HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
het plan:
het Bestemmingsplan Harkema bedrijventerrein De Bosk van de gemeente Achtkarspelen;
-
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0059.BPHabtDeBosk09-OH01 met de bijbehorende regels en de bijlage;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidinggrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
-
aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:
een dienstverlenend beroep of bedrijf, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
-
agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
-
bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
-
beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
-
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
-
dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
-
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
detailhandel in volumineuze goederen:
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde goederen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en naar de aard daarmee gelijk te stellen artikelen;
-
erf:
een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
-
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
-
horecabedrijf:
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
-
kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan; enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
-
kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
-
peil:
1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
- de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
3. Indien in of op het water wordt gebouwd:
- het Nieuw Amsterdams Peil;
-
productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
-
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
-
risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
-
seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
-
uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
-
verkoop van goederen via internet:
een vorm van detailhandel, dat vanuit een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
-
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
-
-
-
grasland;
-
waterlopen,
-
-
-
met de daarbij behorende:
-
-
-
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
-
-
-
3.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruikersregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- het gebruiken of laten gebruiken van gronden als bedoeld in lid 3.1 als standplaats voor kampeermiddelen.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden van Burgemeester en Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het kappen of rooien van opgaand houtgewas.
-
De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor normaal onderhoud en beheer.
-
De onder a bedoelde vergunning mag worden verleend, indien door uitvoering van het werk of de werkzaamheden niet onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarde van de elzensingels en houtwallen.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat de bestemming ter plaatse van de aanduiding “wro-zone - wijzigingsgebied 1” wordt gewijzigd in de bestemmingen ‘Wonen’ en ‘Tuin’ met dien verstande dat:
-
er ten hoogste 1 woning mag worden gebouwd;
-
vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ecologisch onderzoek is gedaan met het oog op de Flora- en faunawet en eventuele noodzakelijke ontheffingen in het kader van deze wet zijn verleend door middel van het afgeven van een verklaring van geen bedenkingen door het bevoegd gezag;
-
de wijzigingsbevoegdheid slechts wordt toegepast indien uit onderzoek is gebleken dat wordt voldaan aan de vigerende normen inzake het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer;
-
de bestemmingsregels van artikel 9 ‘Wonen’ en artikel 6 ‘Tuin’ na wijziging van overeenkomstige toepassing zijn;
-
op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 3.5 is de in artikel 12 genoemde procedure van toepassing.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsbeschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van:
1. bedrijven zoals genoemd in categorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende bijlage 1 Staat van Bedrijven;
2. productiegebonden detailhandel en detailhandel als ondergeschikt bestanddeel van een bedrijf in goederen die qua aard rechtstreeks verband houden met de bedrijfsuitoefening;
3. een bedrijfsverzamelbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsverzamelgebouw';
4. een bouw- en houtbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - bouw- en houtbedrijf”;
5. een constructiebedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf –constructiebedrijf”;
6. een fijnmetaalbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – fijnmetaalbedrijf”;
7. een glaszetbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – glaszetbedrijf”;
8. een klusbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – klusbedrijf”;
9. een loonbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – loonbedrijf”;
10. een metselbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – metselbedrijf”;
11. een montagebedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – montagebedrijf”;
12. een opslag- en transportbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - opslag- en transportbedrijf”;
13. een pluimveevangbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – pluimveevangbedrijf”;
14. een straatmakersbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – straatmakersbedrijf”;
15. een verhuurbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – verhuurbedrijf”;
16. een zeilmakerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – zeilmakerij”;
-
bedrijfswoningen;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
wegen, straten en paden;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van de in lid 4.1, onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
1. een gebouw dient uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
2. de oppervlakte van een bouwperceel mag niet meer dan 2500 m² bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
3. het bebouwingspercentage per bouwvlak mag niet meer dan 70% bedragen, dan wel het bestaande bebouwingspercentage indien deze meer is;
4. de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
5. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 7 m bedragen, dan wel de aangegeven bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte';
6. de dakhelling van een gebouw mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen.
-
Voor het bouwen van de in lid 4.1 onder b en c genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
1. een gebouw dient uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
2. er mag ten hoogste het bestaande aantal bedrijfswoningen worden gebouwd;
3. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 6 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
4. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 11 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
5. de dakhelling van een bedrijfswoning mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen;
6. de oppervlakte van een niet-inpandige bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen of een inpandige bedrijfswoning mag niet meer dan 150 m² bedragen;
7. de goothoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 0,30 boven de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning bedragen;
8. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;
9. de dakhelling van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet minder dan 15° bedragen, tenzij deze gebouwen plat zijn afgedekt.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
2 m bedragen;
2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag buiten het bouwvlak niet meer dan 5,5 m en binnen het bouwvlak niet meer dan 11 m bedragen.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de verkeerssituatie en een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de in lid 4.2 onder c. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 4.2, sub a., onder 2 en toestaan dat de oppervlakte wordt vergroot tot maximaal 3500 m²;
-
het bepaalde in lid 4.2, sub a., onder 5 en toestaan dat de bouwhoogte wordt verhoogd tot maximaal 9 m;
-
het bepaalde in lid 4.2, sub b., onder 1 en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw ten behoeve van de bedrijfswoning buiten het bouwvlak wordt gebouwd, met dien verstande dat:
1. het bijgebouw op meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel, dan wel achter het verlengde daarvan, wordt gebouwd;
2. de oppervlakte van het bijgebouw ten hoogste 50 m² mag bedragen;
3. de goothoogte van het bijgebouw niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
4. de bouwhoogte van het bijgebouw niet meer dan 6 m mag bedragen.
Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op een samenhangend bebouwingsbeeld voorwaarden verbinden aan de afmetingen en situering van het gebouw.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande gebouwen voor bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende bijlage 1 Staat van Bedrijven;
-
het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan bedoeld in lid 4.1 sub a onder 2;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een risicovolle inrichting of een seksinrichting.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 en lid 4.5 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en/of de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 Staat van Bedrijven onder de categorieën 1 en 2.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
-
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat de afmeting, situering en vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd met dien verstande dat:
1. het bouwvlak ten hoogste met 20% wordt vergroot;
2. de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 3 m bedraagt, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
3. de bouwregels voor deze bestemming voor het overige onverkort van toepassing blijven;
-
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat de bestemming ter plaatse van de aanduiding “wro-zone - wijzigingsgebied 2” wordt gewijzigd in de bestemming ‘Sport’ ten behoeve van een sportschool;
-
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat op de gronden ter plaatse van de aanduiding “wro-zone - wijzigingsgebied 3” een bouwvlak of bouwvlakken worden opgenomen, met dien verstande dat:
1. er op de gronden ter plaatse van de aanduiding “wro-zone - wijzigingsgebied 3” ten hoogste 2 bedrijven mogen worden gevestigd;
2. er uitsluitend bedrijven mogen worden gevestigd zoals genoemd in categorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende bijlage 1 Staat van Bedrijven;
3. er per bedrijf ten hoogste één bedrijfswoning mag worden gebouwd;
4. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ecologisch onderzoek is gedaan met het oog op de Flora- en faunawet en eventuele noodzakelijke ontheffingen in het kader van deze wet zijn verleend door middel van het afgeven van een verklaring van geen bedenkingen door het bevoegd gezag;
5. de wijzigingsbevoegdheid slechts wordt toegepast indien uit onderzoek is gebleken dat wordt voldaan aan de vigerende normen inzake het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer;
6. voor het overige de bestemmingsregels van artikel 4 ‘Bedrijf’ na wijziging van overeenkomstige toepassing zijn.
-
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 4.7 is de in artikel 12 genoemde procedure van toepassing.
Artikel 5 Sport - Duivensport
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport – duivensport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de uitoefening van de duivensport;
-
gebouwen ten behoeve van de uitoefening van de duivensport met betrekking tot vliegwedstrijden, met dien verstande dat de gebouwen uitsluitend worden gebruikt als verzamelpunt en inkorflokaal voor wedstrijdduiven,
met de daarbij behorende:
-
wegen en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. de gebouwen dienen uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
2. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de in het bouwvlak aangegeven hoogte bedragen, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer is;
3. de dakhelling van een gebouw mag, met uitzondering van de bestaande plat afgedekte delen, niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
2 m bedragen;
2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de verkeerssituatie en een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de in lid 5.2 onder b. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat de afmeting, situering en vorm van de aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd, met dien verstande dat:
-
het bouwvlak ten hoogste met 20% wordt vergroot;
-
de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 3 m bedraagt, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
-
de bouwregels voor deze bestemming voor het overige onverkort van toepassing blijven;
-
op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 5.4 is de procedure opgenomen in artikel 12 van toepassing.
Artikel 6 Tuin
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen,
met daaraan ondergeschikt:
-
wegen en paden;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen.
6.2 Bouwregels
-
Met uitzondering van erkers (tot een breedte van ten hoogste 50% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw en tot een diepte van ten hoogste 1 m, en een bouwhoogte van ten hoogste 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw) mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Met uitzondering van omgevingsvergunningvrije bouwwerken, geen gebouwen zijnde en vlaggenmasten met een bouwhoogte van niet meer dan 8 m mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2, sub a. voor de bouw en de situering van aan- en uitbouwen en bijgebouwen in hoeksituaties met dien verstande dat:
-
ten hoogste 2,5 m voor de zijgevel van het hoofdgebouw danwel het verlengde daarvan mag worden gebouwd;
-
de afstand ten opzichte van de weg of het openbaar groen niet minder dan 1 m mag bedragen;
-
de bouwregels van de bestemming ‘Wonen’ voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen voor het overige onverkort van toepassing blijven.
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de verkeerssituatie en een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld voorwaarden verbinden aan de afmetingen en situering van aan- en uitbouwen en bijgebouwen.
Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer – verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woonstraten;
-
paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
water,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
-
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
-
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
- de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
Artikel 8 Water
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
waterhuishouding;
-
waterberging;
-
waterlopen,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
8.2 Bouwregels
-
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
-
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
1. op deze gronden mogen geen steigers worden gebouwd;
2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
Artikel 9 Wonen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
-
woningen, al dan niet in combinatie met:
-
- ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
- verkoop van goederen via internet;
-
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen,
-
met de daarbij behorende:
-
-
erven;
-
paden;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
-
9.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
1. als hoofdgebouw dienen uitsluitend woningen te worden gebouwd;
2. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het bestaande aantal;
3. een hoofdgebouw dient uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
4. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,5 m dan wel ten minste de bestaande afstand indien deze minder is;
5. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 6 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
6. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 11 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
7. de dakhelling van een hoofdgebouw mag, met uitzondering van de plat afgedekte delen, niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen.
-
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
1. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen per hoofdgebouw mag niet meer dan 75 m² bedragen, wanneer de gezamenlijke oppervlakte van het bouwperceel en de gronden bestemd als tuin meer is dan 500 m² mag deze oppervlakte ten hoogste 100 m² bedragen. Bij de berekening van de oppervlakte van aan- en uitbouwen en aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen telt de oppervlakte van omgevingsvergunningvrije bouwwerken niet mee;
2. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag ten hoogste 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen, met een maximum van 75 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
3. ten hoogste 50% van het erf buiten het bouwvlak gelegen mag worden bebouwd, dan wel ten hoogste het bestaande percentage indien dit meer is;
4. de goothoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw bedragen; de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 2,5 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien hoger;
5.de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw; de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 6 m bedragen;
6. de dakhelling van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet minder dan 15° bedragen, tenzij deze gebouwen plat zijn afgedekt;
7. de afstand tussen vrijstaande bijgebouwen onderling en ten opzichte van het hoofdgebouw met aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet minder dan 1 m bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
9.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor detailhandel met uitzondering van de verkoop van goederen via internet en overige bedrijfs- en/of de daarvoor benodigde opslagruimte;
-
in de in lid 9.2 onder a. genoemde hoofdgebouwen een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf uit te oefenen in strijd met de onderstaande regels:
a. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m² mag voor het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf worden aangewend;
b. alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer is toegestaan;
c. detailhandel is uitsluitend toegestaan voorzover ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik;
d. horecabedrijven en seksinrichtingen zijn niet toegestaan.
-
vanuit de in lid 9.2 onder a. genoemde hoofdgebouwen de verkoop van goederen via internet uit te oefenen in strijd met de onderstaande regels:
a. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m², mag worden aan gewend ten behoeve van de internetverkoop;
b. alleen het gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer, is toegestaan;
c. er geen fysiek klantencontact plaatsvindt;
d. er ter plaatse geen uitstalling van de koopwaar plaatsvindt;
e. er geen reclame-uitingen bij de woning zijn toegestaan;
f. de bevoorrading gebeurt in de dagperiode (07:00 -19:00 uur).
9.4 Wijzigingsbevoegdheid
-
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat de afmeting, de situering en de vorm van de aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd, met dien verstande dat:
1. de oppervlakte van het bouwvlak van vrijstaande woningen ten hoogste 150 m² mag bedragen;
2. de overige bouwvlakken met ten hoogste 20% mogen worden vergroot;
3. het bouwvlak maximaal 15 m diep is;
4. het bouwvlak op ten minste 2,5 m uit de zijdelingse perceelsgrens blijft, tenzij de bestaande afstand minder is;
5. de diepte van het erf achter het bouwvlak minimaal 5 m bedraagt;
6. de bouwregels voor deze bestemming voor het overige onverkort van toepassing blijven.
-
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat de bestemming ter plaatse van de aanduiding “wro-zone - wijzigingsgebied 4” wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf’ met dien verstande dat:
1. er uitsluitend bedrijven mogen worden gevestigd zoals genoemd in categorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijven;
2. er per bedrijf ten hoogste één bedrijfswoning mag worden gebouwd;
3. de bestemmingsregels van artikel 4 ‘Bedrijf’ na wijziging van overeenkomstige toepassing zijn.
-
op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 9.4 is de in artikel 12 genoemde procedure van toepassing.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
-
de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
-
-
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
-
-
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
-
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden verhoogd dan wel gebouwd tot een bouwhoogte van niet meer dan 10 m;
-
-
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van antennemasten worden verhoogd dan wel gebouwd tot een bouwhoogte van niet meer dan 15 m, met dien verstande dat antennemasten uitsluitend op meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel, dan wel achter het verlengde daarvan, mogen worden gebouwd;
-
-
-
het bepaalde in het plan ten en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van lichtmasten, antennemasten ten behoeve van mobiele telecommunicatie en/of sirenemasten worden verhoogd dan wel gebouwd tot een bouwhoogte van niet meer dan 40 m;
-
-
-
het bepaalde in het plan ten aanzien van de oppervlakte van bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan en een grotere oppervlakte hebben dan is toegestaan in de regels, met dien verstande dat bij vervanging van bouwwerken met een grotere oppervlakte dan is toegestaan in de regels er ten hoogste 60% van de gesloopte oppervlakte aan bouwwerken mag worden teruggebouwd en de bouwregels van het overige onverkort van toepassing blijven;
-
-
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen worden verhoogd dan wel gebouwd, mits de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
-
-
-
het bepaalde in het plan ten aanzien van de dakhelling en toestaan dat afwijkende dakvormen als mansardedaken, gebogen dakvormen en platte daken worden gerealiseerd;
-
-
-
het bepaalde in het plan ten aanzien van de oppervlakte van aan- en uitbouwen bij woningen, dienstwoningen en bedrijfswoningen en toestaan dat de oppervlakte van aan- en uitbouwen ten behoeve van gehandicapten en mindervaliden wordt vergroot met niet meer dan 25 m²;
-
-
-
het bepaalde in het plan ten aanzien van de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw en toestaan dat de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bij plat afgedekte hoofdgebouwen bestaande uit 1 bouwlaag ten hoogste gelijk is aan de hoogte van dat hoofdgebouw;
-
-
-
het bepaalde in het plan in de bestemming ‘Wonen’ ten aanzien van de oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen en toestaan dat de oppervlakte wordt vergroot tot niet meer dan 150 m², met dien verstande dat:
-
1. de gezamenlijke oppervlakte van het bouwperceel en de gronden bestemd als tuin meer dan 1000 m² bedraagt;
2. de oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw niet meer dan 100 m² bedraagt;
3. de regels van de bestemming ‘Wonen’ voor het overige onverkort van toepassing blijven.
Artikel 12 Algemene procedureregels
12.1 Procedure nadere eisen
Op de voorbereiding van het toepassen van nadere eisen op grond de Wet ruimtelijke ordening is de volgende procedure van toepassing:
-
een ontwerp-besluit tot nadere eis , waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening, ligt, met bijhorende stukken, gedurende 2 weken op het gemeentehuis ter inzage;
-
Burgemeester en Wethouders maken de terinzagelegging van te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, op de gemeentelijke website en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend;
-
de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
-
gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp-besluit tot nadere eis.
12.2 Procedure afwijkingsregels
Op de voorbereiding van een besluit tot afwijken bij een omgevingsvergunning is de in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht genoemde procedure van toepassing.
12.3 Procedure wijzigingsregels
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging is de in de Wet ruimtelijke ordening genoemde procedure van toepassing.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
-
-
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
-
13.2 Overgangsrecht gebruik
-
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
-
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
-
-
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
-
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
-
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
‘Regels van het bestemmingsplan Harkema bedrijventerrein De Bosk’.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 9 juni 2011