Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 21 Algemene gebruiksregels
Daar waar een regionale waterkering aanwezig is op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud en herstel van de regionale waterkering.
Artikel 22 Algemene aanduidingsregels
De gronden ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone - leiding" zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming), tevens aangeduid voor het tegengaan van de toename van het aantal verminderd zelfredzame personen en niet zelfredzame personen binnen het invloedsgebied van de gasleiding.
In het invloedsgebied van de gasleiding mogen geen functies tot ontwikkeling worden gebracht die tot gevolg hebben dat het aantal verminderd zelfredzame personen en niet zelfredzame personen binnen het invloedsgebied toeneemt, ten opzichte van het aantal verminderd zelfredzame personen en niet zelfredzame personen die binnen het invloedsgebied aanwezig zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
Onder zelfredzaamheid wordt in het kader van "veiligheidszone - leiding" verstaan: ‘het vermogen om een onveilige ruimte, gebouw of zone zelfstandig te verlaten’.
De mate van zelfredzaamheid wordt bepaald door:
-
de mobiliteit van de persoon;
-
de mate waarin de persoon inzicht heeft in een gevaarlijke situatie;
-
de handelingsbekwaamheid van de persoon bij gevaar.
Artikel 23 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden verhoogd dan wel gebouwd tot een bouwhoogte van niet meer dan 10 m;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van antennemasten worden verhoogd dan wel gebouwd tot een bouwhoogte van niet meer dan 15 m, met dien verstande dat antennemasten uitsluitend op meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel, dan wel achter het verlengde daarvan, mogen worden gebouwd.
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van lichtmasten, antennemasten ten behoeve van mobiele telecommunicatie en/of sirenemasten worden verhoogd dan wel gebouwd tot een bouwhoogte van niet meer dan 40 m;
-
het bepaalde in het plan en aanzien van de oppervlakte van bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan en een grotere oppervlakte hebben dan is toegestaan in de regels, met dien verstande dat bij vervanging van bouwwerken met een grotere oppervlakte dan is toegestaan in de regels er ten hoogste 60% van de gesloopte oppervlakte aan bouwwerken mag worden teruggebouwd en de bouwregels van het overige onverkort van toepassing blijven;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen worden verhoogd dan wel gebouwd, mits de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
-
het bepaalde in het plan ten aanzien van de dakhelling en toestaan dat afwijkende dakvormen als mansardedaken, gebogen dakvormen en platte daken worden gerealiseerd;
-
het bepaalde in het plan ten aanzien van de oppervlakte van aan- en uitbouwen bij woningen, dienstwoningen en bedrijfswoningen en toestaan dat de oppervlakte van aan- en uitbouwen ten behoeve van gehandicapten en mindervaliden wordt vergroot met niet meer dan 25 m²;
-
het bepaalde in het plan ten aanzien van de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw en toestaan dat de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bij plat afgedekte hoofdgebouwen bestaande uit 1 bouwlaag ten hoogste gelijk is aan de hoogte van dat hoofdgebouw;
-
het plan in de bestemmingen ‘Centrum’, ‘Gemengd’ en ‘Wonen’ ten aanzien van de oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen en toestaan dat de oppervlakte wordt vergroot tot niet meer dan 150 m², met dien verstande dat:
-
de gezamenlijke oppervlakte van het bouwperceel en de gronden bestemd als tuin meer dan 1000 m² bedraagt;
-
de oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw niet meer dan 100 m² bedraagt;
-
de regels van de bestemmingen ‘Centrum’, ‘Gemengd’ en ‘Wonen’ voor het overige onverkort van toepassing blijven.
Artikel 24 Algemene wijzigingsregels
-
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden het plan wijzigen in die zin dat binnen de bestemmingen ‘Centrum’, ‘Gemengd’ en ‘Wonen’ het aantal woningen wordt vergroot, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van een woning ten hoogste 150 m² bedraagt;
-
het aantal woningen dient te passen binnen de regionale woningbouwafspraken en de met Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân overeengekomen woningbouwafspraken;
-
de regels van de bestemmingen ‘Centrum’, ‘Gemengd’ en ‘Wonen’ voor het overige onverkort van toepassing blijven.
-
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden ter plaatse van de aanduiding “wro-zone – wijzigingsgebied 2” de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Kantoor’, met dien verstande dat:
-
de begane grondoppervlkate van een kantoorgebouw niet meer mag ebdragen dan 600 m2;
-
het gezamenlijk bebouwd oppervlak binnen het wijzigingsgebied ten behoeve van de kantoorfunctie niet meer mag ebdragen dan 5000 m2;
-
de bebouwing mag worden gerealiseerd met overkluizingen, mits het bestaande paden- en wegenpatroon met openbare ruimten wordt genahdhaafd;
-
overeenstemming met de gemeente moet zijn bereikt ten aanzien van te realiseren parkeervoorzieningen, waarbij de CROW-norm als uitgangspunt wordt gehanteerd voor het aantal te realiseren parkeervoorzieningen;
-
de geluidsbelasting op de gevel ten gevolge van spoorweglawaai niet meer bedraagt dan de wettelijke voorkeursgrenswaarde dan wel in overeenstemming is met een verkregen hogere grenswaarde;
-
dat kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten slecht mogen worden gebouwd, mits:
-
de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht worden genomen;
-
met de toepasselijke richtwaarden en risicoafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden;
-
het groepsrisico wordt afgewogen;
-
voor het overige de regels van de bestemming ‘Kantoor’ als opgenomen als bijlage 2 bij deze regels van overeenkomstige toepassing zijn.
-
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid a en b is de procedure opgenomen in artikel 25 van toepassing.
Artikel 25 Algemene procedureregels
25.1 Nadere eisen
Op de voorbereiding van toepassen van nadere eisen op grond van de Wet ruimtelijke ordening is de volgende procedure van toepassing:
-
een ontwerp-besluit tot nadere eis , waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening, ligt, met bijhorende stukken, gedurende 2 weken op het gemeentehuis ter inzage;
-
Burgemeester en Wethouders maken de terinzagelegging van te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, op de gemeentelijke website en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend;
-
de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
-
gedurende de in sub a. genoemde termijn kunnen belang hebbenden bij Burgemeester en Wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp-besluit tot nadere eis.
25.2 Afwijken bij omgevingsvergunning
Op de voorbereiding van een besluit tot afwijking bij een omgevingsvergunning is de in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht genoemde procedure van toepassing.
25.3 Wijzigingsbevoegdheden
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging is de in de Wet ruimtelijke ordening genoemde procedure van toepassing.