Inhoudsopgave
Artikel 6 Algemene
afwijkingsregels
Artikel 7 Algemene
wijzigingsregels
Artikel 8 Algemene
procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs-
en slotregels
In
deze regels wordt verstaan onder:
1.
het plan:
het Bestemmingsplan Kootstertille, wijziging Caspar de Roblesstrjitte 5, 7, 9
en 11, It Dwers 2, 4, 6, 8
en 10 en Mounestrjitte 14 en 16 van de gemeente
Achtkarspelen;
2.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO 0059.WPKtCaspDwerMoun14-ON01 met de
bijbehorende regels en bijlage;
3.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden
zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van
gebruik en/of bebouwen van deze gronden;
4.
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
5.
aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een
hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden
kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt
is aan het hoofdgebouw;
6.
aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:
een dienstverlenend beroep of bedrijf, dat in of bij een
woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de
woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die
met de woonfunctie in overeenstemming is;
7.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen
zijnde;
8.
bestaand:
die situatie zoals die is op het moment dat het
bestemmingsplan in werking treedt;
9.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
10.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
11.
bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat
door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in
architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
12.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel
of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
13.
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
14.
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke
of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd,
zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en
zolder;
15.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels
een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
16.
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
17.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn
aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
18.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal
of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden,
hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
19.
dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
20.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de
uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen
die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of
aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
21.
detailhandel in volumineuze
goederen:
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde
artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van
de verkoop van - detailhandel in auto’s, boten, caravans en tenten, keukens,
badkamers, meubelen, bouwmaterialen, landbouwwerktuigen, tuincentra, plant- en
dierbenodigdheden, autoaccessoires en naar de aard daarmee gelijk te stellen
artikelen, met uitzondering van supermarkten en de verkoop van fietsen;
22.
dienstverlenend
bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder
zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar de aard
daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering
van een garagebedrijf (en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en
inrichtingen) en een seksinrichting;
23.
dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten
aan derden;
24.
eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
25.
erf:
een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan,
dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht
ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
26.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte,
geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
27.
horecabedrijf:
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren
voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies
wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaks-functie, met uitzondering van een erotisch getinte
vermaaksfunctie;
28.
hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het
belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
29.
kampeermiddel:
een mobiel en/of demontabel kampeermiddel en/of vast
kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen
voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of
voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden
of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
30.
kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van
administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of
zakelijke dienstverlening – niet zijnde detailhandel – al dan niet met een
(publiekgerichte) baliefunctie;
31.
maatvoeringsvlak:
een als zodanig aangegeven vlak ter plaatse van de
aanduiding “maatvoeringsvlak” ten behoeve van het
indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak met het oog op een verschil in
maatvoering;
32.
maatschappelijke
voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en
levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en
sportieve recreatie, voorzieningen ten behoeve van kinderopvang en
voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte
detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
33.
mobiele en/of
demontabel kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte
daarvan, op een (kleinschalig) kampeerterrein gedurende een periode ten hoogste
3 aansluitende maanden per kampeerseizoen;
34.
peil:
a.
voor een bouwwerk op
een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
·
de hoogte van de weg
ter plaatse van die hoofdtoegang;
b.
voor een bouwwerk op
een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
·
de hoogte van het
terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
c.
indien in of op het
water wordt gebouwd:
·
het Nieuw Amsterdams
Peil;
35.
productiegebonden
detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden
vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de
detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
36.
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van
seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
37.
seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin
bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele
handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard
plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een
prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop,
seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met
elkaar;
38.
uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is
gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden
van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw;
39.
vast kampeermiddel:
een stacaravan, trekkershut of ander recreatief verblijf,
welke naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en
al dan niet direct steun vindt in of op de grond en daardoor als bouwwerk is
aan te merken;
40.
verkoop van goederen
via internet:
een vorm van detailhandel, dat vanuit een woonhuis wordt
uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en
dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in
overeenstemming is;
41.
voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze
rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit
geluidhinder;
42.
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de
huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
43.
woongebouw:
een
gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen
woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid
beschouwd kan worden;
Bij
toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a.
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
b.
de goothoogte van een
bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn,
het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
c.
de inhoud van een
bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de
buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde
van daken en dakkapellen;
d.
de bouwhoogte van een
bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of
van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte
bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te
stellen bouwonderdelen;
e.
de oppervlakte van een
bouwwerk:
tussen de buitenwerkse
gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op
het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk.
Bij de toepassing van het
bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als
plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen,
schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende
daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
De
voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
woningen, al dan niet
in combinatie met:
·
ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
·
verkoop van goederen
via internet;
b.
aan- en uitbouwen en
bijgebouwen,
met de
daarbij behorende:
c.
erven;
d.
paden;
e.
openbare
nutsvoorzieningen;
f.
waterlopen en
waterpartijen;
g.
bouwwerken, geen
gebouwen zijnde.
a.
Voor het bouwen van
hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
1.
als hoofdgebouw dienen
uitsluitend woningen te worden gebouwd;
2.
het aantal woningen
bedraagt ten hoogste het bestaande aantal, dan wel het aangegeven aantal ter
plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden”;
3.
een hoofdgebouw dient
uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
4.
de afstand van
hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,5 m dan
wel ten minste de bestaande afstand indien deze minder is;
5.
de goothoogte van een
hoofdgebouw mag niet meer dan 6 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte
indien deze meer is;
6.
de bouwhoogte van een
hoofdgebouw mag niet meer dan 11 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte
indien deze meer is;
7.
de dakhelling van een
hoofdgebouw mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet
minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen.
b.
Voor het bouwen van
aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
1.
de gezamenlijke
oppervlakte van de aan- en uitbouwen en aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen
per hoofdgebouw mag niet meer dan 75 m² bedragen,
wanneer de gezamenlijke oppervlakte van het bouwperceel en de gronden bestemd
als tuin meer is dan 500 m² mag deze oppervlakte ten
hoogste 100 m² bedragen. Bij de berekening van de
oppervlakte van aan- en uitbouwen en aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen
telt de oppervlakte van omgevingsvergunningvrije
bouwwerken niet mee;
2.
de gezamenlijke
oppervlakte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag ten hoogste
100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen, met een maximum van 75 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer
bedraagt;
3.
ten hoogste 50% van
het erf buiten het bouwvlak gelegen mag worden bebouwd, dan wel ten hoogste het
bestaande percentage indien dit meer is;
4.
de goothoogte van een
aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 0,30 m boven de
vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw bedragen; de goothoogte van
een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 2,5 m bedragen, dan wel de bestaande
goothoogte indien hoger;
5.
de bouwhoogte van een
aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw is ten minste 1 m lager dan de
bouwhoogte van het hoofdgebouw; de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag
niet meer dan 6 m bedragen;
6.
de dakhelling van een
aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet minder dan 15° bedragen, tenzij deze
gebouwen plat zijn afgedekt;
7.
de afstand tussen
vrijstaande bijgebouwen onderling en ten opzichte van het hoofdgebouw met aan-
en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet minder dan 1 m bedragen, dan
wel de bestaande afstand indien deze minder is.
c.
Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1.
de bouwhoogte van erf-
en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
2.
de bouwhoogte van
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
Tot
een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat
afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt
begrepen:
1.
het gebruiken of laten
gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
2.
het gebruiken of laten
gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor een aan-huis-verbonden
beroep of bedrijf;
3.
het gebruiken of laten
gebruiken van gronden en bouwwerken voor detailhandel met uitzondering van de
verkoop van goederen via internet en overige bedrijfs-
en/of de daarvoor benodigde opslagruimte;
4.
in de in lid 3.2 onder
a. genoemde hoofdgebouwen een aan-huis-verbonden
beroep of bedrijf uit te oefenen in strijd met de onderstaande regels:
a.
ten hoogste 30% van de
begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en
aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m² mag
voor het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf worden
aangewend;
b.
alleen het beroeps- of
bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer is
toegestaan;
c.
detailhandel is
uitsluitend toegestaan voor zover ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het
beroeps- of bedrijfsmatig gebruik;
d.
horecabedrijven en
seksinrichtingen zijn niet toegestaan;
5.
vanuit de in lid 3.2
onder a. genoemde hoofdgebouwen de verkoop van goederen via internet uit te
oefenen in strijd met de onderstaande regels:
a.
ten hoogste 30% van de
begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en
aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m²,
mag worden aangewend ten behoeve van de internetverkoop;
b.
alleen het gebruik dat
niet vergunningplichtig of meldingplichtig
is ingevolge de Wet milieubeheer, is toegestaan;
c.
er geen fysiek
klantencontact plaatsvindt;
d.
er geen afhaal van
goederen plaatsvindt;
e.
er ter plaatse geen
uitstalling van de koopwaar plaatsvindt;
f.
er geen
reclame-uitingen bij de woning zijn toegestaan;
g.
de bevoorrading
gebeurt in de dagperiode (07:00 - 19:00 uur).
Burgemeester
en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het
straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de
verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van
aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat de afmeting, de
situering en de vorm van de aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd met dien
verstande dat:
a.
de oppervlakte van het
bouwvlak van vrijstaande woningen ten hoogste 150 m²
mag bedragen;
b.
het bouwvlak maximaal
15 m diep is;
c.
het bouwvlak op ten
minste 2,5 m uit de zijdelingse perceelsgrens blijft, tenzij de bestaande
afstand minder is;
d.
de diepte van het erf
achter het bouwvlak minimaal 5 m bedraagt;
e.
de bouwregels van deze
bestemming voor het overige onverkort van toepassing blijven;
f.
op de voorbereiding van een besluit tot
wijziging op grond van lid 3.4 is de procedure opgenomen in artikel 8 van
toepassing.
De
voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
voor- en/of
achtertuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen,
met
daaraan ondergeschikt:
b.
wegen en paden;
c.
groenvoorzieningen;
d.
parkeervoorzieningen;
e.
waterlopen en
waterpartijen.
a.
Voor het bouwen van
bouwwerken in voortuinen gelden de volgende regels:
1.
gebouwen:
·
met uitzondering van
erkers (tot een breedte van ten hoogste 50% van de breedte van de gevel van het
hoofdgebouw en tot een diepte van ten hoogste 1 m, en een bouwhoogte van ten
hoogste 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw)
mogen geen gebouwen worden gebouwd;
2.
bouwwerken, geen
gebouwen zijnde:
·
met uitzondering van omgevingsvergunningvrije bouwwerken, geen gebouwen zijnde
en vlaggenmasten met een bouwhoogte van niet meer dan 8 m mogen geen
bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
b.
Voor het bouwen van bouwwerken
in achtertuinen geldt de volgende regel:
·
er mogen uitsluitend omgevingsvergunningvrije bouwwerken ex artikel 2.1 lid Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht in combinatie met artikel 2 bijlage II
Besluit omgevingsrecht worden gebouwd.
4.3
Afwijken van de bouwregels
Het
bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2
sub a. voor de bouw en de situering van aan- en uitbouwen en bijgebouwen in
hoeksituaties met dien verstande dat:
a.
ten hoogste 2,5 m voor
de zijgevel van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan mag worden
gebouwd;
b.
de afstand ten
opzichte van de weg of het openbaar groen niet minder dan 1 m mag bedragen;
c.
de regels van de
bestemming ‘Wonen’ voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen voor het
overige onverkort van toepassing blijven.
Het
bevoegd gezag kan met het oog op de verkeerssituatie en een samenhangend
straat- en bebouwingsbeeld voorwaarden verbinden aan de afmetingen en situering
van aan- en uitbouwen en bijgebouwen.
Grond
die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene afwijkingsregels
Het
bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat-
en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid,
de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
a.
de bij recht in het
plan gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die
maten, afmetingen en percentages;
b.
het bepaalde in het
plan en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van
wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid
en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
c.
het bepaalde in het
plan en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe
aanleiding geeft;
d.
het bepaalde in het
plan en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden verhoogd dan wel
gebouwd tot een bouwhoogte van niet meer dan 10 m;
e.
het bepaalde in het
plan en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van
antennemasten worden verhoogd dan wel gebouwd tot een bouwhoogte van niet meer
dan 15 m, met dien verstande dat antennemasten uitsluitend op meer dan 1 m
achter de naar de weg gekeerde gevel, dan wel achter het verlengde daarvan,
mogen worden gebouwd;
f.
het bepaalde in het
plan en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van
kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van lichtmasten,
antennemasten ten behoeve van mobiele telecommunicatie en/of sirenemasten
worden verhoogd dan wel gebouwd tot een bouwhoogte van niet meer dan 40 m;
g.
het bepaalde in het
plan en aanzien van de oppervlakte van bouwwerken die op het tijdstip van de
inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan en een grotere oppervlakte
hebben dan is toegestaan in de regels, met dien verstande dat bij vervanging
van bouwwerken met een grotere oppervlakte dan is toegestaan in de regels er
ten hoogste 60% van de gesloopte oppervlakte aan bouwwerken mag worden
teruggebouwd en de bouwregels van het overige onverkort van toepassing blijven;
h.
het bepaalde in het
plan en toestaan dat gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals
schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen worden verhoogd dan wel
gebouwd, mits de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte
van het betreffende gebouw bedraagt;
i.
het bepaalde in het
plan ten aanzien van de dakhelling en toestaan dat afwijkende dakvormen als
mansardedaken, gebogen dakvormen en platte daken worden gerealiseerd;
j.
het bepaalde in het
plan ten aanzien van de oppervlakte van aan- en uitbouwen bij woningen,
dienstwoningen en bedrijfswoningen en toestaan dat de oppervlakte van aan- en
uitbouwen ten behoeve van gehandicapten en mindervaliden
wordt vergroot met niet meer dan 25 m²;
k.
het bepaalde in het
plan ten aanzien van de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd
bijgebouw en toestaan dat de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde
bijgebouwen bij plat afgedekte hoofdgebouwen bestaande uit 1 bouwlaag ten
hoogste gelijk is aan de hoogte van dat hoofdgebouw;
l.
het plan in de
bestemming ‘Wonen’ ten aanzien van de oppervlakte van aan- en uitbouwen en
bijgebouwen bij woningen en toestaan dat de oppervlakte wordt vergroot tot niet
meer dan 150 m², met dien verstande dat:
1.
de gezamenlijke
oppervlakte van het bouwperceel en de gronden bestemd als tuin meer dan 1000 m² bedraagt;
2.
de oppervlakte van een
vrijstaand bijgebouw niet meer dan 100 m² bedraagt;
3.
de regels van de
bestemming ‘Wonen’ voor het overige onverkort van toepassing blijven.
Artikel 7 Algemene wijzigingsregels
a.
Burgemeester en
Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat-
en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid,
de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden het
plan wijzigen in die zin dat binnen de bestemming ‘Wonen’ het aantal woningen
wordt vergroot, met dien verstande dat:
1.
de oppervlakte van een
woning ten hoogste 150 m² bedraagt;
2.
het aantal woningen
dient te passen binnen de regionale woningbouwafspraken en de met Gedeputeerde
Staten van de provincie Fryslân overeengekomen woningbouwafspraken;
3.
de regels van de
bestemming ‘Wonen’ voor het overige onverkort van toepassing blijven.
b.
Op de voorbereiding
van een besluit tot wijziging op grond van lid a. is de procedure opgenomen in
artikel 8 van toepassing.
Artikel 8 Algemene procedureregels
Op de
voorbereiding van toepassen van nadere eisen op grond van de Wet ruimtelijke
ordening is de volgende procedure van toepassing:
a.
een ontwerpbesluit tot
nadere eis, waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in de Wet
ruimtelijke ordening, ligt, met bijhorende stukken, gedurende 2 weken op het
gemeentehuis ter inzage;
b.
Burgemeester en
Wethouders maken de terinzagelegging van te voren in
één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, op de
gemeentelijke website en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend;
c.
de bekendmaking houdt
mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
d.
gedurende de in sub a.
genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij Burgemeester en Wethouders
schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot nadere eis.
8.2
Afwijken bij omgevingsvergunning
Op de
voorbereiding van een besluit tot afwijking bij een omgevingsvergunning is de
in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht genoemde procedure van toepassing.
Op de
voorbereiding van een besluit tot wijziging is de in de Wet ruimtelijke
ordening genoemde procedure van toepassing.
Hoofdstuk
4 Overgangs- en slotregels
a.
Een bouwwerk dat op
het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in
uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning
voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en
omvang niet wordt vergroot:
1.
gedeeltelijk worden
vernieuwd of veranderd;
2.
na het teniet gaan ten
gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de
aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee
jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b.
Het bevoegd gezag kan
eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a. een omgevingsvergunning
verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het
eerste lid met maximaal 10%.
c.
Het bepaalde in sub a.
is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd
met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat
plan.
a.
Het gebruik van grond
en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b.
Het is verboden het
met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a., te veranderen of
te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door
deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c.
Indien het gebruik, bedoeld
in sub a., na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een
jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te
laten hervatten.
d.
Het bepaalde in sub a.
is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen
geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat
plan.
Deze
regels worden aangehaald als:
“Regels
van het bestemmingsplan Kootstertille, wijziging Caspar
de Roblesstrjitte 5, 7, 9 en 11, It
Dwers 2, 4, 6, 8 en 10 en Mounestrjitte
14 en 16”.
Aldus
vastgesteld in de vergadering van het college van Burgemeester en wethouders
van xx-xx-xxxx