HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
het plan:
het Bestemmingsplan Buitenpost Dorp van de gemeente Achtkarspelen
bestemmingsplan:
de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0059.BPBpdorp09-ON01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
aanduidinggrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:
een dienstverlenend beroep of bedrijf, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren;
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
beperkt kwetsbaar object;
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
bijzonder woongebouw:
woongebouwen, al dan niet in samenhang met centrale voorzieningen ten behoeve van verzorging en verpleging;
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, als mede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
detailhandel in volumineuze goederen:
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van de verkoop van auto’s, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en naar de aard daarmee gelijk te stellen artikelen;
dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf (en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen) en een seksinrichting;
dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
erf:
een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt;
hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
horecabedrijf:
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde,
één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
peil:
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toe-laten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
verkoop van goederen via internet:
een vorm van detailhandel, dat vanuit een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot , c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
kassen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “kas”;
kwekerij, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – kwekerij”;
paardenhouderij, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “paardenhouderij”,
met daaraan ondergeschikt:
detailhandel als ondergeschikt bestanddeel van een agrarisch bedrijf in goederen die qua aard rechtstreeks verband houden met dat agrarisch bedrijf;
openbare nutsvoorzieningen;
infrastructurele voorzieningen;
waterhuishoudkundige voorzieningen;
sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen,
met de daarbijbehorende:
bedrijfsgebouwen;
bedrijfswoningen;
aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder j. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van agrarische bedrijven worden gebouwd;
een gebouw dient uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
per bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van één agrarisch bedrijf worden gebouwd;
er mogen (met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding “kas” ) geen kassen worden gebouwd;
de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan
3,5 m, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer is;de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan
12 m, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer is;de dakhelling van een gebouw dient ten minste 20° te bedragen, dan wel het bestaande aantal graden indien dit minder is.
Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder k. en l. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
de gebouwen dienen uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
er mag ten hoogste het bestaande aantal bedrijfswoningen worden gebouwd;
de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 6 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 11 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
de dakhelling van een bedrijfswoning mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen;
de oppervlakte van een niet-inpandige bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen of een inpandige bedrijfswoning mag niet meer dan 150 m² bedragen;
de goothoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning bedragen;
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;
de dakhelling van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet minder dan 15° bedragen, tenzij deze gebouwen plat zijn afgedekt.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
silo’s zijn niet toegestaan buiten het bouwvlak;
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen en sleufsilo’s mag niet meer dan 2 m bedragen;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag buiten het bouwvlak niet meer dan 2 m en binnen het bouwvlak niet meer dan 8 m bedragen.
3.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2 sub a., onder 5 en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot 6 m, met dien verstande dat:
de ontheffing uitsluitend betrekking heeft op de naar binnen gerichte gootlijn;
de goothoogte gericht naar buiten, richting het landschap, niet meer dan 3,5 m mag bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op een samenhangend bebouwingsbeeld voorwaarden verbinden aan de afmetingen en situering van gebouwen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
het gebruiken of laten gebruiken van gronden als bedoeld in lid 3.1 als standplaats voor kampeermiddelen.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:
de bestemming, voor zover nu reeds een woning aanwezig is en in geval van een bedrijfsbeëindiging, wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen’;
de bestemming, voorzover nu reeds een bouwvlak aanwezig is en in geval van bedrijfsbeëindiging, wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf’;
de afmeting, situering en vorm van de aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd, met dien verstande dat:
het bouwvlak ten hoogste met 20% wordt vergroot;
de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 3 m bedraagt, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
de bouwregels voor deze bestemming voor het overige van toepassing blijven;
op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 3.4 is de procedure opgenomen in artikel 29 van toepassing.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsbeschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
gebouwen ten behoeve van:
bedrijven zoals genoemd in categorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende bijlage 1 Staat van Bedrijven;
een brandweerkazerne, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “brandweerkazerne”;
een lpg vulpunt, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “vulpunt lpg”;
een benzinestation, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen met lpg”;
een aannemersbedrijf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – aannemersbedrijf”;
een lpg afleverzuil, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – afleverzuil”;
een garage, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – garagebedrijf”;
een gemeentewerf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – gemeentewerf”;
een kunststofverwerkend bedrijf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - kunststofverwerkend bedrijf”;
een steenhouwerij, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – steenhouwerij”;
een transportbedrijf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – transportbedrijf”;
een werkplaats van de woningcorporatie, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - werkplaats woningcorporatie”;
productiegebonden detailhandel en detailhandel als ondergeschikt bestanddeel van een bedrijf in goederen die qua aard rechtstreeks verband houden met de bedrijfsuitoefening;
bedrijfswoningen;
aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen,
met de daarbij behorende:
tuinen, erven en terreinen;
parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen;
wegen, straten en paden;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen van de in lid 4.1 onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
een gebouw dient uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de in het bouwvlak aangegeven hoogte bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
de dakhelling van een gebouw mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20º en niet meer dan 60 º bedragen.
Voor het bouwen van de in lid 4.1 onder b en c genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
een gebouw dient uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
er mag ten hoogste het bestaande aantal bedrijfswoningen worden gebouwd;
de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 6 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 11 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
de dakhelling van een bedrijfswoning mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20º en niet meer dan 60º bedragen;
de oppervlakte van een niet-inpandige bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen of een inpandige bedrijfswoning mag niet meer dan 150 m² bedragen;
de goothoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 0,25 boven de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning bedragen;
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;
de dakhelling van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet minder dan 15º bedragen, tenzij deze gebouwen plat zijn afgedekt.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag buiten het bouwvlak niet meer dan 5,5 m en binnen het bouwvlak niet meer dan 11 m bedragen.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de verkeerssituatie en een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de in lid 4.2 onder c genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.2, sub b., onder 1 en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw ten behoeve van de bedrijfswoning buiten het bouwvlak wordt gebouwd, met dien verstande dat:
het bijgebouw op meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel, dan wel achter het verlengde daarvan, wordt gebouwd;
de oppervlakte van het bijgebouw ten hoogste 50 m² mag bedragen;
de goothoogte van het bijgebouw niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
de bouwhoogte van het bijgebouw niet meer dan 6 m mag bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op een samenhangend bebouwingsbeeld voorwaarden verbinden aan de afmetingen en situering van het gebouw.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande gebouwen voor bewoning;
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende bijlage 1 Staat van Bedrijven;
het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan bedoeld in lid 4.1 sub a., onder 3 en 9;
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een risicovolle inrichting of een seksinrichting, met uitzondering van een LPG-tankstation ter plaatse van de aanduiding “verkoop-punt motorbrandstoffen met lpg”.
4.6 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.1 en lid 4.5 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de Staat van Bedrijven onder de categorieën 1 en 2.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat de afmeting, situering en vorm van de aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd met dien verstande dat:
het bouwvlak ten hoogste met 20% wordt vergroot;
de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 3 m bedraagt, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
de bouwregels voor deze bestemming voor het overige onverkort van toepassing blijven;
op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 4.7 is de procedure opgenomen in artikel 29 van toepassing.
Artikel 5 Bedrijf - Nutsbedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Nutsbedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
gebouwen ten behoeve van openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen,
met daaraan ondergeschikt;
ontsluitingswegen,
met de daarbij behorende:
terreinen;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
een gebouw dient uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
Artikel 6 Cultuur en ontspanning
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Cultuur en Ontspanning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
terreinen en gebouwen ten behoeve van culturele en educatieve voorzieningen, met daaraan ondergeschikt:
detailhandel;
horeca;
dienstverlening,
met daaraan ondergeschikt:
wegen en paden;
water;
groenvoorzieningen,
met de daarbij behorende:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
de gebouwen dienen uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de in het bouwvlak aangegeven bouwhoogte bedragen ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)”, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
de dakhelling van een gebouw mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20º en niet meer dan 60º bedragen;
kassen mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd;
de bouwhoogte van een kas mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de verkeerssituatie en een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de in lid 6.2 onder b genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 6.2 sub a., onder 1 en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen ten hoogste 50 m² mag bedragen;
de goothoogte van een gebouw niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
de bouwhoogte van een gebouw niet meer dan 6 m mag bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op een samenhangend bebouwingsbeeld voorwaarden verbinden aan de afmetingen en situering van de gebouwen.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat de afmeting, situering en vorm van de aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd met dien verstande dat:
het bouwvlak ten hoogste met 20% wordt vergroot;
de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 3 m bedraagt, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
de bouwregels voor deze bestemming voor het overige onverkort van toepassing blijven;
op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 6.5 is de procedure opgenomen in artikel 29 van toepassing.
Artikel 7 Detailhandel - Detailhandel in volumineuze goederen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Detailhandel - Detailhandel in volumineuze goederen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
gebouwen ten behoeve van detailhandel in volumineuze goederen, met dien verstande dat:
op de gronden ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”, ook detailhandel anders dan in volumineuze goederen is toegestaan;
de vestiging van een supermarkt is niet toegestaan,
met daaraan ondergeschikt:
wegen en paden;
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen,
met de daarbij behorende:
tuinen, erven en terreinen;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
Voor het bouwen van de in lid 7.1 onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
een gebouw dient uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 6 m bedragen;
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 11 m bedragen;
de dakhelling van een gebouw mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20º en niet meer dan 60º bedragen.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de verkeerssituatie en een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de in lid 7.2 onder b genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijven;
het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan bedoeld in lid 7.1 sub a;
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een risicovolle inrichting of een seksinrichting.
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Dienstverlening’, de bestemming ‘Bedrijf’ of de bestemming ‘Maatschappelijk’;
de afmeting, situering en vorm van de aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd met dien verstande dat:
het bouwvlak ten hoogste met 20% wordt vergroot;
de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 3 m bedraagt, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
de bouwregels voor deze bestemming voor het overige onverkort van toepassing blijven;
op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 7.4 is de procedure opgenomen in artikel 29 van toepassing.
Artikel 8 Dienstverlening
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Dienstverlening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
gebouwen ten behoeve van dienstverlenende bedrijven;
dienstwoningen;
aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij dienstwoningen,
met daaraan ondergeschikt:
wegen en paden;
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen,
met de daarbij behorende:
tuinen, erven en terreinen;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
Voor het bouwen van de in lid 8.1 onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
een gebouw dient uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 6 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 11 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
de dakhelling van een gebouw mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20º en niet meer dan 60º bedragen.
Voor het bouwen van de in lid 8.1 onder b. en c. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
de gebouwen dienen uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
er mag ten hoogste het bestaande aantal dienstwoningen worden gebouwd;
de goothoogte van een dienstwoning mag niet meer dan 6 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
de bouwhoogte van een dienstwoning mag niet meer dan 11 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
de dakhelling van een dienstwoning mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20º en niet meer dan 60º bedragen;
de oppervlakte van een niet-inpandige dienstwoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen of een inpandige dienstwoning mag niet meer dan 150 m² bedragen;
de goothoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 0,25 boven de vloer van de eerste verdieping van de dienstwoning bedragen;
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van de dienstwoning;
de dakhelling van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet minder dan 15º bedragen, tenzij deze gebouwen plat zijn afgedekt.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de verkeerssituatie en een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de in lid 8.2 onder c genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 8.2, sub b., onder 1 en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw ten behoeve van de dienstwoning buiten het bouwvlak wordt gebouwd, met dien verstande dat:
het bijgebouw op meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel, dan wel achter het verlengde daarvan, wordt gebouwd;
de oppervlakte van het bijgebouw ten hoogste 50 m² mag bedragen;
de goothoogte van het bijgebouw niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
de bouwhoogte van het bijgebouw niet meer dan 6 m mag bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op een samenhangend bebouwingsbeeld voorwaarden verbinden aan de afmetingen en situering van het gebouw.
8.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
gebruiken of laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een garagebedrijf (en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen);
gebruiken of laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
8.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming “Wonen” of de bestemming “Kantoor”;
de afmeting, situering en vorm van de aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd met dien verstande dat:
het bouwvlak ten hoogste met 20% wordt vergroot;
de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 3 m bedraagt, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
de bouwregels voor deze bestemming voor het overige onverkort van toepassing blijven.
op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 8.6 is de procedure opgenomen in artikel 29 van toepassing.
Artikel 9 Groen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groenvoorzieningen;
bermen en beplanting;
paden;
waterlopen en waterpartijen,
met daaraan ondergeschikt:
verhardingen;
parkeervoorzieningen,
met de daarbijbehorende:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
9.3 Aanlegvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van Burgemeester en Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het kappen of rooien van opgaand houtgewas;
De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor normaal onderhoud en beheer.
De onder a bedoelde vergunning mag worden verleend, indien door uitvoering van het werk of de werkzaamheden niet onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarde van de elzensingels en houtwallen.
Artikel 10 Horeca
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
gebouwen ten behoeve van een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek en/of bar-dancing;
bedrijfswoningen;
aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen,
met daaraan ondergeschikt:
wegen en paden;
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen,
met de daarbijbehorende:
tuinen, erven en terreinen;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
Voor het bouwen van de in lid 10.1 onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 6 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 11 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
de dakhelling van een gebouw mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen.
Voor het bouwen van de in lid 10.1 onder b. en c. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd;
de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 6 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 11 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
de dakhelling van een bedrijfswoning mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20º en niet meer dan 60º bedragen;
de oppervlakte van een niet-inpandige bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen of een inpandige bedrijfswoning mag niet meer dan 150 m² bedragen;
de goothoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning bedragen;
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;
de dakhelling van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet minder dan 15º bedragen, tenzij deze gebouwen plat zijn afgedekt.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de verkeerssituatie en een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de in lid 10.2 onder c genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 10.2 sub b. onder 1 en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw ten behoeve van de bedrijfswoning buiten het bouwvlak wordt gebouwd, met dien verstande dat:
het bijgebouw op meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel, dan wel achter het verlengde daarvan, wordt gebouwd;
de oppervlakte van het bijgebouw ten hoogste 50 m² mag bedragen;
de goothoogte van het bijgebouw niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
de bouwhoogte van het bijgebouw niet meer dan 6 m mag bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op een samenhangend bebouwingsbeeld voorwaarden verbinden aan de afmetingen en situering van het gebouw.
10.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
10.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:
de afmeting, situering en vorm van de aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd met dien verstande dat:
het bouwvlak ten hoogste met 20% wordt vergroot;
de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 3 m bedraagt, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
de bouwregels voor deze bestemming voor het overige onverkort van toepassing blijven;
op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 10.6 is de procedure opgenomen in artikel 29 van toepassing.
Artikel 11 Kantoor
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Kantoor’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
gebouwen ten behoeve van kantoren;
bedrijfswoningen;
aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen,
met daaraan ondergeschikt:
wegen en paden;
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen,
met de daarbij behorende:
tuinen, erven en terreinen;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
Voor het bouwen van de in lid 11.1, onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
een gebouw dient uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan de aangegeven bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
de dakhelling van een gebouw mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20º en niet meer dan 60º bedragen.
Voor het bouwen van de in lid 11.1, onder b. en c. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
de gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
er mag ten hoogste het bestaande aantal bedrijfswoningen worden gebouwd;
de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 6 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 11 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
de dakhelling van een bedrijfswoning mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20º en niet meer dan 60º bedragen;
de oppervlakte van een niet-inpandige bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen of een inpandige bedrijfswoning mag niet meer dan 150 m² bedragen;
de goothoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 0,25 boven de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning bedragen;
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;
de dakhelling van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet minder dan 15º bedragen, tenzij deze gebouwen plat zijn afgedekt.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de verkeerssituatie en een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de in lid 11.2 onder c genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 11.2, sub b., onder 1 en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw ten behoeve van de bedrijfswoning buiten het bouwvlak wordt gebouwd, met dien verstande dat:
het bijgebouw op meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel, dan wel achter het verlengde daarvan, wordt gebouwd;
de oppervlakte van het bijgebouw ten hoogste 50 m² mag bedragen;
de goothoogte van het bijgebouw niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
de bouwhoogte van het bijgebouw niet meer dan 6 m mag bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op een samenhangend bebouwingsbeeld voorwaarden verbinden aan de afmetingen en situering van het gebouw.
11.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming “Wonen” of de bestemming “Dienstverlening”;
ten behoeve van het bouwen van een gebouw ten behoeve van een kantoor binnen het bestemmingsvlak aan de westzijde van de Kuipersweg, ter plaatse van de aanduiding “wro-zone – wijzigingsgebied 1”, met dien verstande dat:
binnen het bestemmingsvlak ten hoogste 2 gebouwen ten behoeve van kantoren zijn toegestaan;
de bruto-vloeroppervlakte van het gebouw ten behoeve van een kantoor niet meer dan 1.200 m² mag bedragen;
de bouwhoogte niet meer dan 8 m mag bedragen;
er sprake dient te zijn van een goede stedenbouwkundige inpassing, waarbij het gebouw ten behoeve van een kantoor een representatieve uitstraling dient te hebben;
parkeren ten behoeve van de kantoorfunctie op eigen terrein dient plaats te vinden;
geen bedrijfswoningen zijn toegestaan;
de afmeting, situering en vorm van de aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd met dien verstande dat:
het bouwvlak ten hoogste met 20% wordt vergroot;
de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 3 m bedraagt, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
de bouwregels voor deze bestemming voor het overige onverkort van toepassing blijven.
op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 11.5 is de procedure opgenomen in artikel 29 van toepassing.
Artikel 12 Maatschappelijk
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;
dienstwoningen;
aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij dienstwoningen;
een begraafplaats, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “begraafplaats”,
met de daarbij behorende:
wegen en paden;
parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen;
speelvoorzieningen;
water;
tuinen, erven en terreinen;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
Voor het bouwen van de in lid 12.1 onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
een gebouw dient uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan de aangegeven bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
de dakhelling van een gebouw mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20º en niet meer dan 60º bedragen.
Voor het bouwen van de in lid 12.1 onder b. en c. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
een gebouw dient uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
er mag ten hoogste het bestaande aantal dienstwoningen worden gebouwd;
de goothoogte van een dienstwoning mag niet meer dan 6 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
de bouwhoogte van een dienstwoning mag niet meer dan 11 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
de dakhelling van een dienstwoning mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20º en niet meer dan 60º bedragen;
de oppervlakte van een niet-inpandige dienstwoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen of een inpandige dienstwoning mag niet meer dan 150 m² bedragen;
de goothoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de dienstwoning bedragen;
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van de dienst-woning;
de dakhelling van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet minder dan 15º bedragen, tenzij deze gebouwen plat zijn afgedekt.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen. Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de verkeerssituatie en een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de erf- en terreinafscheidingen;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de verkeerssituatie en een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de in lid 12.2 onder c genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 12.2 sub b., onder 1 en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw ten behoeve van de dienstwoning buiten het bouwvlak wordt gebouwd, met dien verstande dat:
het bijgebouw op meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel, dan wel achter het verlengde daarvan, wordt gebouwd;
de oppervlakte van het bijgebouw ten hoogste 50 m² mag bedragen;
de goothoogte van het bijgebouw niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
de bouwhoogte van het bijgebouw niet meer dan 6 m mag bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op een samenhangend bebouwingsbeeld voorwaarden verbinden aan de afmetingen en situering van het gebouw.
12.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, met uitzondering van aan de bestemming ondergeschikte verkoop van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse.
12.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat de afmeting, situering en vorm van de aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd met dien verstande dat:
het bouwvlak ten hoogste met 20% wordt vergroot;
de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 3 m bedraagt, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
de bouwregels voor deze bestemming voor het overige onverkort van toepassing blijven;
op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 12.6 is de procedure opgenomen in artikel 29 van toepassing.
Artikel 13 Sport
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
sportterreinen;
gebouwen ten behoeve van sport, met de daarbij behorende voorzieningen, zoals een kantine,
met de daarbij behorende:
wegen en paden;
parkeervoorzieningen;
water;
groenvoorzieningen;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
de gebouwen dienen uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan de aangegeven bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
de dakhelling van een gebouw mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20º en niet meer dan 60º bedragen.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
de bouwhoogte van ballenvangers, lichtmasten en daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de sportbeoefening mag niet meer dan 15 m bedragen;
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de verkeerssituatie en een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de in lid 12.2 onder b genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 13.2 sub a., onder 1 en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen ten hoogste 50 m² mag bedragen;
de goothoogte van een gebouw niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
de bouwhoogte van een gebouw niet meer dan 6 m mag bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op een samenhangend bebouwingsbeeld voorwaarden verbinden aan de afmetingen en situering van de gebouwen.
13.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat de afmeting, situering en vorm van de aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd met dien verstande dat:
het bouwvlak ten hoogste met 20% wordt vergroot;
de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 3 m bedraagt, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
de bouwregels voor deze bestemming voor het overige onverkort van toepassing blijven;
op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 13.5 is de procedure opgenomen in artikel 29 van toepassing.
Artikel 14 Sport - Duivensport
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport – Duivensport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
de uitoefening van de duivensport;
gebouwen ten behoeve van de uitoefening van de duivensport met betrekking tot vliegwedstrijden, met dien verstande dat de gebouwen uitsluitend worden gebruikt als verzamelpunt en inkorflokaal voor wedstrijdduiven,
met de daarbij behorende:
wegen en paden;
parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
de gebouwen dienen uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan de aangegeven bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
de dakhelling van een gebouw mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de verkeerssituatie en een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de in lid 14.2 onder b. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat de afmeting, situering en vorm van de aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd, met dien verstande dat:
het bouwvlak ten hoogste met 20% wordt vergroot;
de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 3 m bedraagt, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
de bouwregels voor deze bestemming voor het overige onverkort van toepassing blijven;
op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 14.4 is de procedure opgenomen in artikel 29 van toepassing.
Artikel 15 Tuin
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen,
met daaraan ondergeschikt:
wegen en paden;
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen.
15.2 Bouwregels
Met uitzondering van erkers (tot een breedte van ten hoogste 50% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw en tot een diepte van ten hoogste 1 m, en een bouwhoogte van ten hoogste 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw) mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Met uitzondering van vergunningvrije bouwwerken, geen gebouwen zijn-de en vlaggenmasten met een hoogte van niet meer dan 8 m mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
15.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 15.2 sub a. voor de bouw en de situering van aan- en uitbouwen en bijgebouwen in hoeksituaties met dien verstande dat:
ten hoogste 2,5 m voor de zijgevel van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan mag worden gebouwd;
de afstand ten opzichte van de weg of het openbaar groen niet minder dan 1 m mag bedragen;
de regels van de bestemming ‘Wonen’ voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen voor het overige onverkort van toepassing blijven.
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de verkeerssituatie en een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld voorwaarden verbinden aan de afmetingen en situering van aan- en uitbouwen en bijgebouwen.
Artikel 16 Verkeer - Railverkeer
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer - Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
spoorwegvoorzieningen,
met daaraan ondergeschikt:
wegen en straten;
water;
groenvoorzieningen,
met de daarbij behorende:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2 Bouwregels
Op of in deze gronden dienen geen gebouwen te worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de vol-gende regel:
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 5,5 m, gemeten vanaf de bovenkant van de spoorstaaf, bedragen.
Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
woonstraten;
paden;
parkeervoorzieningen;
garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer-garageboxen”;
groenvoorzieningen;
speelvoorzieningen;
water,
met de daarbij behorende:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2 Bouwregels
Voor het bouwen van de in lid 17.1 onder d. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
het aantal garageboxen mag ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer-garageboxen” aangegeven aantal bedragen;
de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 2,5 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 6 m bedragen danwel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
de oppervlakte per garagebox mag niet meer dan 25 m² bedragen.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
Artikel 18 Verkeer - Wegverkeer
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer - Wegverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wegen, straten en paden;
voet- en rijwielpaden;
groenvoorzieningen,
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer, met dien verstande dat het aantal rijstroken van wegen, straten en paden niet meer dan 2 mag bedragen,
met daaraan ondergeschikt:
parkeervoorzieningen,
met de daarbij behorende:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
Artikel 19 Water
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
waterhuishouding;
waterberging;
waterlopen,
met de daarbij behorende:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
19.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
op deze gronden mogen geen steigers worden gebouwd;
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
Artikel 20 Wonen
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
woningen, al dan niet in combinatie met:
ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
verkoop van goederen via internet;
aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
een caravanstalling, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “caravanstalling”,
met de daarbij behorende:
erven;
paden;
openbare nutsvoorzieningen;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.2 Bouwregels
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
als hoofdgebouw dienen uitsluitend woningen te worden gebouwd;
het aantal woningen bedraagt ten hoogste het bestaande aantal woningen;
een hoofdgebouw dient uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,5 m dan wel ten minste de bestaande afstand indien deze minder is;
de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 6 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 11 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
de dakhelling van een hoofdgebouw mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20º en niet meer dan 60º bedragen.
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen per hoofdgebouw mag niet meer dan 75 m² bedragen, wanneer de gezamenlijke oppervlakte van het bouwperceel en de gronden bestemd als tuin meer is dan 500 m² mag deze oppervlakte ten hoogste 100 m² bedragen. Bij de berekening van de oppervlakte van aan- en uitbouwen en aangebouwde en vrijstaande bijge-bouwen telt de oppervlakte van bouwvergunningvrije bouwwerken niet mee;
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag ten hoogste 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen, met een maximum van 75 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
ten hoogste 50% van het erf buiten het bouwvlak gelegen mag worden bebouwd, dan wel ten hoogste het bestaande percentage indien dit meer is;
de goothoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw bedragen; de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 2,5 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien hoger;
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw; de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 6 m bedragen;
de dakhelling van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet minder dan 15º bedragen, tenzij deze gebouwen plat zijn afgedekt;
de afstand tussen vrijstaande bijgebouwen onderling en ten opzichte van het hoofdgebouw met aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet minder dan 1 m bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
2 m bedragen;de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
20.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor detailhandel met uitzondering van de verkoop van goederen via internet en overige bedrijfs- en/of de daarvoor benodigde opslagruimte;
in de in lid 20.2 onder a. genoemde hoofdgebouwen een aan-huis-ver-bonden beroep of bedrijf uit te oefenen in strijd met de onderstaande regels:
ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m² mag voor het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf worden aangewend;
alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer is toegestaan;
detailhandel is uitsluitend toegestaan voorzover ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik;
horecabedrijven en seksinrichtingen zijn niet toegestaan.
vanuit de in lid 20.2 onder a. genoemde hoofdgebouwen de verkoop van goederen via internet uit te oefenen in strijd met de onderstaande regels:
ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m², mag worden aangewend ten behoeve van de internetverkoop;
alleen het gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer, is toegestaan;
er geen fysiek klantencontact plaatsvindt;
er ter plaatse geen uitstalling van de koopwaar plaatsvindt;
er geen reclame-uitingen bij de woning zijn toegestaan;
de bevoorrading gebeurt in de dagperiode (07:00 -19:00 uur).
20.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat de afmeting, de situering en de vorm van de aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd met dien verstande dat:
de oppervlakte van het bouwvlak van vrijstaande woningen ten hoogste 150 m² mag bedragen;
de overige bouwvlakken met ten hoogste 20% mogen worden vergroot;
het bouwvlak maximaal 15 m diep is;
het bouwvlak op ten minste 2,5 m uit de zijdelingse perceelsgrens blijft, tenzij de bestaande afstand minder is;
de diepte van het erf achter het bouwvlak minimaal 5 m bedraagt;
de bouwregels voor deze bestemming voor het overige onverkort van toepassing blijven;
op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 20.4 is de procedure opgenomen in artikel 29 van toepassing.
Artikel 21 Wonen - Bijzonder woongebouw
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - Bijzonder woongebouw’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bijzonder woongebouwen, met dien verstande dat:
ten behoeve van de gronden ter plaatse van Eringalaan 8 te Buitenpost aan de bestemming ondergeschikte maatschappelijke voorzieningen en ondergeschikte dienstverlening is toegestaan, waaronder in ieder geval wordt verstaan een kinderdagverblijf;
bijgebouwen,
met de daarbij behorende:
tuinen;
groenvoorzieningen;
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
openbare nutsvoorzieningen;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
21.2 Bouwregels
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
als hoofdgebouw dienen uitsluitend woongebouwen te worden ge-bouwd;
de hoofdgebouwen dienen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
het aantal woningen bedraagt ten hoogste het bestaande aantal woningen, met dien verstande dat zorgplaatsen niet als woning worden beschouwd;
de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan de aangegeven bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is.
Voor het bouwen van bijgebouwen bij hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
er mag ten hoogste 1 bijgebouw worden gebouwd;
de oppervlakte van het bijgebouw mag ten hoogste het aantal wooneenheden maal 15 m² bedragen;
de bouwhoogte van het bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
21.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 21.2 sub a., onder 3 en toestaan dat het aantal woningen wordt uitgebreid, met dien verstande dat het aantal woningen dient te passen binnen een geaccordeerd woningverdelingsplan.
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op een samenhangend bebouwingsbeeld voorwaarden verbinden aan de afmetingen en situering van gebouwen.
21.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen voor bewoning.
Artikel 22 Wonen - Woongebouw
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - Woongebouw’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
woongebouwen;
bijgebouwen,
met de daarbij behorende:
tuinen;
paden;
openbare nutsvoorzieningen;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
22.2 Bouwregels
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
als hoofdgebouw dienen uitsluitend woongebouwen worden gebouwd;
de hoofdgebouwen dienen uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
het aantal woningen bedraagt ten hoogste het bestaande aantal woningen;
de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan de in het bouwvlak aangegeven bouwhoogte bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is.
Voor het bouwen van bijgebouwen bij hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
per hoofdgebouw mag ten hoogste 1 bijgebouw worden gebouwd;
de oppervlakte van een bijgebouw mag ten hoogste het aantal woningen maal 15 m² bedragen;
ten hoogste 50% van het erf buiten het bouwvlak gelegen mag worden bebouwd;
de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 6 m bedragen;
de dakhelling van een bijgebouw mag niet minder dan 15º bedragen, tenzij deze gebouwen plat zijn afgedekt.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
22.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen voor bewoning.
22.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat de afmeting, situering en de vorm van de aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd met dien verstande dat:
het bouwvlak ten hoogste met 20% wordt vergroot;
de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 5 m bedraagt, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
de bouwregels voor deze bestemming voor het overige onverkort van toepassing blijven;
op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 22.4 is de procedure opgenomen in artikel 29 van toepassing.
Artikel 23 Leiding - Gas
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Gas’ aangewezen gronden zijn, naast de aangegeven andere bestemmingen (basisbestemming), tevens bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding met een met belemmerde strook ter breedte van 4 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding.
In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
23.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mag op of in deze gronden niet worden gebouwd, anders dan voor deze bestemming.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de vol-gende regel:
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen.
23.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de aardgastransportleiding, ontheffing verlenen van:
het bepaalde in lid 23.2 sub a en lid 23.2 sub b en toestaan dat de in de andere bestemming genoemde gebouwen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
het bepaalde in lid 23.2 sub a en lid 23.2 sub c en toestaan dat de in de andere bestemming genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
23.4 Aanlegvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting;
het wijzigen van het maaiveldniveau door bijvoorbeeld ontgronding of ophoging;
het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;’
het aanbrengen van gesloten verhardingen;
het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straat meubilair;
het indrijven van voorwerpen in de bodem.
Alvorens te beslissen op een aanvraag als bedoeld onder a, wint het college van Burgemeester en Wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.
Het verbod als bedoeld in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
voorkomen op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;
mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken reeds in uitvoering op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en).
Artikel 24 Waarde - Archeologie
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie’ gewezen gronden zijn, naast de aangegeven andere bestemmingen (basisbestemming), tevens bestemd voor het herstel en behoud van archeologische waarden.
24.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mogen op deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 50 m² wordt uitgebreid;
bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 50 m² ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen.
24.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 24.1, sub a. en b. voor de bouw van bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met meer dan 50 m² wordt uitgebreid en voor de bouw van bouwwerken met een oppervlakte groter dan
50 m², mits:
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, of;
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;
de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
een verplichting tot het doen van opgravingen, of;
een verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de ontheffing voorwaarden te verbinden als bedoeld in sub c. wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de ontheffing niet verleend.
24.4 Aanlegvergunningen
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 50 m² en dieper dan 30 cm;
het graven of dempen van watergangen;
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm;
het verlagen van het waterpeil.
Een vergunning als bedoeld in sub a. wordt slechts verleend indien:
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, of;
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of;
de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
een verplichting tot het doen van opgravingen;
een verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de vergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in sub b. onder 3 wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de vergunning niet verleend.
Het verbod als bedoeld in sub a. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
het normale onderhoud betreffen;
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning;
op archeologisch onderzoek gericht zijn.
24.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden in het plan de bestemming “Waarde - Archeologie” wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 24.5 is de procedure opgenomen in artikel 29 van toepassing.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 25 Anti - dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 26 Algemene aanduidingsregels
26.1.1 Gebiedsaanduiding ‘veiligheidszone – lpg’
De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone – lpg’ zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming), tevens aangeduid voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten vanwege LPG.
26.1.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen mogen in of op deze gronden geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.
26.1.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 26.1.2 en toestaan dat kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits:
de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht worden genomen;
met de toepasselijke richtwaarden en risicoafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden;
het groepsrisico wordt afgewogen.
26.1.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar object of beperkt kwetsbaar object.
26.1.5 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 26.1.1 en lid 26.1.4 en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt als kwetsbaar object of beperkt kwetsbaar object, mits:
de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht worden genomen;
met de toepasselijke richtwaarden en risicoafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden;
het groepsrisico wordt afgewogen.
26.1.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden in het plan de gebiedsaanduiding ‘veiligheidszone – lpg’ wordt ontnomen, indien de risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd.
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 26.1.6 is de procedure opgenomen in artikel 29 van toepassing.
26.2.1 Gebiedsaanduiding ‘invloedsgebied LPG- tankstation’
De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘invloedsgebied – LPG-tankstation’ zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming), tevens aangeduid voor het tegengaan van de toename van het aantal verminderd zelfredzame personen binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation.
In het invloedsgebied van het LPG-tankstation mogen geen functies tot ontwikkeling worden gebracht die tot gevolg hebben dat het aantal verminderd zelfredzame personen binnen het invloedsgebied toeneemt, ten opzichte van het aantal verminderd zelfredzame personen die binnen het invloedsgebied aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan.
Onder zelfredzaamheid wordt in het kader van ‘invloedsgebied – LPG-tankstation’ verstaan: ‘het vermogen om een onveilige ruimte, gebouw of zone zelfstandig te verlaten’.
De mate van zelfredzaamheid wordt bepaald door:
de mobiliteit van de persoon;
de mate waarin de persoon inzicht heeft in een gevaarlijke situatie;
de handelingsbekwaamheid van de persoon bij gevaar.
26.2.2 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden in het plan de gebiedsaanduiding ‘invloedsgebied – LPG-tankstation’ wordt ontnomen, indien de risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd.
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 26.2.2 is de procedure opgenomen in artikel 29 van toepassing.
Artikel 27 Algemene ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:
de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden verhoogd dan wel gebouwd tot een bouwhoogte van niet meer dan 10 m;
het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van antennemasten worden verhoogd dan wel gebouwd tot een bouwhoogte van niet meer dan 15 m, met dien verstande dat antennemasten uitsluitend op meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel, dan wel achter het verlengde daarvan, mogen worden gebouwd;
het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van lichtmasten, antennemasten ten behoeve van mobiele telecommunicatie en/of sirenemasten worden verhoogd dan wel gebouwd tot een bouwhoogte van niet meer dan 40 m;
het bepaalde in het plan ten aanzien van de oppervlakte van bouwwerken die op het tijdstip van de inwerking treding van het bestemmingsplan bestaan en een grotere oppervlakte hebben dan is toegestaan in de regels, met dien verstande dat bij vervanging van bouwwerken met een grotere oppervlakte dan is toegestaan in de regels er ten hoogste 60% van de gesloopte oppervlakte aan bouwwerken mag worden teruggebouwd en de bouwregels van het overige onverkort van toepassing blijven;
het bepaalde in het plan en toestaan dat gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen worden verhoogd dan wel gebouwd, mits de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
het bepaalde in het plan ten aanzien van de dakhelling en toestaan dat afwijkende dakvormen als mansardedaken, gebogen dakvormen en platte daken worden gerealiseerd;
het bepaalde in het plan ten aanzien van de oppervlakte van aan- en uitbouwen bij woningen, dienstwoningen en bedrijfswoningen en toestaan dat de oppervlakte van aan- en uitbouwen ten behoeve van gehandicapten en mindervaliden wordt vergroot met niet meer dan 25 m²;
het bepaalde in het plan ten aanzien van de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw en toestaan dat de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bij plat afgedekte hoofdgebouwen bestaande uit 1 bouwlaag ten hoogste gelijk is aan de hoogte van dat hoofdgebouw;
het bepaalde in het plan in de bestemming “Wonen” ten aanzien van de oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen en toestaan dat de oppervlakte wordt vergroot tot niet meer dan 150 m², met dien verstande dat:
de gezamenlijke oppervlakte van het bouwperceel en de gronden bestemd als tuin meer dan 1000 m² bedraagt;
de oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw niet meer dan
100 m² bedraagt;de regels van de bestemming “Wonen” voor het overige onverkort van toepassing blijven.
Artikel 28 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden het plan wijzigen in die zin dat binnen de bestemming “Wonen” het aantal woningen wordt vergroot, met dien verstande dat:
de oppervlakte van een woning ten hoogste 150 m² bedraagt;
het aantal woningen dient te passen binnen met Gedeputeerde Staten overeengekomen woningbouwafspraken;
indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat de gevelbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai meer bedraagt, de ontheffing slechts wordt toegepast in overeenstemming met een vooraf verkregen hogere waarde;
de regels van de bestemming “Wonen” voor het overige onverkort van toepassing blijven.
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 28.a is de procedure opgenomen in artikel 29 van toepassing.
Artikel 29 Algemene procedureregels
Op de voorbereiding van een besluit tot ontheffing of het toepassen van nadere eisen op grond van de Wet ruimtelijke ordening is de volgende procedure van toepassing:
een ontwerp-besluit tot ontheffing of nadere eis , waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening, ligt, met bijhorende stukken, gedurende 4 weken op het gemeentehuis ter inzage;
Burgemeester en Wethouders maken de terinzagelegging van te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, op de gemeentelijke website en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend;
de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
gedurende de in sub 1. genoemde termijn kunnen belang hebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp-besluit tot ontheffing of nadere eis.
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging is de in de Wet ruimtelijke ordening genoemde procedure van toepassing.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 30 Overgangsrecht
30.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde in sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
30.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 31 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
‘Regels van het bestemmingsplan Buitenpost Dorp’.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ....
De voorzitter, De griffier,