op de bestaande voorraad. In het woningbouwprogramma is opgenomen aan welke projecten woningbouwruimte wordt toebedeeld. De locatie die betrekking heeft op het voorliggende plan is ook onderdeel van het woningbouwprogramma.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.BPHaNijebuorren18-VO01_0006.jpg"

Figuur 6. Plancapaciteit voor nieuwe binnenstedelijke plannen (bron: Woningbouwprogramma 2014-2020)

3.3.4 Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan (GVVP) Achtkarspelen

In januari 2015 heeft de gemeenteraad van Achtkarspelen het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan (GVVP) vastgesteld. In het GVVP is de beleidslijn over verschillende aspecten van het verkeer en vervoer in de gemeente aangegeven. Het gaat om onderwerpen zoals verkeersveiligheid, fietsverkeer en het openbaar vervoer. Het GVVP is een beleidskader en geen concreet uitvoeringsplan. Bijlage 3 van het GVVP bevat de parkeernormen per functie. Deze worden gebruikt voor het bepalen van het aantal benodigde parkeerplekken in het plan.

3.3.5 Welstandsnota

In 2008 is de welstandsnota van de gemeenten Achtkarspelen, Dantumadiel, Dongeradeel en Kollumerland c.a. herzien.

In deze nota zijn gebieden met ruimtelijke samenhang onderscheiden. Naast de algemene welstandscriteria is op basis van de gemaakte indeling gebiedsspecifieke welstandsbeleid opgesteld. Gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt voor de kleine en middelgrote bouwplannen. De ontwikkeling die met het planvoornemen mogelijk wordt gemaakt, valt in deelgebied 9 seriematige bouw. Uitgangspunt hierbij is een hoofdopzet in de gevelrooilijn, lijnbebouwing in de langsrichting en een duidelijke kap.

Voor het gebied is een regulier ambitieniveau van kracht. De nadruk ligt op het respecteren van de bestaande basiskwaliteit. Incidentele veranderingen worden mogelijk geacht, mits deze respect tonen voor het reeds aanwezige bebouwingsbeeld. Voorliggend plan kan binnen die criteria worden beoordeeld en geacht wordt dat aan de welstandsvoorschriften kan worden voldaan.

3.4 Conclusie beleid

Het plan past binnen het beleid op zowel rijks-, provinciaal als gemeentelijk niveau. Ten aanzien van beleid is het plan uitvoerbaar.

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten en planologische randvoorwaarden

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de randvoorwaarden die voor ieder ruimtelijk plan gelden. Dit zijn met name milieuaspecten.

4.1 (Milieu)hinder van bedrijvigheid

Wettelijk kader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de ruimtelijk-functionele afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en hindergevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Door middel van de milieuwet- en regelgeving wordt (milieu)hinder in woongebieden zo veel mogelijk voorkomen. Bedrijven en instellingen zijn verplicht te voldoen aan de eisen van een AMvB, dan wel een milieuvergunning te hebben voor de exploitatie van het bedrijf, waarbij rekening gehouden dient te worden met de omliggende woonbebouwing. Er dient te worden aangetoond dat het plan buiten de invloedssfeer van bedrijvigheid in de nabije omgeving valt. Tevens dient te worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor de nabijgelegen functies.

Op basis van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) wordt de richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten gehanteerd. Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de minimale afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woningen om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. De grootste afstand is bepalend. De genoemde maten zijn richtinggevend, maar met een goede motivering kan en mag hiervan worden afgeweken.

Toetsing
Het plangebied ligt in het centrum van het dorp Harkema, in een omgeving met gemengde functies zoals wonen, bedrijven en maatschappelijke bestemmingen. Bij een gemengd gebied kunnen de richtafstanden met 1 afstandsstap verkleind worden. Omdat de locatie in een gemengd gebied is gelegen, worden de richtafstanden een afstandsstap verkleind.

Het adres Reitsmastrjitte 2 kent een bedrijfsbestemming, met de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - siersmederij'. In de richtafstandentabel van VNG komt de omschrijving 'Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2' het meest overeen met het betreffende bedrijf (categorie 3.1). Hiervoor is geluid de bepalende afstand en geldt een minimale afstand van 50 m. De afstand kan met één afstandsstap worden teruggebracht naar 30 m. De bestemmingsgrens van deze bedrijfsbestemming is op ongeveer 10 m van het plangebied gelegen. De kleinste afstand tussen de de bestemmingsgrens van de hinderveroorzakende bestemming en het meest nabijgelegen bouwvlak is ruim 30 m en daarmee kan worden voldaan aan de richtafstand tot de hindergevoelige functie.

Ten noorden van het plangebied, aan de Nijebuorren 3, is een uitvaartcentrum gevestigd. Een dergelijke voorziening is in de richtafstandentabel van de VNG als categorie 1 aangemerkt. De kleinste richtafstand behorende bij deze categorie is 10 m. Een afstandsstap verkleinen betekent in dit geval dat een minimale richtafstand ten aanzien van het uitvaartcentrum niet meer van toepassing is. Verder liggen circa 75 meter ten zuiden van het plangebied gronden met de bestemming 'Gemengd', waarbij bedrijven/instellingen zoals genoemd onder milieucategorie 1 en 2 toegestaan zijn. Hier geldt dat de nieuwe woningen buiten de milieuzonering van deze functies zijn gelegen.

Met het voorliggende bestemmingsplan wordt geen nieuwe bedrijvigheid in het plangebied toegestaan, waardoor hinder vanuit het plangebied op de omgeving niet aan de orde is. Geacht wordt dat hinder vanuit de omgeving op het plangebied evenmin aan de orde is en een belemmering zal vormen.

Het bestemmingsplan is voor wat betreft het aspect bedrijfshinder uitvoerbaar.

4.2 Externe veiligheid

Wettelijk kader
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de woon- en leefomgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, aardgas of LPG. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid is er op gericht te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Dit is verankerd in diverse wet- en regelgeving, zoals het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), Besluit externe veiligheid transportroutes en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit).

Toetsing
In het kader van het Interprovinciaal Overleg (IPO) is een zogenoemde risico-kaart ontwikkeld. Op de risicokaart staan verschillende risico-ontvangers en risicobronnen aangegeven.

Voor dit bestemmingsplan is op de risicokaart nagegaan of er ook aandachtspunten (in dit geval risicobronnen) op het vlak van de externe veiligheid aanwezig zijn. Op basis van deze kaart blijkt dat het plangebied niet binnen de invloedssfeer van risicobronnen ligt. Ook maakt het voorliggende bestemmingsplan geen risicoveroorzakende inrichtingen mogelijk in het plangebied.

Het planvoornemen is wat betreft externe veiligheid uitvoerbaar.

4.3 Bodem

Wettelijk kader
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in de toelichting op een ruimtelijk plan inzicht verkregen moet worden in de uitvoerbaarheid van het plan. Dit betekent dat er onder meer duidelijkheid over de noodzakelijke financiële investering in een (mogelijk noodzakelijke) bodemsanering moet bestaan. Een onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is derhalve onderdeel van de onderzoeksverplichting bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan. Daarnaast geldt in het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de volksgezondheid dat het bestemmen van gronden met een bodem van onvoldoende milieuhygiënische kwaliteit met een hiervoor gevoelige bestemming, zoals wonen, in beginsel moet worden voorkomen.

Onderzoek
Omdat in het plangebied een woonbestemming mogelijk wordt gemaakt, moet er een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd om de geschiktheid voor de woonfunctie aan te kunnen tonen. Het ingenieursbureau Enviso heeft in juli 2018 een dergelijk onderzoek verricht op de planlocatie, om inzicht te verkrijgen in het voorkomen van aanwezige verontreinigende stoffen in de bodem (Bijlage 3).

Op basis van de onderzoeksresultaten van het verkennend bodemonderzoek kan de hypothese ‘onverdacht’ aangenomen worden voor het gehele plangebied. Uit milieuhygiënisch oogpunt bestaan er geen beperkingen voor de voorgenomen bestemmingswijziging en vervolgens nieuwbouw van woningen op de locatie.

4.4 Archeologie en cultuurhistorie

Wettelijk kader
De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologische restanten rekening wordt gehouden.

4.4.1 Archeologie

Om inzicht te krijgen in de bodemgesteldheid en archeologische verwachtingswaarde van het plangebied is de Friese Archeologische Monumentenkaart (FAMKE) geraadpleegd. Op de FAMKE zijn voor het gemeentelijk grondgebied de bekende als wel de te verwachten archeologische waarden aangegeven. Hierbij worden ook onderzoeksperioden aangewezen, de steentijd-bronstijd en de ijzertijd-middeleeuwen.

Onderzoek
Steentijd-bronstijd
Voor deze periode wordt aanbevolen om bij zeer omvangrijke ingrepen van meer dan 2,5 hectare een archeologisch onderzoek uit te voeren. Voor dergelijke grote ingrepen adviseert de provincie een karterend proefsleuvenonderzoek. De oppervlakte van het gehele plangebied komt met 0,78 hectare niet boven deze onderzoeksdrempel uit. Voor de het voorliggende bestemmingsplan is dan ook geen verder archeologisch onderzoek noodzakelijk.

IJzertijd-middeleeuwen
De archeologische verwachting voor het aantreffen van archeologische resten uit de periode ijzertijd - middeleeuwen is ter plaatse van het plangebied zodanig laag dat de kans op aantasting bij ingrepen zeer klein is. Voor deze periode wordt door de provincie een archeologisch onderzoek dan ook niet noodzakelijk geacht.

Conclusie
Uit het bureauonderzoek is gebleken dat de voorgenomen woningbouw niet gehinderd wordt door aantasting van archeologische waarden.

N.B.
Mochten er toch archeologische resten worden aangetroffen tijdens de werkzaamheden dan moet hiervan direct melding gemaakt worden bij de bevoegde overheid (gemeente Achtkarspelen).

4.4.2 Cultuurhistorie

De provincie Fryslân heeft een cultuurhistorische kaart ontwikkeld (CHK2), waarop de cultuurhistorische waarden van een gebied zichtbaar zijn. Op de kaart zijn ter plaatse van het plangebied geen cultuurhistorische elementen en/of waarden zichtbaar die worden aangetast door de woningbouw.

De uitvoerbaarheid van de voorgenomen woningontwikkeling wordt niet belemmerd door aantasting van cultuurhistorische waarden.

4.5 Ecologie

Wettelijk kader
Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) van kracht. In deze wet is zowel de bescherming van de flora- en faunasoorten vastgelegd, alsook de bescherming van specifieke natuurgebieden (Natura 2000-gebieden). De Wnb vervangt onder andere de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998, waarin voorheen respectievelijk de soortenbescherming en de gebiedsbescherming was geregeld. Naast de Wet natuurbescherming zijn ook de provinciale structuurvisie en verordening relevant voor de gebiedsbescherming. Hierin is onder meer het behoud en de ontwikkeling van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voorheen EHS) geregeld.

Toetsing
Om de uitvoerbaarheid van het plan te toetsen, is een inventarisatie van natuurwaarden uitgevoerd. Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. Naast het raadplegen van bronnen is het plangebied ten behoeve van de inventarisatie op 24 januari 2019 bezocht door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs. Het rapport van deze ecologische inventarisatie is opgenomen als bijlage bij de toelichting in dit bestemmingsplan (Bijlage 4).

Op basis van de uitgevoerde ecologische inventarisatie is gezien de aangetroffen terreinomstandigheden en de aard van de ontwikkeling voldoende beeld van de natuurwaarden ontstaan.

SOORTENBESCHERMING
In verband met de soortbescherming van de Wnb is het nodig om bij de planning van de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen van vogels, waaronder het broedseizoen van ransuil en sperwer (eind februari – eind juli). Tevens wordt aanbevolen tijdens de werkzaamheden en tijdens het gebruik van de woningen, gebruik te maken van (buiten)verlichting met gerichte lichtarmaturen, dit in verband met een mogelijk belangrijke vliegroute voor vleermuizen langs de opgaande beplanting om het plangebied.

GEBIEDSBESCHERMING
Een nadere analyse in het kader van de gebiedenbescherming van de Wnb of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid is noodzakelijk. Om aan te kunnen tonen dat gebieden niet worden aangetast door stikstofdepositie als gevolg van het plan, is een AERIUS-berekening vereist (i.v.m de uitspraak RvS van 29 mei 2019). De rekentool is nog niet beschikbaar en daarom wordt vooralsnog een p.m. opgenomen voor dit onderdeel.

p.m. AERIUS-berekening

Als aantasting door stikstofdepositie kan worden uitgesloten heeft het plan geen negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van natuurlijke habitats en soorten. Voor deze activiteit is dan geen vergunning op grond van de Wnb nodig. De ontwikkeling is daarnaast op het punt van provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet in strijd met de Verordening Romte Fryslân.

Conclusie
Het aspect ecologie staat de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg, wanneer met de AERIUS calculator is aangetoond dat stikstofdepositie als gevolg van het plan geen negatieve effecten heeft op de natuurwaarden.

4.6 Water

Wettelijk kader
Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In deze paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan

in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets. Het doel van de watertoets is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten.

Door middel van de watertoets wordt in een vroegtijdig stadium aandacht besteed aan het wateraspect.

Toetsing
De waterbeheerder in het plangebied en in de directe omgeving hiervan is Wetterskip Fryslân. Op 4 januari 2019 is de digitale watertoets aangevraagd en uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de normale watertoetsprocedure van toepassing is, omdat het verhard oppervlak toeneemt. Het advies naar aanleiding van de watertoets is als bijlage in dit bestemmingsplan opgenomen (Bijlage 5).

Het bestaande verharde oppervlak wordt niet met meer dan 200 m2 vergroot (stedelijk gebied).

4.7 Geluidhinder

Wettelijk kader
De Wet geluidhinder beschouwt een woning als een geluidsgevoelig gebouw. De 'geluidbelasting' op gevels van woningen en andere geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan een in de wet bepaalde norm. Daarom dient er een toetsing plaats te vinden aan de eisen uit de Wet geluidhinder. Een akoestisch onderzoek is op grond van de Wet geluidhinder noodzakelijk wanneer een geluidgevoelig gebouw gelegen is binnen een door deze wet aangewezen geluidzone. Een uitzondering geldt voor:

  • wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  • wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 30 km/uur.

Wel dient er sprake te zijn van een 'goede ruimtelijke ordening' om een goed woon- en leefklimaat te garanderen.

Toetsing
De locatie ligt binnen de 30 km/uur-zone die van toepassing is in de bebouwde kom van Harkema. Akoestisch onderzoek op basis van de Wet geluidhinder is daarom niet noodzakelijk. Gezien de te verwachten verkeersintensiteiten op de weg waaraan de woningbouw wordt gebouwd, is het aannemelijk dat kan worden voldaan aan het vereiste van een 'goede ruimtelijke ordening'. Het op basis van het Bouwbesluit vereiste binnenniveau van 33 dB moet haalbaar worden geacht.

Geluidhinder ten gevolge van wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor het realiseren van woningbouw.

4.8 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader
Projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven op grond van de Wet milieubeheer (Wm) niet te worden getoetst aan de geldende grenswaarden. Een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 ìg/m3 NO2 of PM10) wordt als nibm beschouwd. Van een dergelijke verslechtering van de luchtkwaliteit is sprake wanneer een ruimtelijk plan tot een toename van meer dan 1.610 auto's (bij 100% autoverkeer), dan wel 130 vrachtwagens (bij 100% vrachtverkeer) per dag leidt (grenswaarden 2018). Kenniscentrum InfoMil vermeldt op hun website dat als de luchtkwaliteit aan de PM10-normen voldoet, dit ook geldt voor de PM2,5-normen. Op grond hiervan is toetsing aan de grenswaarden voor PM2,5 niet nodig, als aan de PM10 normen wordt voldaan.

Toetsing
Het plan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van 17 nieuwe woningen. Op basis van de kengetallen uit de CROW-publicatie 381 “Toekomstbestendig parkeren; Van parkeerkencijfers naar parkeernormen” (2018) mag worden uitgegaan van een ritproductie van 6,3 ritten per woning (gemiddelde weekdag, type woonmilieu centrum-dorps). Dit betekent een ritproductie vanwege het bestemmingsplan van ongeveer 107 ritten per etmaal (6,3 x 17 = 107,1).

De realisatie van 17 woningen leidt niet tot 1.610 voertuigbewegingen per dag waardoor het planvoornemen kan worden beschouwd als een nibm-plan. Verdere toetsing aan de Wet milieubeheer in het kader van de luchtkwaliteit is niet nodig. Het planvoornemen is voor het aspect luchtkwaliteit uitvoerbaar.

4.9 Verkeer en parkeren

Parkeren
Voor parkeren wordt in dit plan een parkeernorm van 1,3 per woning gehanteerd. Dit resulteert in 16,9 benodigde parkeerplaatsen voor de hofjeswoningen. Voor de twee-onder-een-kap woningen is ruimte voor parkeren op eigen erf. In het stedenbouwkundig plan is ruim voldoende parkeergelegenheid ingepast (paragraaf 2.2.1 en Bijlage 1). De ontwikkeling heeft bovendien geen significante toename van de verkeersgeneratie als gevolg.

Ontsluiting
Het plangebied wordt ontsloten via twee voor auto's gescheiden paden. Het westelijke pad zorgt voor ontsluiting op de Nijebuorren en het oostelijke pad zorgt voor de ontsluiting op de Nijkamp. Fietsers en voetgangers kunnen door middel van een wandel-/fietsverbinding vanuit het plangebied naar zowel de Nijebuorren als de Nijkamp. Tussen de hofjeswoningen en de twee-onder-een-kap woningen is een nog een extra wandel/fietspad voorzien. Met deze mogelijkheden voor ontsluiting worden geen belemmeringen voorzien als gevolg van de verkeersbewegingen die door het plan worden veroorzaakt.

Conclusie
Er wordt in ruime mate voldaan aan de parkeernormen. De verkeers- en parkeersituatie vormt geen belemmering voor de functiewijziging.

4.10 M.e.r.-beoordeling

De bij elk ruimtelijk plan uit te voeren m.e.r.-verantwoording houdt in dat nagegaan moet worden of er activiteiten plaatsvinden die negatieve effecten op het milieu kunnen hebben en die van een zodanige omvang kunnen zijn dat er aanleiding bestaat om de (uitgebreide) m.e.r.-procedure te doorlopen. De grondslag hiervoor is enerzijds het Besluit m.e.r. (Besluit milieueffectrapportage) en anderzijds de hiervoor beschreven onderzoeken.

De drempelwaarden waarbij deze verplichting aan de orde is, zijn vastgelegd in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). Op voorliggende ruimtelijke onderbouwing is categorie D11.2 uit de D-lijst van het Besluit m.e.r., van toepassing, te weten: "De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject, met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen".

De ontwikkeling die met voorliggende ruimtelijke onderbouwing mogelijk wordt gemaakt, betreft het realiseren van 17 woningen. Hiermee vindt bij lange niet een overschrijding van de drempelwaarde van 2.000 woningen plaats. Een plan-MER of m.e.r.-beoordelingsplicht is dan niet aan de orde. Relevante omgevingsaspecten zijn daarnaast in voorgaande afdoende aan de orde geweest.

Kanttekening: Als uit de AERIUS-berekening blijkt dat aantasting van Natura-2000 gebieden door stikstofdepositie tijdens de aanleg- en gebruiksfase niet uit is te sluiten, moet een passende beoordeling worden gedaan.

p.m. AERIUS-berekening

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

Het voorliggende bestemmingsplan maakt de bestemmingswijziging mogelijk voor de realisatie van tien woningen. In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de juridische aspecten van het voorliggende bestemmingsplan.

5.1 Het digitale bestemmingsplan

In aansluiting op de invoering van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), op 1 juli 2008, en de RO-standaarden, op 1 juli 2013, is bij het opstellen van het bestemmingsplan de genoemde wet- en regelgeving toegepast. De RO-standaarden bestaan uit: de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012), de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke instrumenten 2012 (STRI2012) en de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen 2012 (PRBP2012).

Inhoud bestemmingsplan
Op grond van artikel 3.1.3 en artikel 3.1.6 van het Bro bestaat een bestemmingsplan uit:

  • 1. bestemmingen die bij of krachtens de Wro kunnen worden voorgeschreven;
  • 2. regels die bij of krachtens de Wro kunnen worden voorgeschreven;
  • 3. een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven;
  • 4. wanneer nodig uitwerkings- en wijzigingsregels en afwijken bij een omgevingsvergunning.

Daarbij is een bestemmingsplan voorzien van een toelichting. Hierin is de gemaakte keuze van de bestemmingen uiteengezet en zijn de resultaten van de voor het bestemmingsplan uitgevoerde onderzoeken opgenomen. Ook de resultaten van het overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Bro zijn in de toelichting opgenomen alsook de manier waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken is in deze toelichting uiteengezet. Daarbij zijn in de toelichting ook de inzichten in de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan opgenomen.

Additionele voorzieningen
In het plan zijn de al dan niet in directe relatie met een bestemming staande voorzieningen, zoals ondergrondse leidingen, paden, parkeervoorzieningen, bermen en voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing in de bestemming begrepen, zonder dat dit uitdrukkelijk is vermeld.

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht
Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) met het bijbehorende Besluit omgevingsrecht (Bor) in werking getreden. De invoering van de Wabo en het Bor heeft gevolgen voor het ruimtelijk omgevingsrecht zoals dat gold op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Met de inwerkingtreding van de Wabo is de Wro deels vervallen en opgegaan in de Wabo. In de Wabo en het Bor is de omgevingsvergunning geïntroduceerd en geregeld.

Woningaanpassing
Middels een algemene afwijkingsbevoegdheid wordt ten behoeve van minder-validen en zorgbehoeftigen extra mogelijkheden voor de bouw van aan- en uitbouwen/woningaanpassing geboden. Zo kan men langer in de woning blijven wonen. Wel dient de behoefte aan extra woonruimte voldoende aannemelijk te worden gemaakt. Voorwaarde is verder dat men op grond van een wettelijke regeling (nu Wmo) in aanmerking komt voor een financiële bijdrage. Ook kan worden gedacht aan een verklaring van een arts van de GGD.

5.2 Bestemmingsplanprocedure

In de Wro en het Bro zijn regelingen opgenomen voor de bestemmingsplanprocedure. In deze procedure zijn de volgende fases onderscheiden.

Voorbereidingsprocedure
Voor het opstellen van een voorontwerpbestemmingsplan wordt door de gemeente een onderzoek uitgevoerd naar de bestaande situatie, de ruimtelijke ontwikkelingen en naar mogelijke en wenselijke ontwikkelingen in de gemeente. De gemeente stelt het voorontwerpbestemmingsplan voor het overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Bro beschikbaar aan de betreffende besturen en diensten. In de toelichting van het bestemmingsplan wordt de reactie van de gemeente op de op- en aanmerkingen uit overleg- en inspraakreacties opgenomen.

Vaststellingsprocedure
Na een aankondiging in de Staatcourant, één of meer plaatselijke dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen en op de gemeentelijke internetpagina, wordt het ontwerpbestemmingsplan voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode kan een ieder zienswijzen indienen. Hierna stelt de gemeenteraad binnen twaalf weken na de periode van terinzagelegging het bestemmingsplan vast. Wanneer noodzakelijk kan de gemeenteraad het bestemmingsplan gewijzigd vaststellen.

Beroepsprocedure
Het vaststellingsbesluit waarin het bestemmingsplan is vastgesteld wordt door de gemeenteraad bekend gemaakt. Het vastgestelde bestemmingsplan wordt ter inzage gelegd. Wanneer door de Inspectie leefomgeving en transport (voormalige VROM-inspectie) of Gedeputeerde Staten een zienswijze is ingediend die niet volledig is overgenomen of wanneer het bestemmingsplan door de gemeenteraad gewijzigd is vastgesteld, moet het vaststellingsbesluit zes weken na het besluit bekend worden gemaakt en moet het vastgestelde bestemmingsplan ter inzage worden gelegd. Binnen zes weken na het bekendmaken van het vaststellingsbesluit kan er beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Wanneer het bestemmingsplan ongewijzigd is vastgesteld en de mogelijke zienswijze van de Inspectie leefomgeving en transport of Gedeputeerde Staten volledig is overgenomen wordt het vaststellingsbesluit door de gemeenteraad binnen twee weken na het besluit bekend gemaakt. Ook het vastgestelde bestemmingsplan wordt binnen deze periode ter inzage gelegd.

5.3 Bestemmingen

Het voorliggende bestemmingsplan kent drie bestemmingen: ‘Wonen’, ‘Tuin’, en ‘Verkeer-Verblijfsgebied’. In navolgende tekst worden de opgenomen bestemmingen besproken.

Tuin
De bestemming 'Tuin' heeft betrekking op de gezamenlijke hoftuin en de ruimte voor de woning. Hier mogen geen gebouwen worden gebouwd. Ook bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan, met uitzondering van erkers en omgevingsvergunningvrije bouwwerken.

Verkeer - Verblijfsgebied
De ontsluitingsweg is bestemd voor 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Ook kunnen hier parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen worden gerealiseerd.

Wonen
De voor 'Wonen' bestemde gronden zijn bestemd voor woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf en inclusief de bijbehorende aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen. Voor de maatvoering van de gebouwen en bouwwerken is aangesloten bij de regels zoals die in de plansystematiek dorpen Achtkarspelen gelden. Op de verbeelding is per bouwvlak aangegeven hoeveel woningen er maximaal zijn toegestaan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld naar aanleiding van een verzoek van de initiatiefnemer. De uit het plan voortkomende kosten zullen door de initiatiefnemer worden gedragen, zoals is vastgelegd in een exploitatieovereenkomst.

Onderzoeks- en plankosten
De kosten voor het verrichten van de noodzakelijke onderzoeken ten behoeve van de planvorming vanwege dit bestemmingsplan worden door de initiatiefnemer gedragen. Dit geldt eveneens voor de gebruikelijke kosten voor de ambtelijke planbegeleiding.

Planschade
Door het opstellen van dit nieuwe bestemmingsplan voor de betreffende gronden is er de kans dat door eigenaren van gronden in de directe omgeving van het plangebied bij de gemeente op grond van artikel 6.1 Wro een verzoek tot tegemoetkoming in planschade wordt ingediend. De mogelijke kosten die samenhangen met een planschadeverhaal worden door de initiatiefnemer gedragen. Hiervoor wordt tussen de gemeente en de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst ondertekend.

Conclusie
Het kostenverhaal, evenals de afwenteling van de planschade, wordt gedragen door de initiatiefnemer. Op basis van deze overweging moet het planvoornemen van dit bestemmingsplan economisch uitvoerbaar worden geacht. De exploitatiekosten zijn derhalve anderszins verzekerd. Een exploitatieplan op grond van de Grondexploitatiewet is dan ook niet noodzakelijk. Voorgaande betekent dat dit bestemmingsplan niet door onvoldoende economische uitvoerbaarheid wordt belemmerd.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Het voorontwerpbestemmingsplan zal ter inzage worden gelegd voor inspraak en overleg. In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. Bro wordt het voorontwerp toegezonden aan diverse overlegpartners, waaronder Wetterskip Fryslân en provincie Fryslân. De resultaten worden in hierna in deze paragraaf beschreven.

Tervisielegging ontwerp
Het ontwerpbestemmingsplan wordt voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Met het ter visie leggen van het ontwerp-bestemmingsplan stelt de gemeente een ieder in de gelegenheid om kennis te kunnen nemen van, alsmede te reageren op, de inhoud van het planvoornemen. De op het plan verkregen reacties zullen in deze paragraaf worden opgenomen.