Inhoudsopgave
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
Artikel 7 Algemene
afwijkingsregels
Artikel 8 Algemene
procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs-
en slotregels
In
deze regels wordt verstaan onder:
1.1
plan
het Bestemmingsplan
Buitengebied, wijziging Wyldpaed West 3 Twijzelerheide van de gemeente
Achtkarspelen;
de geometrisch bepaalde
planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0059.WPBgWyldpWest314-ON01 met de bijbehorende regels en bijlage;
1.3
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak
of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels
worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de grens van een aanduiding
indien het een vlak betreft;
een gebouw dat als
afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe
verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en
dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.6 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
een dienstverlenend beroep of
bedrijf, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in
overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of
uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
de ruimte voor het tijdelijk
afmeren van een vaartuig;
een bedrijf dat is gericht op
het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het
houden van dieren;
een agrarisch bedrijf met een
omvang van tenminste 5 hectare en ten hoogste 15 hectare;
een agrarisch gebruik van
gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit
agrarische gebruik is toegestaan;
waarden van in de bodem
aanwezige voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die door
hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische
betekenis van algemeen belang zijn;
een horecabedrijf waar de
bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding
verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie
gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de
lokaliteit voltrekt;
één of meer gebouwen en/of
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
het bieden door de bewoner
van recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt in of bij een
woning, waarbij in de ruimte die gebruikt wordt voor bêd
& brochje geen zelfstandige kookgelegenheid
aanwezig is;
een gebouw, dat dient voor de
uitoefening van een bedrijf;
een woning in of bij een
gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van)
een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of
het terrein noodzakelijk is;
een object waarvoor ingevolge
het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico
c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee
rekening moet worden gehouden;
1.18 beroeps- c.q.
bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte
van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor werk aan huis c.q. een
(dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag-
en administratieruimten en dergelijke;
het legale gebruik dat op het
tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of
bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, krachtens een
bouwvergunning (vóór 1 oktober 2010)/omgevingsvergunning voor het bouwen (ná 1 oktober 2010);
de grens van een
bestemmingsvlak;
een
geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
bestuursorgaan dat bevoegd is
tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning
of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
een op zichzelf staand, al
dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het
hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw;
bedrijf voor de teelt van
bomen en heesters;
het plaatsen, het geheel of
gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk;
de grens van een bouwvlak;
een doorlopend gedeelte van
een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende
vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met
uitsluiting van onderbouw en zolder;
een aaneengesloten stuk
grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten;
een grens van een
bouwperceel;
een geometrisch bepaald vlak,
waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
een bouwkundige constructie
van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
grasland, akkerbouw- en
tuinbouwgronden;
1.33 cultuurhistorische
waarden
waarden van een gebied en/of
de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven
aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van
die geschiedenis;
1.34 dagrecreatief medegebruik
een recreatief gebruik van
gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit
recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden,
kanoën, een vissteiger, een picknickplaats, parkeervoorziening of een naar de
aard daarmee gelijk te stellen medegebruik en waarbij geen sprake is van
nachtverblijf;
1.35
dak
iedere bovenbeëindiging van
een gebouw;
het bedrijfsmatig te koop
aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of
leveren van goederen aan personen die die goederen
kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een
beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.37 detailhandel in
volumineuze goederen
detailhandel die vanwege de
omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de
uitstalling, in de vorm van de verkoop van auto’s, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en
sanitair en naar de aard daarmee gelijk te stellen artikelen;
1.38 dienstverlenend
bedrijf en-of dienstverlenende instelling
bedrijf of instelling waarvan
de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke
diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken,
schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf (en
naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen) en een
seksinrichting;
het verlenen van economische
en maatschappelijke diensten aan derden;
een al dan niet bebouwd
perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat
in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
elk bouwwerk, dat een voor
mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten
ruimte vormt;
1.42
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden
de mogelijkheden om gronden
en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;
de geluidsbelasting vanwege
een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
1.44 geluidsgevoelige
functies
in een gebouw of op een
terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als
geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;
1.45 geluidsgevoelige
objecten
gebouwen welke dienen ter
bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de
Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.46 geluidszoneringsplichtige inrichtingen
een inrichting, bij welke
ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een
bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
gebouw, bestemd voor en
blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor
menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee
vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;
1.48 goede
landschappelijk inpassing
Van een goede
landschappelijke inpassing is sprake als:
a.
de
aanwijzingen uit Bijlage 1 Visie Ruimtelijke Kwaliteit Buitengebied
Achtkarspelen zijn gevolgd;
b.
de
uitvoering van de landschappelijke inpassing in het kader van het verlenen van
de omgevingsvergunning middels het stellen van voorschriften of het stellen van
andere voorwaarden wordt gegarandeerd, waarbij in ieder geval voorschriften of
andere voorwaarden worden gesteld omtrent:
1.
de
termijn waarbinnen de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;
2.
de
verplichting tot instandhouding van de goede landschappelijke inpassing.
een (gedeelte van) een gebouw
dat is ingericht voor het verlenen van tijdelijk recreatief nachtverblijf aan
steeds wisselende groepen van personen;
1.50 grondgebonden
agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf die
geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt waarbij het gebruik
van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf,
zoals gebruikelijk is voor een melkrundveehouderijbedrijf,
een schapenhouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, een vollegronds
tuinbouwbedrijf, en naar de aard daarmee gelijk te stellen agrarische
bedrijven;
een maximale waarde voor de
geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een
concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het
Besluit geluidhinder;
een of meer panden, of een
gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende
of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken
op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is;
een bedrijf, waar
bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden
verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al
dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een
erotisch getinte vermaaksfunctie;
houtwal zonder wallichaam;
cultuurhistorisch en
landschappelijk waardevol landschapselement bestaande uit een wallichaam van
enkele meters breed voorzien van een inheems boom- en struikbeplanting, waarvan
bomen het hoofdbestanddeel vormen, al dan niet dienende ter eigendomsmarkering
en/of perceelscheiding;
de bedrijfsmatige uitoefening
van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor
tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de
melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de
Boswet, zoals die gold op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan;
een agrarisch bedrijf dat is
gericht op het voortbrengen van dierlijke producten door middel van het houden
van vee – niet zijnde een wormenkwekerij, viskwekerij of een paardenfokkerij –
waarbij geen of in hoofdzaak geen gebruik wordt gemaakt van open grond;
een mobiel en/of demontabel
kampeermiddel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig
ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover
deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of
opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief
nachtverblijf;
een al dan niet afgescheiden
gedeelte van een kampeerterrein, bedoeld voor de plaatsing van een
kampeermiddel al dan niet met een bijzettentje;
een terrein ter beschikking
gesteld voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;
een gebouw dat door indeling
en inrichting kennelijk is bestemd te worden gebruikt voor administratieve
werkzaamheden;
een dakafdekking van een
gebouw met een geheel of gedeeltelijk hellend dakvlak;
een gebouw, waarvan de wanden
en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend
materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, groenten, bloemen of planten;
een bouwwerk, geen gebouw of
overkapping zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele
doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of
aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
een object waarvoor ingevolge
het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico
c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht
genomen moet worden;
de cultuurhistorische en
visuele waarden van het landschap;
een ruimte voor het afmeren
en doen of laten liggen van een vaartuig;
een bedrijf gericht op het
verrichten en leveren van diensten en producten aan agrarische bedrijven
(agrarisch loonwerk), alsmede het verrichten van cultuurtechnische
werkzaamheden en grondverzetwerkzaamheden;
1.69 maatschappelijke
voorziening
educatieve, sociaal-medische,
sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten
behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van
openbare dienstverlening, voorzieningen ten behoeve van kinderopvang, alsook
ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
een bedrijf gericht op het al
dan niet in de openlucht uitoefenen van de paardensport, niet zijnde een
paardenhouderij of -fokkerij;
een door de feitelijke
terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en
een op de kaart aangegeven bestemmings- of bouwgrens;
de waarde van een gebied in
milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen
milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op
het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar,
licht en/of trilling;
1.73 mobiel en-of demontabele kampeermiddel
· een tent, een tentwagen, een kampeerauto
of een caravan;
· enig ander onderkomen of enig ander
voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, op een (kleinschalig)
kampeerterrein gedurende een periode ten hoogste 3 aansluitende maanden per
kampeerseizoen;
1.74 negatief effect
op een Natura-2000 gebied door stikstof depositie
een, in vergelijking met de
stikstofdepositie op de in bijlage 3 bij de regels genoemde referentiedatum
voor het betreffende Natura 2000-gebied, toename van
de stikstofdepositie groter dan 0 mol stikstof per hectare per jaar op de voor
stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied;
activiteiten die uitsluitend
uitgeoefend kunnen worden naast een feitelijk aanwezige hoofdfunctie en wat
betreft vloeroppervlak en inkomensvorming ondergeschikt zijn aan de
hoofdfunctie, waaronder wordt verstaan:
a.
een
paardenhouderij (inclusief paardenpension, geen manege activiteiten, wel een
rijhal);
b.
niet-agrarische
bedrijvigheid, zoals genoemd in categorie 1 en 2 van de bij deze regels
behorende bijlage 2 Staat van Bedrijven;
c.
een
boerderijwinkel ten behoeve van de verkoop van streekproducten;
d.
lichte
horeca- en recreatieactiviteiten zoals:
1.
bêd
& brochje;
2.
maximaal
15 recreatieappartementen (inpandig) in de bestaande bebouwing met een
oppervlakte van ten hoogste 70 m² vloeroppervlakte
per appartement;
3.
groepsaccommodatie;
4.
theeschenkerij;
e.
maatschappelijke
en zorgactiviteiten, waarbij woonzorgeenheden alleen
in het hoofdgebouw mogen worden gerealiseerd;
bewoning van een verblijf
voor recreatieve bewoning en/of huisvesting van seizoenarbeiders;
1.77 ondergeschikte
detailhandel:
detailhandel die qua
oppervlakte en qua gebruik ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit van een
niet-detailhandelsbedrijf en/of instelling, dit is het geval als de oppervlakte
niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het niet-detailhandelsbedrijf
en/of instelling waar de ondergeschikte detailhandel onderdeel van uit maakt,
met dien verstande dat de oppervlakte aan ondergeschikte detailhandel nooit
meer dan 50 m² mag bedragen;
1.78 ondergeschikte
horeca-activiteiten
horeca die qua oppervlakte en
qua gebruik ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit van een niet-horecabedrijf
en/of instelling;
een bouwkundige constructie
van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is
verbonden;
elk bouwwerk, dat een
overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
niet-overdekte rijbaan
voorzien van natuurlijk bodemmateriaal ten behoeve van (hobbymatig)
paardrijden;
een agrarisch bedrijf dat is
gericht op het fokken van paarden en/of pony's, de verkoop van gefokte paarden
en/of pony's, en/of het houden van paarden en/of pony's ten behoeve van de
fokkerij, niet zijnde een paardenhouderij;
een bedrijf, niet zijnde een
agrarisch bedrijf, dat gericht is op het houden, stallen of africhten van paarden
en/of pony's, alsmede de handel in paarden en/of pony's, waar geen manege-activiteiten worden uitgevoerd;
de kleinste bij
totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief
zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
a.
voor
een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
·
de
hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b.
voor
een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg
grenst:
·
de
hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de
bouw;
een integrale methode met
deskundigen op het gebied van welstand, milieu, planologie en landschap,
waarbij een nieuwe ontwikkeling op een zorgvuldige manier, ruimtelijk en
landschappelijk wordt ingepast in samenspraak met de initiatiefnemer;
1.87
productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die
ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het
productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de
productiefunctie;
bewoning van een verblijf als
hoofdverblijf;
het zich beschikbaar stellen
tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
een gebouw dat naar de aard
en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning;
een inrichting, bij welke
ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde,
richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij
het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare
objecten;
1.92 risicogevoelig
bouwwerk c.q. object
een bouwwerk c.q. object als
bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, dat kan worden
aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar
object;
de voor het publiek
toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van
erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in
ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische
massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub,
al dan niet in combinatie met elkaar;
1.94 straat- en
bebouwingsbeeld
de waarde van een gebied in
stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige
bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa
en open ruimte, een goede bouwhoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing
onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die
ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
het seizoen van 15 maart tot
31 oktober;
een gebouw dat als vergroting
van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de
vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch
opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
een stacaravan, trekkershut
of ander recreatief verblijf, welke naar aard en inrichting bestemd is om
duurzaam ter plaatse te blijven en al dan niet direct steun vindt in of op de
grond en daardoor als bouwwerk is aan te merken;
de waarde van een gebied voor
de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van
overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en
uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen
op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
1.99
verkoop van goederen via internet
een vorm van detailhandel,
dat vanuit een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende
mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling
heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
de naar de weg gekeerde gevel
van een gebouw, of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg
gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de
indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
het naar de weg gekeerde deel
van de bouwgrens;
de maximale waarde voor de
geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet
geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
een installatie c.q. bouwwerk
voor het opwekken van elektrisch of thermisch vermogen uit wind, niet zijnde
een kleine windturbine;
een complex van ruimten,
uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
een gebouw, zijnde een
voormalig agrarisch bedrijf, met één woning, dat qua uiterlijke
verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden en minimaal 15 m diep
is;
de waarde van een gebied voor
de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie
liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de
daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of
beperken van hinder;
voormalig agrarisch bedrijf
waar bedrijfsmatig dagbesteding voor mensen met een verstandelijke en/of
lichamelijke handicap, personen met een psychische of sociale hulpvraag en/of
zorgbehoevende ouderen al dan niet in combinatie met overnachtingsmogelijkheden
voor de doelgroepen als zorginstelling wordt geïnitieerd en begeleid.
Bij
toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a.
de
dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het
horizontale vlak;
b.
de
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant
van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen
constructiedeel;
c.
de
inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane
grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en
de buitenzijde van daken en dakkapellen;
d.
de
bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste
punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering
van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de
aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
e.
de
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse
gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op
het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk.
Bij
de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte
bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen,
ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers,
balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de
overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen
niet meer dan 1 m bedraagt.
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
woningen,
al dan niet in combinatie met:
·
ruimte
voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
·
verkoop
van goederen via internet;
b.
aan-
en uitbouwen en bijgebouwen;
c.
trekkershutten,
uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van
wonen - trekkershut";
d.
recreatiewoningen,
uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “recreatiewoning”;
e.
paardenbakken,
met daaraan
ondergeschikt:
f.
speelvoorzieningen;
g.
groenvoorzieningen;
h.
openbare
nutsvoorzieningen;
i.
infrastructurele
voorzieningen;
j.
waterhuishoudkundige
voorzieningen;
k.
sloten
en daarmee gelijk te stellen waterlopen,
met de
daarbij behorende:
l.
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde;
m.
tuinen,
erven en terreinen;
en tevens
voor:
n.
een
windturbine, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding
"windturbine".
a.
Voor
het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
1.
als
hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
2.
het
aantal woningen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 1, dan wel het
aantal aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal
wooneenheden";
3.
de
afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder 3 m
bedragen, dan wel ten minste de bestaande afstand indien deze minder is;
4.
bij
vervangende nieuwbouw mag uitsluitend op de bestaande locatie op het
bouwperceel worden gebouwd;
5.
de
oppervlakte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 150 m², dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte indien
deze meer bedraagt;
6.
de
goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
7.
de
bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 9 m bedragen;
8.
de
dakhelling van een hoofdgebouw mag, niet minder dan 30° en niet meer dan 50°
bedragen;
9.
op
de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen –
geluidgevoelige bebouwing uitgesloten" mogen geen geluidgevoelige functies
worden gebouwd.
b.
Voor
het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij
hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
1.
de
gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, aangebouwde en vrijstaande
bijgebouwen en overkappingen per hoofdgebouw mag niet meer dan 100 m² bedragen, met dien verstande dat wanneer de oppervlakte
van het bouwperceel meer bedraagt dan 500 m² de
gezamenlijke oppervlakte van hoofdgebouw, aan- en uitbouwen, aangebouwde en
vrijstaande bijgebouwen en overkappingen maximaal 300 m²
mag bedragen. Bij de berekening van de oppervlakte van aan- en uitbouwen,
aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen telt de oppervlakte van
omgevingsvergunning vrije bouwwerken niet mee;
2.
de
gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en
overkappingen mag te hoogste 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw
bedragen, met een maximum van 100 m²;
3.
aan-
en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woningen mogen uitsluitend
achter de voorgevelrooilijn van de woning worden gebouwd;
4.
de
goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwd bijgebouwen en overkappingen mag
niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het
hoofdgebouw bedragen;
5.
de
goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 3,5 m
bedragen;
6.
de
bouwhoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen is
tenminste 1 m lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
7.
de
bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 6 m
bedragen;
8.
de
dakhelling van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet minder
dan 15° bedragen, tenzij deze gebouwen plat zijn afgedekt;
9.
de
afstand tussen vrijstaande bijgebouwen onderling en ten opzichte van het
hoofdgebouw met aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet minder
dan 1 m bedragen;
10. op de gronden ter
plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen – geluidgevoelige
bebouwing uitgesloten" mogen geen geluidgevoelige functies worden gebouwd.
c.
Voor
het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:
1.
het
aantal recreatiewoningen mag niet meer dan 1 per aanduidingsvlak
bedragen;
2.
de
goothoogte van een recreatiewoning mag niet meer dan 3 m bedragen;
3.
de
bouwhoogte van een recreatiewoning mag niet meer dan 8 m bedragen;
4.
de
oppervlakte van een recreatiewoning mag niet meer dan 70 m²
bedragen;
5.
de
dakhelling van een recreatiewoning mag niet minder dan 30° en niet meer dan 50°
bedragen.
d.
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1.
de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen, maar als
een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de
weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag de bouwhoogte maximaal 2 m bedragen;
2.
het
bouwen van windturbines is niet toegestaan, met uitzondering van windturbines
ter plaatse van de aanduiding "windturbine", met dien verstande dat
de masthoogte en wiekdiameter niet meer mogen bedragen dan de bestaande
masthoogte en wiekdiameter;
3.
de
bouwhoogte van de andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
5,5 m bedragen.
Burgemeester
en Wethouders kunnen met inachtneming van:
· het straat- en
bebouwingsbeeld;
· de woonsituatie;
· de milieusituatie;
· de verkeersveiligheid;
· de sociale veiligheid;
· de gebruiksmogelijkheden
van de aangrenzende gronden;
· de cultuurhistorische,
landschappelijke en natuurlijke waarden,
nadere eisen
stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd
gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
· het straat- en
bebouwingsbeeld;
· de woonsituatie;
· de milieusituatie;
· de verkeersveiligheid;
· de sociale veiligheid;
· de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
· de cultuurhistorische,
landschappelijke en natuurlijke waarden;
· de archeologische
waarden,
bij een
omgevingsvergunning afwijken van:
a.
het
bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 4, voor
een andere locatie op het bouwperceel van hoofdgebouwen bij vervangende
nieuwbouw;
b.
het
bepaalde in lid 3.2 sub a, onder 6, en
toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot maximaal 7 m.
Tot een
gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt
van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
a.
het
gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van
de bestaande terreinen voor kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:
1.
er
niet meer dan 15 mobiele kampeermiddelen per bestaand terrein voor kleinschalig
kamperen zijn toegestaan; en
2.
de
oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;
3.
het
terrein binnen het bestemmingsvlak dient te worden gesitueerd;
4.
mobiele
kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen
zijn;
5.
vaste
kampeermiddelen niet zijn toegestaan;
a.
het
gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
b.
het
gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor een aan-huis-verbonden
beroep of bedrijf;
c.
het
gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel met uitzondering van de
verkoop van goederen via internet en overige bedrijfs-
en/of de daarvoor benodigde opslagruimte;
d.
het
gebruik van recreatiewoningen voor permanente bewoning;
e.
het
gebruik van de in lid 3.2 onder a. genoemde
hoofdgebouwen een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
uit te oefenen in strijd met de navolgende regels:
1.
ten
hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en
uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m²
mag voor het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
worden aangewend;
2.
alleen
het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningplichtig
of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer
is toegestaan;
3.
detailhandel
is uitsluitend toegestaan voor zover ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het
beroeps- of bedrijfsmatig gebruik;
f. horecabedrijven en
seksinrichtingen zijn niet toegestaan;
g.
het
gebruik van de in lid 3.2 onder a. genoemde
hoofdgebouwen de verkoop van goederen via internet uit te oefenen in strijd met
de navolgende regels:
1.
ten
hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en
uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m²,
mag worden aangewend ten behoeve van de internetverkoop;
2.
alleen
het gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer, is
toegestaan;
3.
er
geen fysiek klantencontact plaatsvindt;
4.
er
geen afhaal van goederen plaatsvindt;
5.
er
ter plaatse geen uitstalling van de koopwaar plaatsvindt;
6.
er
geen reclame-uitingen bij de woning zijn toegestaan;
7.
de
bevoorrading gebeurt in de dagperiode (07:00 - 19:00 uur);
h.
het
gebruik van gronden voor het opslaan, deponeren, lozen of storten van al dan
niet afgedankte, aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken, voorwerpen,
stoffen, producten, machines en voer-, vaar- of vliegtuigen,
dan wel het aanleggen of inrichten van stort- of bergplaatsen daarvoor.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd
gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
· het straat- en
bebouwingsbeeld;
· de woonsituatie;
· de milieusituatie;
· de verkeersveiligheid;
· de sociale veiligheid;
· de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
· de cultuurhistorische,
landschappelijke en natuurlijke waarden,
bij een
omgevingsvergunning afwijken van:
a.
het
bepaalde in lid 3.5 sub a, en toestaan
dat nieuwe terreinen voor kleinschalig kamperen worden opgericht met plaats
voor maximaal 15 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:
1.
de
oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;
2.
het
terrein binnen het bestemmingsvlak dient te worden gesitueerd;
3.
de
afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt
dan 30 m;
4.
de
afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 30 m;
5.
wordt
voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
6.
gebouwen
ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een
oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en
met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 3.2;
7.
mobiele
kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen
zijn;
8.
vaste
kampeermiddelen niet zijn toegestaan;
9.
het
gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in
totaal niet meer mag bedragen dan 20.
b.
het
bepaalde in lid 3.5 sub a, en toestaan
dat nieuwe kleinschalige kampeerterreinen worden opgericht of bestaande
kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 25
mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:
1.
de
oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,75 ha;
2.
het
terrein binnen het bestemmingsvlak dient te worden gesitueerd;
3.
de
afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt
dan 50 m;
4.
de
afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 m;
5.
wordt
voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
6.
gebouwen
ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een
oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en
met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 3.2;
7.
mobiele
kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen
zijn;
8.
vaste
kampeermiddelen niet zijn toegestaan;
9.
het
aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer
mag bedragen dan 20.
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die
eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene bouwregels
Wanneer een
bestaand gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde:
a.
een
grotere goothoogte;
b.
een
grotere bouwhoogte;
c.
een
grotere oppervlakte;
d.
een
grotere dakhelling;
e.
een
kleinere dakhelling,
heeft dan in
de bouwregels in de van toepassing zijnde bestemming is toegestaan, dan mag:
a.
de
goot- en/of bouwhoogte en/of oppervlakte en/of dakhelling ten hoogste de
bestaande goot- en/of bouwhoogte en/of oppervlakte en of dakhelling bedragen;
b.
de
dakhelling ten minste de bestaande dakhelling bedragen.
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
a.
Tot
een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat
afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt
begrepen:
·
het
gebruik van gronden voor het (proef)boren naar schaliegas.
b.
Het
bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het
bestemmingsplan en toestaan dat de voor 'Agrarisch
met waarden - Besloten gebied' en 'Agrarisch
met waarden - Open gebied'
bestemde gronden worden gebruikt voor het realiseren van een paardenbak, met
dien verstande dat:
1.
de
paardenbak direct achter of aansluitend aan een bestaand erf wordt
gerealiseerd;
2.
de
afstand tot de dichtstbijzijnde woning van derden niet minder mag bedragen dan
30 m;
3.
wordt
voorzien in een goede landschappelijke inpassing.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd
gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
·
het
straat- en bebouwingsbeeld;
·
de
woonsituatie;
·
de
milieusituatie;
·
de
verkeersveiligheid;
·
de
sociale veiligheid;
·
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
·
de
cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,
·
bij
een omgevingsvergunning afwijken van:
a.
de
bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan
10% van die maten, afmetingen en percentages;
b.
het
bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de
aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de
verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
c.
het
bepaalde in het plan en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien
een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
d.
het
bepaalde in het plan en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden
verhoogd dan wel gebouwd tot een bouwhoogte van niet meer dan 10 m;
e.
het
bepaalde in het plan en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten
behoeve van antennemasten worden verhoogd dan wel gebouwd tot een bouwhoogte
van niet meer dan 15 m, met dien verstande dat antennemasten uitsluitend op
meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel, dan wel achter het verlengde
daarvan, mogen worden gebouwd;
f. het bepaalde in het
plan en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van
kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van lichtmasten,
antennemasten ten behoeve van mobiele telecommunicatie en/of sirenemasten
worden verhoogd dan wel gebouwd tot een bouwhoogte van niet meer dan 40 m;
g.
het
bepaalde in het plan ten aanzien van de oppervlakte van bouwwerken die op het
tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan en een grotere
oppervlakte hebben dan is toegestaan in de regels, met dien verstande dat bij
vervanging van bouwwerken met een grotere oppervlakte dan is toegestaan in de
regels er ten hoogste 100% van de gesloopte oppervlakte aan bouwwerken mag
worden teruggebouwd en de bouwregels van het overige onverkort van toepassing
blijven;
h.
het
bepaalde in het plan en toestaan dat gebouwen ten behoeve van plaatselijke
verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen worden
verhoogd dan wel gebouwd, mits de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de
maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
i. het bepaalde in het
plan ten aanzien van de dakhelling en toestaan dat afwijkende dakvormen als
mansardedaken, gebogen dakvormen en platte daken worden gerealiseerd;
j. het bepaalde in het
plan ten aanzien van de oppervlakte van aan- en uitbouwen bij woningen,
bedrijfswoningen en toestaan dat de oppervlakte van aan- en uitbouwen ten
behoeve van gehandicapten en mindervaliden wordt
vergroot met niet meer dan 25 m²;
k.
het
bepaalde in het plan ten aanzien van de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en een
aangebouwd bijgebouw en toestaan dat de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en
aangebouwde bijgebouwen bij plat afgedekte hoofdgebouwen bestaande uit 1
bouwlaag ten hoogste gelijk is aan de hoogte van dat hoofdgebouw.
Artikel 8 Algemene procedureregels
Op de
voorbereiding van toepassen van nadere eisen op grond van de Wet ruimtelijke
ordening is de volgende procedure van toepassing:
a.
een
ontwerp-besluit tot nadere eis, waarbij toepassing
wordt gegeven aan het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening, ligt, met
bijhorende stukken, gedurende 2 weken op het gemeentehuis ter inzage;
b.
Burgemeester
en Wethouders maken de terinzagelegging van te voren
in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, op de
gemeentelijke website en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend;
c.
de
bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van
zienswijzen;
d.
gedurende
de in sub a. genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij Burgemeester en
Wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp-besluit
tot nadere eis.
8.2 Afwijken bij omgevingsvergunning
Op de
voorbereiding van een besluit tot afwijking bij een omgevingsvergunning is de
in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht genoemde procedure van toepassing.
Op de
voorbereiding van een besluit tot wijziging is de in de Wet ruimtelijke
ordening genoemde procedure van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
a.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden
krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan,
mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1.
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2.
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd
of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt
gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een
omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk
als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
c.
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar
bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd
zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder
begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
a.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding
van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in
sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig
gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt
verkleind.
c.
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan
voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit
gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d.
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd
was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden
aangehaald als:
“Regels van het
bestemmingsplan Buitengebied Achtkarspelen, wijziging Wyldpaed West 3 te
Twijzelerheide”.
Aldus
vastgesteld in de vergadering van het college van Burgemeester en wethouders
van xx-xx-xxxx