-
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden het plan ter plaatse van de aanduiding “wro-zone – wijzigingsgebied 1” wijzigen in de bestemmingen ‘Maatschappelijk’ en ‘Groen’, met dien verstande dat:
-
de goothoogte van gebouwen voor de maatschappelijke functie niet meer mag bedragen dan 3,5 m;
-
de bouwhoogte van gebouwen voor de maatschappelijke functie niet meer mag bedragen dan 7,5 m;
-
indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat de gevelbelasting ten gevolge van het industrielawaai meer bedraagt, de omgevingsvergunning slechts wordt toegepast in overeenstemming met een vooraf verkregen hogere grenswaarde;
-
er voor er tot wijziging wordt overgegaan een watertoets heeft plaatsgevonden en de resultaten van de watertoets bij het wijzigingsplan worden betrokken;
-
vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ecologisch onderzoek is gedaan met het oog op de Flora- en faunawet en de eventuele noodzakelijke Verklaring van geen bedenking op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in het kader van de Flora- en faunawet is verleend door het bevoegd gezag;
-
de wijzigingsbevoegdheid slechts wordt toegepast indien uit onderzoek is gebleken dat wordt voldaan aan de vigerende normen inzake het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer;
-
er voorafgaand aan de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid op grond van bodemonderzoek inzichtelijk moet zijn gemaakt dat de bodemgesteldheid adequaat is voor de te realiseren functies;
-
de regels van de bestemmingen ‘Maatschappelijk’ en ‘Groen’ voor het overige onverkort van toepassing zijn.
-
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid a is de procedure opgenomen in artikel 13 van toepassing.